| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Wat een werkman lijden kan. - De Geesel onzer dagen.
Ziedaar twee nieuwe verhalen van den heer Honoré Staes, de gunstig gekende schrijver van de De Soldaten in Christus, Het Duivelshuwelijk en Verstooten geluk.
Wat een werkman lijden kan is een verhaal voor het volk en een goed verhaal, goed opgevat, goed geschreven. Een verhaal voor het volk, en tevens uit het volk. De held toch is een arme metserdiender, die de zwaarste beproevingen te onderstaan heeft door de ziekte van zijn vrouw en zijn eigen verminking toen hij van de stelling was gevallen De plaag der kwaadsprekerij, die zooveel haat en lijden sticht onder kleinen als onder grooten, wordt op meesterlijke wijze in de moeial-achtige Wanna, de gerokte profeet en raadgever van de werkmansbuurt, verpersoonlijkt. Doch de arme metsersdiender is door zijn diep gevoel van eerlijkheid, een ware held, en na de smartelijke spanning waarin het verhaal van zijn lijden den lezer gebracht heeft, is het eene ware ontlasting de luimige bladzijden te mogen lezen in dewelke, aan het slot van het boekje, de gelukkige ontknooping wordt geschetst. Het portret van M. Verdonck, den weldoener, is een waardigen tegenhanger van de figuur van Wanna de kwaadspreekster.
Wat een werkman lijden kan is aldus eene uitgebreide novelle, die iedereen, tot welken stand hij behoort, met genoegen zal ter hand nemen. De schrijver heeft ze blijkbaar voor het publiek bestemd waaruit hij zijn held gekozen heeft; en het is dan ook daar dat ze met de meeste gretigheid en tevens met het meeste nut zal gelezen worden.
Wat De Geesel onzer dagen betreft, ziehier hoe de eerw. heer V. Huys, de schrijver van Baekeland, het boek inleidt bij het Vlaamsche volk:
‘De lange avondstonden zijn daar, en met dien tijd van 't jaar zijn er voor vele huisgezinnen verdrietige uren op handen.
Eene allerbeste zaak is het een middel te vinden om die avondstonden te verkorten, nog een beter ze aangenaam en nuttig te maken
Maar hoe?
Te lande bijzonderlijk is dit moeilijk. 't Werk op de akkers en in de stallingen is gedaan, en, t' huis gekomen, vindt men niet anders dan een koutertje rond den heerd. Maar 't is altijd hetzelfde en na korte weken hoort men uit alle monden, en bijzonderlijk uit deze van dienstboden en groote kinderen: “Die verdrietige lange avondstonden!”
Er is een middel, een goede, een voordeelige, een aangename, 't zijn de goede lezingen.
“Maar wat gelezen?” zegt men.
In den ouden tijd, 't waren de levens der Heiligen, de gekende en verspreide schoolboeken. Maar dit is nu de goesting van den dag niet meer.
En zwemt den stroom tegen!
Aangenaam tijdverdrijf dus kan men den burger en landbouwer voor zijne kinderen en werkvolk verschaffen, door hun een schoon boek aan te wijzen, aantrekkelijk en eenvoudig geschreven, gemakkelijk, om door een kind des huizes, 's avonds rond den heerd voorgelezen te worden.
Boeken zijn er genoeg, maar weinig zulke.
| |
| |
Zij moeten uit vloeiende pennen komen, eenvoudig en in plat vlaamsch, en..... moet het gezegd zijn?.... met zedelessen doormengeld zijn, en door de historie zelve, die zij vertellen, kinderen en werkvolk den haat inprenten van hetgeen in onze dagen bijzonderlijk het ongeluk is der familien, en de kinderen uit de huizen trekt en houdt.
Zij moeten - die boeken - goedkoop zijn, en eenieder wel aanstaan; 't een of het ander kwaad dat de familie en het huishouden schade toebrengt, tegenspreken en laken
Er is ons over eenige dagen een boek in handen gevallen, die wij met veel gretigheid hebben gelezen.
