Het Belfort. Jaargang 10
(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 411]
| |||||||||||
Splitvezel enz.Een enkel woordje naar aanleiding van de terechtwijzing van mijn oud-leeraar. Euvel neem ik ze niet op; toch wordt hierbij een en ander gezegd, dat me minder bevalt: ‘Multatuli was in 't Nederlandsch nogal flink te been - wellicht minder dan H.M. en sommige hooggeleerden’. Ik meen, dat dit prikje mijn oud-leeraar minder eer aandoet, want iemand, die Nederlandsch schrijft zooals hij, kan zich grootmoedig toonen, zelfs al werd bewezen, dat hij zich aan een enkelen flater bezondigt. Als het verder ‘kleingeestig’ is Splitvezel te bespreken, dan is reder aanmerking, 'tzij op gebroken potten, 'tzij op plecht, 'tzij op wat anders ook kleingeestig en dan blijft me niets anders over dan de pen neer te leggen, alhoewel de Hr. Micheels op 't einde van zijn artikeltje, dat heel wat milder is dan het begin, mijn streven toch waardeert. Men moest toch taalfeiten kunnen bespreken zonder dat personen er onmiddellijk bitter om worden. Mijn oud-leeraar zelf wijst me op een paar uitdrukkingen, die ik verkeerd zou gebruikt hebben, ik mag het gaarne lijden, dat hij die aanmerkingen maakt als het hem toeschijnt, dat ze gegrond zijn; doch zonder er bitter om te worden, moet ik hem zeggen, dat hij me niet overtuigt; scheppen heeft iets concreets tot voorwerp; maar engelen, heel etherische wezens, loutere geesten, voor velen louter producten van de verbeelding, zijn volgens een ander opvatting toch schepselen Gods; ik geloof dat woorden wel iets concreter zijn. Voor te rade gaan met regels zou de Hr. M. me gaarne hooren zeggen: zich aan voorschrijften onderwerpen; doch ik wil hem doen opmerken, dat die uitdrukking niet weergeeft, wat ik bedoel; de laatste uitdrukking sluit in, dat men aan de voorschriften gedacht heeft en ze zelfbewust naleeft. Bij 't scheppenGa naar voetnoot(1) van een nieuw woord breekt men zich niet altijd het hoofd met de vraag of het naar den eisch van het taalergen gevormd is; het klankbeeld is in den geest ontstaan vooraleer men zich de vraag gesteld heeft: deugt het? 't Is gewoonlijk maar na zijn ontstaan dat men de degelijkheid er van aan regels gaat toetsen. Doet men dat nu in 't geheel niet, dan kan 't zeer wel gebeuren, dat het woord in strijd met het taaleigen gevormd is. Regels sluiten een aanwijzing, een raad in. Bij splitvezel wou 'k juist uitdrukken, dat de regels niet ‘geraadpleegd’ werden; raadplegen is met iemand of iets te rade gaan; ik meende, dat ik mijn gedachte volkomen goed uitdrukte door te zeggen: met de regels te rade gaan. Men zegt immers onberispelijk: met de boeken te rade gaan, d.i. nagaan wat aanwijzing de boeken geven; met het | |||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||
gezond verstand te rade gaan luisteren naar den raad van het gezond verstand; streng analogisch zerik: met de regels te rade gaan. naslaan, wat die regels voorschrijven, en houd het er voor, dat ik het goed gezegd heb, want ik zou moeilijk een adaequater uitdrukking voor mijn gedachte vinden. Toch acht ik de aanmerking van mijn oud-leeraar in 't geheel met kleingeestig; ik vind alleen, dat ze te subjectief is en moet hem doen opmerken, dat indien ik op die wijze taalpolitie oefende, ik een zeer gevaarlijk pad zou betreden. Wien zou ik overtuigen? Daarom ga ik zoo weinig subjectief mogelijk te werk en bespreek taalfeiten, waarbij nagenoeg afdoende bewijzen zijn bij te brengen, 'tzij logische bewijzen, 'tzij bewijzen ontleend aan vast, algemeen gebruik. Dat zelfs die bewijzen niet altijd overtuigen, bewijst hoe weinig critische scherpte de Vlaamsche blik nog op taalgebied heeft. Splitvezel. Niet de Hr Micheels, Multatuli riep 't woord in 't leven. Die zonde bedreef mijn oud-leeraar dus niet en wie met den meester onder de meesters faalt, vindt in de oogen van velen licht verschooning voor zijn vergrijp. Waar bezigt Multatuli dat woord? 't Is genoeg dat de Hr. M. ons zegt, dat hij 't bezigt, opdat wij hem gelooven Maar de wetenschap heeft haar eischen en wil men, dat taalpolitie eenige wetenschappelijke waarde hebbe, dan blijft die vraag van belang. Wetenschap heeft zich niet eens aan dogma's gestoord. Taalpolitie kan zich niet stooren aan 't dognia van Multatuli's onfeilbaarheid, als men dat zou willen verkondigen De Hr. M. heeft daarom getracht 't woord te verantwoorden door te wijzen op 't bestaan van splitten; zonder 't Volled. Wdb. d. Nedl. T. door Kuipers te raadplegen, kon ik me van dat bestaan wel overtuigen, daar ik 't woord bijna overal kon vinden en 't ook gevonden heb vóór ik mijne aanmerking schreef; dat heeft me niet weerhouden, want 't bestaan van splitten doet niets af. Bij 't vormen van nieuwe woorden, gaat de taal analogisch te werk; analogie is de groote stuwende kracht in de ontwikkeling van de taal; ze handelt met blinde consequentie en blijft het met zich zelf alleen dan niet eens, wanneer ander krachten storend optreden. Onze taal heeft nu samenstellingen met den werkwoordelijken stam splijt, ander met het naamwoord split We hebben:
