Vrs, 744-745. |
Vrs. 744-747. |
|
Aldus teneghe wijf machtu leren |
Dusdanige vrouw kunt gij onderrichten, en naar uw hand zetten; want zij was niet toevertrouwd aan, noch geplaatst op een slechte school. |
Ende om dine vingher keren; |
|
Want dese en was niet bevolen |
|
Noch gheset ter quader scolen. |
|
Selen. - Naast ‘zullen’ komen ook voor de vormen: selen, sellen, sillen, sallen enz.
Nemmee. - Nemmeer, met meer.
Vernoy. - Verdriet (Fr. ennui).
Verdriet. - Angst, onrust, verdrietelijkheid.
Vollec. - Terstond, dadelijk.
Ter doot waert. - ‘Waert’, geplaatst achter een door ‘te’ geregeerd woord, geeft een nadere aanduiding van de richting; zoo komt in plaats van ons ‘huiswaarts’ thuuswert’ voor.
Dachvaert. - Dagreize, zoover als men op éen dag reizen kan (Kil: iter unius dier).
Hets. - Het is.
Hen es. - Het en es - het is met.
Benic bout. - Ben ik bout, van ‘bout sijn’, koen zijn, zeggen durven.
Quiten sine scout. - Zijn schuld afdoen.
Herde wel. - Herde geeft aan het er bij behoorend adject. of adverb. een versterkte beteekenis.
Dattu. - Door assimilatie wordt de d van ‘du’ gelijk gemaakt aan de voorafgaande t. levenals ‘dattu’ voor ‘dat du’ staat, staat ook ‘mettien’ voor ‘met dien’, te gelijk daarmeê, i.e. terstond.
Jonge doet. - Vroegtijdige dood.
Outheit. - Heeft de beteekenis van ouderdom.
Quade tonghen. - Kwade (kwaadsprekende) tongen, lasteraars.
Saen. - Spoedig; het engelsche ‘soon’.
Te quatste weert trecken. - In het slechtste licht plaatsen. Zie snb. ‘ter doot waert’.
Droeven doen. - Bedroefd maken.
Inne. - Ic ne.
Peinse. - (Fr. penser, lat. pensare, wegen) - overwegen, bedenken, betrachten.
Bedwange. - Beteugeling; de zin van dezen regel is: ‘lastertongen kan men toch met bedwingen’ of gelijk men wel zegt: ‘voor een gelddiet kunt gij sluiten, maar voor een eerdief niet.’
Onghebreidelt. - Toomloos; breidel of bril wordt aangebracht op den neus van een stier, om het beest tegen te gaan in zijn moedwil. Over Alva's ‘bril’ zie men mijn ‘Mozaiek Tegels’ - uitg. H. Kemink te Utrecht 1892, - pag. 145, en lette men op de schilderij van Michel van Coxie den Vlaamschen Raphael († 1592).