In eene aantrekkelijke historie, in goede Vlaamsche taal geschreven, ziet men er de rampzalige gevolgen in van het slecht gezelschap, en voornamelijk van den diank, dien de schrijver, heer Honoré Staes, met reden de Geesel onzer dagen noemt.
Het verhaal is zoo boeiend, dat het schier onmogelijk is de lezing te staken, als men er aan begonnen heeft.
Het werk zal ongetwijfeld het grootste goed stichten, en wat ons betreft wij bevelen het grootelijks aan het vlaamsch lezende volk, verzekerd zijnde, dat het lezen van dit boek krachtig zal medehelpen om den Vlamingen eenen afkeer in te boezemen van dien drank, dien Conscience met reden eene Uitvinding des Duivels noemde.’
Wat een werkman lijden kan kost fr. 0,75 en De Geesel onzer dagen fr. 2,00. Beide werken zijn te verkrijgen bij den uitgever Callewaert te Yper, bij alle boekhandelaars en bij den schrijver, onderwijzer te Zele.
Afrika, drama in vijf bedrijven en in verzen door Ridder Edouard Descamps. Bekroond in den internationalen letterkundigen prijskamp voor het beste werk over de slavernij in Afrika. - Voor het Nederlandsch tooneel overgedicht door M.J.A. van Droogenbroeck der Kon. Vlaamsche Academie. Gent, A. Stffer. 1895. Prijs fr. 2,50.
Het Fransch bekroonde drama van Ridder Descamps zoude bezwaarlijk een Vlaamschen vertolker hebben kunnen vinden, beter voor zijn moeilijke taak berekend dan de heer van Droogenbroeck, een der keurigste, - en voor wat de techniek aangaat zeker wel de keurigste, - onder onze Zuidnederlandsche dichters.
Over het stuk van Hoogleeraar Descamps is zeer veel geschreven geworden doch daar wij alleen de bewerking van den heer van Droogenbroeck lazen, kunnen wij enkel vaststellen dat - wat schikking en inhoud betreft - het stuk van den heer Descamps met uitnemend veel zorg bewerkt is, en blijk geeft van gewetensvolle studie, dat wij geen twijfel koesteren nopens zijn levendigen bijval bij eene opvoering, en niettegenstaande het vatbaar zou kunnen zijn voor machtiger dichtersbezieling, dat menig tooneel ons diep geroerd heeft.
De taak was zwaar, ieder zal dit erkennen, om in dramatischen vorm het roemrijke beschavingswerk voor te stellen, waaraan onze Koning zijn naam gehecht heeft.
Wij zijn overtuigd dat de Vlaamsche bewerking boven het oorspron- | |
| |
kelijke staat, ook omdat de vertolker, in het laatste bedrijf, zich enkele wijzigingen in den gang van het stuk heeft veroorloofd. Wij drukken den wensch uit dat deze oproep ten voordeele van een verheven beschavingswerk, - dit toch is Afrika in de allereerste plaats, - den bijval moge hebben welken het verdient. De keurige stoffelijke uitvoering, laat ons dit ten slotte er nog bijvoegen, strekt den drukker-uitgever tot eer.
Leusen ende spreucken die op muren en uithangborden te lezen staan in Oud-Antwerpen.
Even als van de Cluyten zijn er van dit belangrijk en zeldzaam boekje eenige exemplaren ontsnapt aan den brand in Oud Antwerpen. Ziehier hoe Seger Die Blauvoet in de voorrede het boekje aanbiedt:
‘Aen den Vriendelycken lezer,
Om dieswille dat het veel wercks heeft gekost ende sich vele doorluchtige herssenrycke gheesten gepynd hebben om de koddige, snaeksche ende oock ernstige opschriften te versinnen ende te schryven die nu te lesen staen op de uithang-borden, en binnen in de huizen van die stadt van “Oud Antwerpen”, soo hebben wy gesorgd dat sy niet verloren en gingen.
Daerom hebben wy die cierlyke bloempjes, die geestighe rymeryen en wonderbaere inventien by een versameld. ende hebben ze in claeren druck voor redereen verstaenbaer gemaeckt en alzoo aen den vergetelheyt onttrocken
Ontfangt en leest dan deze met soo vroolyken zin ende hert, als dezelve opgeschreven ende medegedeelt worden.’