Met den werkw. stam vinden we naamwoorden die aanduiden:
Met het naamw. vinden we samenstellingen, die dingen noemen nader door 't eerste lid bepaald. Is dat niet door en door duidelijk? Spreekt daaruit niet ons taaleigen met hoorbaren klank? En waar splijtbout (een bout om te splijten) en splitbout (een bout met een split) naast elkaar bestaan, is 't daar niet alsof de taal ons met zelfbewustzijn haar wil het kennen: met split zullen alleen naamwoorden gevormd worden, waarin dat naamwoordelijk lid een tweede nader bepaalt, namen van handelende wezens of van voorwerpen waarmee de handeling van splyten verricht wordt, zullen met den werkwoordelijken stam samengesteld worden? Men kan er op aangaan, dat indien de spraakmakende gemeente behoefte gevoelde aan nieuwe | |||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||
woorden van de een of de ander soort, dat ze dan, onbewust gedreven door de stuwende kracht van de analogie, in 't eerste geval woorden met split en in 't tweede ander met splijt zou vormen. De Heer Micheels zou me aan 't twijfelen gebracht hebben, had hij één voorbeeld aangehaald van een woord uit de werkelijk levende taal, een wezenlijke schepping van de spraakmakende gemeente, waarin split een we kwoordelijke stam en met een zelfst. naamw zou geweest zijn. Dan had ik moeten erkennen · de spraakmakende gemeente heeft hier zich zelf verloochend. Maar, wanneer nu niet de spraakmakende gemeente maar een individu behoefte gevoelt aan een woord van den aard van die, welke ons bezighouden, zal hij dan de logische consequentie verloochenen van de analogie, die we konden waarnemen of zal hij hulde brengen aan het taaleigen en zich naar den kennelijken wil er van gediagen? Dit laatste zal hij doen als hij met onverstandig die logische harmonie verbreken wil, die wij hebben opgemerkt. Hij zal daarom spieken van een splijtvezel met des te meer grond dat de levende taal voor 'tzelfde begrip al de woonden splijtmijt, splytpenning bezigt en met splitmijt, splitpenning. Door aan de taal splitvezel in dezelfde opvatting op te dringen, zou hij haar een zeer slechten dienst bewijzen, want dan zou splitbout, b.v. synomem worden met splijthout en toch houdt de taal deze uiteenloopende begrippen door een verschillend klankbeeld zeer wel uit elkaan Behoeden. Hierbij wordt me gevraagd, waar de uitdrukking het vee behoeden gangbare munt is. De Hr. Micheels stelle deze vraag aan Van Dale. i.v. behoeden: het vee op eene bepaalde plaats laten grazen, ook aan Kramers, i.v. behoeden: faire páturer, mettie, faire manger le bétail dans... Deze weide mag niet behoed worden, il est défendu de faire pâturer le bétail dans ce pré. - Ik ben omzichtig genoeg om niets uit de lucht te grijpen. Warten Hier heeft mijn oud-leeraar me kwalijk begrepen. Ik beweer in 't geheel niet, dat men in 't Duitsch zegt das Vieh warten Mijne bedoeling was, dat het woord garder, guarder etymologisch 'tzelfde is als D. warten (vgl. war, warren, guerre; wasschen, gâcher; weede, guède; weerwolf, (loup) garou). Opvolgenlijk. Opeenvolgend zou de Hr. Micheels voortrekken boven achtereenvolgend in plaats van de gewraakte uitdrukking Weer 'n subjectief oordeel. ‘Men vindt,’ zegt de Hr. M. ‘Opeenvolgende verkiezingen, opeenvolgende overstroomingen enz.’ Inderdaad. Doch men vindt in 't Wdb. b.v. ook: ‘Achtereenvolgende rampen, ongelukken, verliezen, slagen, koortsen.. De achtereenvolgende opstanden in Frankrijk, Belgie en Polen brachten Europa in rep en roer.’ Het Wdb. zal wel een nogal vertrouwbare gids zijn. Men leze tot vergelijking, 't art. achtereenvolgend in 't Wdb. en ook achtervolgens, aanm. Onderbreken = interrompre. Het belieft den Hr. Micheels me te noemen scherpziende censor, aan wien niets ontgaat. Heel vleiend voor me. Hij meent, dat onderbreken me echter ontgaan is. Toch niet. Maar onderbreken is inderdaad een bok van belang, die dagelijks geschoten wordt, zoo dat hij meer verdient dan terloops vermeld te worden. Hij krijgt daarom wel eens eene afzonderlijke behandeling.
H. Meert. Brussel. |
|