Even als de Cluyten is deze curieuse verzameling van Vlaamsche spreuken en opschriften te koop bij den heer A. Siffer, te Gent. Prijs fr 0,50.
Graaf Unterwalden of eene treurige bladzijde uit de geschiedenis van den Poolschen opstand, door Petrus Bergmans. - Turnhout, drukkerij Beersmans-Pleek.
Met diepe aandoening hebben wij dit verhaal gelezen. Eenvoudig van trant en zoo natuurlijk als roerend van toon, levert het een verheugend bewijs dat Conscience navolgers heeft, welke naar hun beste vermogen en met goeden uitslag er naar streven goede, aangename, veredelende boeken aan ons volk te bezorgen. Den schrijver van Graaf Unterwalden kan waarschijnlijk geen lofspraak gebracht worden die hem meer voldoening schenkt; en laat het ons herhalen, ten volle is zij verdiend. En de wijze waarop hij vertelt is wel die welke het meest van aard is om te bevallen aan het volkspubliek waartoe hij zich richt. Geen nuttelooze omhaal van geleerdheid; sobere maar kernachtige en schilderachtige beschrijvingen, waar het past; voor het overige, zoo min ingewikkeld mogelijk het verhaal van de hoofdgebeurtenissen, het schilderen van de aangrijpendste toestanden, zoodat de lezer geroerd is en aangegrepen wordt en de heele geschiedenis met onverzwakte belangstelling leest tot het einde toe. De lotgevallen van
| |
| |
Graaf Unterwalden, die als aanleider van Poolsche opstandelingen gevangen wordt genomen, door gewetenlooze rechters tot levenslange ballingschap naar Siberie wordt verwezen en zijne bevrijding na lange rampvolle jaren, dit alles vormt de kern van het verhaal. Het volk leest gaarne van heldendaden, en zulke verhalen zijn gezonde kost omdat ze louterend werken op de gemoederen van jong en oud, geestdrift opwekken, geestdrift aanvren. Graaf Unterwalden, dat een boerend boek is zonder op den titel van letterkundig meesterstuk ook in het minste aanspraak te willen maken, is daarenboven geschreven met eene kennis van onze taal die menigen jongen schrijver tot voorbeeld zoude mogen strekken. Redens genoeg, dunkt ons, om ten slotte het boek nog eens warm aan te bevelen als volkslectuur, en om den schrijver ervan - een werkman, zegt men - hartelijk geluk te wenschen en toe te juichen.
Kanselstoffen. - De 1e aflevering ‘Eeuwige Waarheden’ der kanselstoffen door Z.E.H. Kanunnik Daems der abdij van Tongerloo is verschenen. Prijs fr. 1,50.
De kanselstoffen, zooals het bericht der 1e aflevering bekend maakt, zullen, verdeeld in zeven reeksen, verschijnen in afleveringen, waarvan er vier een boekdeel uitmaken.
I. Eeuwige waarheden. II. Zondagspreeken. III. Vereering Onzes Heeren J.-C. IV. Mariavereering. V. Heiligenvereering. VI. Gelegenheidspreeken. VI. Mengelingen.
Wie Daems noemt, noemt een' kunstenaar Rijm en onrijm, zoowel als het gesproken en geschreven woord, toonen hoe vloerend, hoe sierlijk, hoe machtig en innemend hij is op het gebied onzer Nederlandsche taal.
Lees zijne Luit en Fluit, en gij zult bekennen, dat hij dichter is. Lees zijn Lijdend Hart van Jezus, en gij zult overtuigd zijn, dat hij de grootste waarheden van onzen godsdtenst in juiste bewoordingen weet voor te stellen. Luister naar zijn gemoedelijk woord, vooral sprekende tot het volk: een echt redenaar zult gij uitroepen.
Het zal de lezers van het ‘Belfort’ derhalve niet verwonderen de Kanselstoffen ten warmste te hooten aanprijzen.
Wie de gewijde welsprekendheid wil beoefenen, ga bij kan. Daems ter schole. - Zijne Kanselstoffen zijn immers een onmisbaar leerboek.
Jaarboek van het Davids-Fonds voor 1895. - Leuven, drukkerij van Karel Peeters, 1895.
Zooals naar gewoonte bevat het Jaarboek voor 1895 een officieel gedeelte (standregelen; verslagen van het Algemeen Bestuur en van de Afdeelingsbesturen; enz.) en een letterkundig gedeelte Met uitsluiting van een gedichtje, onderteekend D., en van eene korte bijdrage: ‘Of de Franschen in 1792 ten onzent welkom waren’, onderteekend Th. S(evens), treft men in dit letterkundig gedeelte slechts vertalingen aan: eene verhandeling uit het Hoogduitsch over de jenever, en een paar overgezette verhalen. Men zal evenwel erkennen dat de eerstgemelde hoogst belangrijk
| |
| |
is, en dat de twee verhalen, al laat de vertaling hier en daar wat te wenschen over, den lezer in de hoogste mate boeien.
Het Jaarboek is opgeluisterd door het portret van Lambert van Ryswyck, en bevat verder de levensbeschrijving van den betreuiden afgevaardigde der provincie Antwerpen bij het algemeen bestuur. Hetgeen wij ook met genoegen in het boek gelezen hebben is het verslag over het feest ter eere van den zeer eerw. heer kanunnik Martens, in 1894 te Sint-Nicolaas gehouden.
Handelingen van het Nederlandsch Congres te Arnhem.
Wel wat laat, doch beter laat dan nooit komen wij aan de Lezers van het Belfort deze uitgave aanbevelen.
Met groote belangstelling hebben wij er de redevoeringen, de voordrachten en de verhandelingen in gelezen welke op het Congres uitgesproken en voorgediagen zijn geweest. Vele dier studien zijn waarlijk gewichtig en zeer wetenswaardig.
Het boek is uitgegeven door P. Gouda-Quint te Arnhem en het kost 5 frank.
Koninkl. Vl. Academie. - Zitting van 17 April: Mededeeling door den heer Génard eener bijdrage over de samenstelling en de benaming der gilden van Antwerpen, bewerkt door Jos. Dechan. Het stuk zal overgedrukt worden in de Verslagen.
Dr. De Vos bespreekt de verslagen over het Nederlandsch Woordenboek - verslagen, opgemaakt door hem en de heeren Coopman en Obrie - en ziet met spijt dat zij niet worden openbaar gemaakt.
De Commissie, gelast met candidaten voor te stellen voor de plaats van buitenlandsch eerelid, opengevallen door het overlijden van den heer Nuyens, wordt samengesteld uit de heeren Claeys, de Flou en Obrie.
Het voorstel om de benaming ‘Vlaamsche taal’ voortaan te vervangen door de benaming van ‘Nederlandsche taal’ in het onderwijs, alsmede in de stukken uitgaande van de Regeering, wordt verzonden naar de vereenigde sectien, die hiervoor in de volgende maand zullen vergaderen.
De verschenen aflevering der Verslagen en Mededeelingen bevat naast het procesverbaal der zit'ingen, Bibliographische aanteekeningen van de heeren De Ceuleneer en Obrie, het gedicht van E. Hiel Meesters-Zangers, het eerste gedeelte van het Verslag by de Koninklijke Vlaamsche Academie ingediend, houdende beschrijving der handschriften in Engeland onderzoeht op last van het Belgisch Staatsbestuur, door de heeren H de Flou en Edw. Gailliard.
Het is merkwaardig wat al schriften in onze taal daar voorhanden zijn. De twee afgevaardigden onderzochten, in den korten tijd dat zij daar aan 't werk waren, honderd handschriften, waarvan er 89 beschreven en geexcerpeerd en 3 andere met reeds bekende teksten werden vergeleken.
| |
| |
De 92 handschriften bevatten onder ander: bijbelteksten, evangehen, getijdenboeken, reisverhalen, dicht- en prozastukken, brieven, gesprekboeken, alchimie, geneeskunde, historische schriften.
Ook andere verzamelingen dan die van het Britisch Museum, werden bezocht, ook deze bevatten eenige handschriften, die den druk waardig gekeurd werden. Het werk van MM. de Flou en Gailhard is voortreffelijk samengesteld en zal de gids zijn voor vele geleerden die na hen opsporingen in Engeland zullen doen.
Davidsfonds. - Dezer dagen zal aan de inschrijvers gezonden worden een werk van Th. Sevens over de maatschappelijke zaak en in Juli een bundel gezangen, alsmede een boek over de hoenderteelt door den eerw. heer Van Speybroeck.
Op 28 April had er in de afdeeling van Aarschot een tooneelen letterkundig avondfeest plaats; De zeer eerw. heer Kanunnik J. Muyldermans voerde er het woord, en het tooneelstukje ‘In het jaar éen der Socialtsten’ werd er ten berde gevoerd.
Donderdag 16 Mei om 12 ure voormiddag in de Halle te Leuven, algemeene jaarlijksche vergadering van het Davidsfonds.
Dagorde.
1o | Verslag van den heer de Potter, algemeenen secretaris. |
2o | Stemming over de rekeningen van 1894 en de begrooting van 1895. |
3o | Bespreking der voorstellen welke vóór 5 Mei schriftelijk zullen zijn ingeleverd. |
XXIIIe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres. - Eenige dagen geleden deed in de Vlaamsche pers een bericht de ronde, dat het XXIIIe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, dat dit jaar te Antwerpen zou gehouden worden, tot het volgende jaar is verdaagd wegens..... de drukte, die de verkiezingen voor den Gemeenteraad zullen veroorzaken.
In vele Vlaamsche kringen heeft dit bericht eene groote ontstemming teweeggebracht. In de eerste plaats vroeg men zich af wat de verkiezingen voor den Gemeenteraad, die eerst in November zullen plaats hebben, kunnen te maken hebben met een Congres, dat in Augustus wordt gehouden. Of leven misschien dit jaar de Antwerpenaars nog enkel voor de gemeenteverkiezingen? En wat blijft er nu over van die lyrische ontboezemingen, waarin Pol De Mont op het Arnhemsch Congres zijn uit naam van Burgemeester en Wethouders der stad Antwe pen gedane voorstel tot het houden aldaar van het XXIIIe Congies voordroeg? De Antwerpsche heeren kunnen zich thans niet met het inrichten van een Congres bezighouden: al hun tijd wordt door het voorbereiden der gemeentekiezing in beslag genomen. Maar wie besliste nu eigenlijk oppermachtig dat het Congres dit jaar niet zou doorgaan: heeft men er wel eens over gedacht eene vergadering van letterkundigen te houden om over dat punt te beraadslagen? Of hebben misschien een paar heeren dat zoo maar op
| |
| |
eigen houtje beslist? Voor de Vlamingen, die niet in de geheimen der hooge Antwerpsche politiek ingewijd zijn, zou het zeer belangrijk zijn op al die vragen een antwoord te bekomen. Het blijkt zelfs niet dat men getracht heeft eene regelingscommissie te vormen en daar valt nu op eens het bericht uit de lucht dat men besloten heeft het Congres tot het volgende jaar te verdagen.
Er is meer: zelts indien eene regelingscommissie was tot stand gekomen, dan nog zou de vraag rijzen of zij wel bevoegd was tot het nemen van een dergelijk besluit. De bestendige commissie alleen had het recht den tijd te bepalen, waarop het Congres zou plaats hebben: dat blijkt uit de gedachtenwisseling, die hierover tusschen den Voorzitter en Prof. Jan ten Brink aan het einde der laatste algemeene vergadering ontstond. (Zie Handelingen van het XXIIc Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, blz. 340-341). Wij vragen dus of de Bestendige Commissie over het al of niet houden van het Congres in 1895 heeft beraadslaagd en, zoo ja - wat we echter op zeer ernstige gronden meenen te mogen betwijfelen - waarom zij niet vroeger haar besluit liet kennen. Indien Antwerpen onwillig was om zijne verbintenis na te komen, of indien het de onmogelijkheid inzag iets degelijks tot stand te brengen, dan had eene andere stad, Gent bijvoorbeeld, waar het XXIe Congres zoo schitterend slaagde, de zaak kunnen in handen nemen.
K.
Nederlandsche letterkunde. - Ziehier hoe Dr. Schaepman, in eene voordracht te Utrecht, eene paralle trekt tusschen de Nederlandsche letterkunde en die der andere landen, (getrokken uit het Volkbelang).
Dr Schaepman stelde in zijne enthousiatische rede de Nederlandsche dichters in hunne waarde tegenover de vreemde. Hij zou met Potgieter de vraag willen stellen, of onze letterkundige producten niet hooger gewaardeerd, met meer geeestdrift zouden bejegend zijn, wanneer zij geschreven waren in eene andere taal, die zich op uitgestrekter gebied beweegt. Zouden wij onzen Hooft, onzen Vondel niet met recht kunnen stellen naast dichters als Racine en Corneille? Durft ge beweren, vraagt hij, dat eene rei uit den Lucifer minder hoog staat dan eene uit de Athalie? Is er in dien tijd gespierder proza geschreven dan dat der Nederlandsche Historien?
In Engeland zwaait in dien tijd de groote meester der poezie - Shakespeare - den tooverstaf, doch nergens vindt men dien adel van karakter, welke den dichter van den Lucifer en der Altaargeheimenissen kenmerkt.
In Duitschland is in dien tijd van literatuur geen sprake.
Gij zult tot mij wellicht de vraag richten of ik de vergelijking aandurf ook tusschen de nieuwe lettervruchten van vreemden bodem en de onze. Welk Nederlandsch dichter moet dan gesteld worden tegenover Goethe? Ik blijf vermetel en het lust mij vermetel te zijn. Niemand heeft Goethe meer genoten in al zijne dichterlijke bekoorlijk- | |
| |
heden dan ik, maar waar men in hem diepte, warmte, gloed, vaderlandsliefde gaat zoeken, moet hij in waarachtig dichterlijk gevoel verre ten achter staan bij de dichterlijke bezieling van een Bilderdijk, hij moge nog zoo geklaagd hebben over zijne talrijke verkoudheden, kleine huiselijke onaangenaamheden, kachelpijpen die niet trekken wilden, enz., nog zoo lijden aan ziekelijke prikkelbaarheid, een gevolg zijner zwakke gezondheid. Bilderdijk's figuur rijst voor ons op als die van een echten heros, zooals hij dien zelf zoo waar en treffend heeft geschilderd, een reuzengestalte, die wist waar zijne kracht lag, maar ook voor welke kracht hij had te burgen. In Goethe missen wij die vaderlandsliefde en kunnen wij het slechts betreuren, dat hij tot eigen en anderer vermaak zijn West-Oestlichen Divan dichtte, toen op de wallen van Jena de kanonnen bulderden, ten teeken dat het vaderland in gevaar was.
Er is een ander Nederlandsch dichter, wiens werken men door het gebruik van zwaar papter en groote letters tot drie deelen heeft kunnen uitbreiden. En toch zijne werken mogen gering in aantal zijn! zij mogen met het volste recht op eene lijn gesteld worden met het machtigste werk ‘Légende des Siècles’ van zijn Franschen tijdgenoot Victor Hugo.
De Fransche dichter moge meer snaren op zijne lier hebben, in mannelijke fierheid, diepte van gedachten, bedrevenheid van boetseerende kunst, vindt hij in Da Costa zijn meesteer. Da Costa's lied klinkt even fier, even hoog als de onsterfelijke zangen aan den grooten Napoleon of den Triomfboog gewijd. En ook onze jongeren, zij zijn verder dan alle symbolisten der wereld, en kunnen gerust de vergelijking met het buitenland doorstaan.
Woordenboek der Nederlandsche Taal, gesticht door M. de Vries en L.A te Winkel, thans onder redactie van P.J. Cosijn, A. Kluyver, A. Beets, J.W. Muller en W.L. de Vieese.
Ziehier het zakelijke van een omzendbrief door den uitgever van het Woordenboek rondgestuurd.
In de meeste landen van Europa heeft men vroeger of later in deze eeuw de behoefte gevoeld aan een Woordenboek, waarin niet alleen het hedendaagsch gebruik wordt beschieven, maar waarin ook de geschiedenis van elk woord zoo goed mogelijk wordt medegedeeld. Gelijk in andere historische wetenschappen was het ook in dit opzicht Duitschland dat voorging; in 1856 zag de eerste aflevering van het Woordenboek der gebroeders Grimm het licht. De Dictionnaire van Littié verscheen tusschen 1860 en 1870, en reeds is men, sinds 1890, in Frankrijk alweder aan een tweede historisch Woordenboek begonnon, dat van Hatzfeld en Darmesteter. Niet eerder dan 1884 kwam het eerste deel van Muriay's Dictionary uit, en maar kort geleden heeft de Zweedsche Academie een soortgelijken arbeid ondernomen; de eerste aflevering van haar Ordbok is van 1893. En Nederland, wel verie van achter te blijven, is met het door De Vries aangevangen Woordenboek der Nederlandsche Taal onder de eerste landen geweest, die het voorbeeld der Grimm's hebben gevolgd.
Het is genoeg bekend hoe de Redactie van het Nederlandsch
| |
| |
Woordenboek in den beginne niet voorspoedig is geweest, maar sedert in 1888 eenige vereerders van de Vries zich tot eene Commissie van Bijstand hebben vereenigd, zijn betere tijden aangebroken, want aan de krachtige hulp dier Commissie is het te danken, dat thans vier Redacteurs zich uitsluitend aan de bewerking van het Woordenboek wijden. Dat van de drie-en-zestig afleveringen, die tot nog toe in het geheel zijn verschenen, er sedert 1888 alleen vijf-en-twintig het licht hebben gezien, is ten opzichte van dien verbeterden toestand een sprekend feit, hetwelk tevens grond geeft om te hopen dat, blijven de omstandigheden gelijk, jaarlijks vijf afleveringen zullen kunnen verschijnen, en zelfs het uitkomen van zes afleveringen in één jaar niet volstrekt onmogelijk behoeft te heeten.
Op dit tijdstip, nu zij de onafgebroken voorzetting van het Woordenboek verzekerd durven achten, maar nu zij tevens, dank zij vooral de meet geregelde bewerking gedurende het laatste zestal jaren, op enkele geheel voltooide onderdeelen daarvan wijzen kunnen, stellen de uitgevers zich voor dat een beroep op het publiek de, onder den tragen voortgang begrijpelijkerwijze verflauwde belangstelling, weder zal kunnen doen opleven. Zij wenden zich derhalve, uit den aard der zaak, in de eerste plaats tot allen wier studien of wier werkkring een degelijk historisch en omschrijvend Woordenboek der Nederlandsche Taal onmispaar maakt, tot hoogleeraren, leeraren, onderwijzers, studenten, tot alle beoefenaars dus van het Nederlandsch in den engeren zin, en óók tot den ruimen kring der Germanisten of van alle meer of minder wetenschappelijke beoefenaars van onverschillig welke der Germaansche talen, voor wie het Nederlandsch in eenig opzicht van belang kan wezen, hetzij als een gewichtig Germaansch dialect, hetzij als eene meer nauw verwante taal, hetzij als de taal der oorspronkelijke kolonisten, waarin dus Hoog- en Nederduitschers, Skandinaviers, Engelschen, Amerikanen en Zuidafrikanen begrepen zijn In de tweede plaats richten zij zich tot de talrijke klassen van vakgeleerden als b.v. de juristen, voor wie de wèlomschrevene beteekenis van een niettechnisch woord vaak zoo bijzonder van gewicht is, en ten slotte tot zoovelen in Noord- en Zuid-Nederland als er ongetwijfeld hartelijk belang stellen in de kennis der gemeenschappelijke Moedertaal, maar die - misschien alleen door onbekendheid met den eigenlijken aard van het boek of uit welke andere oorzaken ook - tot heden nog niet gevonden worden op de lijst der Inteekenaars, met de stellige verwachting dat er ook onder dezen niet weinigen zullen worden aangetroffen, die voortaan gaarne aan dit (immers ook voor Vlaamsch-Belgie) nationale werk hunnen steun willen verleenen.
Tot heden is van het Woordenbroek verschenen: Eerste deel (A-Ajuin), met Inleiding enz - Tweede deel, Afl. 1-6 (Akant-Band), - Derde deel, Afl. 1-4 (B-Bosch). - Vierde deel (G-Gitzwart). - Vijfde deel, Afl. 1-7 (Glaasje-Grootachtbaar) - Tiende deel (O-Oorlam). - Elfde deel, Afl. 1 (Ooit-Oorlogspantser), tegen. den prijs van f 54.775 in (63) losse afleveringen, of f 61.375 zooveel mogelijk gebonden.
Daar voor velen deze prijs een beletsel is om het werk aan te schaffen, wenschen de uitgevers aan dat bezwaar te gemoet te komen door den aankoop gemakkelijket te maken.
Tot wederopzeggens toe zijn zij bereid alles wat tot heden is verschenen te leveren voor:
Vijf en twintig Gulden (53 franken), in afleveringen, of Dertig Gulden (63.50 franken), voor zooveel mogelijk gebonden.
| |
| |
Plaatsnamen. - In een vorig nummer hebben wij gemeld dat de door de Regeering aangestelde Commissie voor het vaststellen der plaatsnamen in Belgie, haar werk aan den heer Minister van Binnenlandsche Zaken had overhandigd, en dat deze den arbeid der Commissie ten onderzoeke had gezonden aan de Commission centrale de statistique.
Men verlangt te weten (schrijft ons een Inschrijver uit Antwerpen) tot hoe verre gemelde Commissie bevoegdheid heeft om een werk, gegrond op oudheid-, geschied, taal- en volkskunde, te beoordeelen; indien ja - dan deed de Regeering kwalijk, eene Commissie te benoemen die minder dan de Commission centrale tot het bewuste werk in staat was, immers dan had men deze zelve den arbeid moeten opdragen; indien neen - dan begrijpt men die verzending in geenen deele. - Men is benieuwd om het oordeel der Commission centrale te vernemen, mannen vooral samengroepen tot het opeenstapelen van allerlet cijfers over allerlet dingen, maar, beweert men, leeken op het uitgebreid wetenschappelijk gebied, dat bij de studie over plaatsnamen dient in het oog gehouden te worden.
Prijs van Rome. - De jury, gelast met de beoordeeling van den dubbelen prijskamp voor de samenstelling van een gedicht in het Vlaamsch en een in het Fransch, bestemd om in muziek gesteld te worden voor den muzikalen wedstrijd voor 1895, gezegd Prijs van Rome, is samengesteld uit de heeren Benoit, Gevaert, Samuel, Fétis, Rooses, P. Willems en A. Snieders.
Plan van Gent. - Door den heer Heins, te Gent, zal geteekend en te Brussel uitgegeven worden het groot (oudste) plan dezer stad, dagteekenende van 1534 en reeds eenmaal op veel kleinere schaal, doch uiterst gebrekkig, herteekend en gegraveerd door wijlen Onghena, voor de laatste uitgave der Historie van Belgis, van M. van Vaernewijck. De nieuwe uitgave zal geschieden in 9 platen, ter grootte van het origineel, en gekleurd. Het is een zwaar, moeilijk werk, dat door al de liefhebbers der Gentsche oudheden ten beste onthaald zal worden.
Onderscheiding. - De heeren Gevaert, bestuurder van het Conservatorium te Brussel, en Juliaan De Vriendt, kunstschilder, zijn benoemd tot leden van de Koninklijke Academie van Schoone kunsten te Berlijn.
† Camille Doucet, levenslange secretaris der Fransche Academie, te Parijs.
† G Docx, toezichter van het gymnastisch onderwijs in Belgie en schrijver van verscheidene werken over gymnastiek.
† Pierre Zaccone. Fransche romanschrijver.
† Xavier de Ruel (Luik) oudheidkundige en schrijver van gewaardeerde romans en studien over kunst en wetenschap.
|
|