| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Symphonien en andere gedichten, door Emanuel Hiel, werkend lid der Kon. Vlaamsche Academie. - Gent, drukkerij A. Siffer. 1894. Prijs: fr. 3,00.
Deze nieuwe en lijvige bundel van den vruchtbaren Dendermondschen dichter, is van zeer afwisselenden inhoud en levert eene groote verscherdenheid op. Cantaten, symphomen, liederen en liedjes wisselen er af in bonte wemeling. Doch wanneer men het boek uit heeft, en men eenige oogenblikken lang de indrukken verzamelt welke van de lezing bijgebleven zijn, merkt men al spoedig dat Hiel in de eerste plaats een dichter is van liederen, en dat het - niettegenstaande de onbetwistbaar groote verdiensten van zijne andere gedichten, zij mogen dan ook behooren tot het lyrische vak en symphonien betiteld worden of cantaten zijn, - dat het in zijne liederen is dat hij het volkomenst en natuurlijkst zijn gemoed weet uit te storten en zijne bezieling lucht te geven.
Alles, hoedanigheden en gebreken, heeft bij Hiel iets eigenaardigs, iets persoonlijks. Waarom zouden wij zijn gebreken gaan loochenen, wanneer ze toch algemeen erkend worden en kunnen verschoond worden door te wijzen op den Duitschen invloed dien Hiel, meer dan wie ook onder onze Vlaamsche dichters, ondergaan heeft. Soms worden schoone gedichten door een zweem naar pathos ontsierd. Maar daarentegen treft men bij geen onzer dichters eene zoo hooge mate van zangerigheid aan, zoo dat men wel mag zeggen dat Hiel's liederen muziek zijn.
De bundel waarover wij handelen bevat twee liederenkransen, waaronder zich stukjes bevinden welke behooren tot het allerbeste wat uit Hiel's pen is gevloeid. Het eerste heeft voor titel Durmeliederen, het tweede is een cyclus liefdegezangen. Bloemeken. Frischheid is het kenmerk van de Durmeliederen; warm gevoel spreekt uit Bloemeken. Indien het niet geheel en al overbodig was door bewijzen te willen staven dat Hiel een uitstekende dichter is, dan zou ons slechts een enkel ding bezwaar opleveren: de moeilijkheid om te kiezen tusschen zooveel schoons. Wij vertrouwen dat de lezer ons zal willen op ons woord gelooven, en dat door den bijval van dezen nieuwen bundel de zanger zal mogen aangespoord worden om de uitgave voort te zetten van de talrijke dichtstukken, waarvan aan het slot van deze Symphonien aangekondigd wordt dat ze eerlang in het licht zullen gegeven worden.
Ziehier verder hoe een bevoegd letterkundige Hiel beoordeelt, ter gelegenheid van dezen nieuwen bundel, die, in 't voorbijgaan gezegd, ook een pereltje is in opzicht van stoffelijke verzorging:
| |
| |
Men mag Hiel aanschouwen als een der grootste hedendaagsche lyriekers. Dit bewezen de geleerdste critiekers van Duitschland, Engeland en Frankrijk, en nog beter de talrijke toondichters die op Hiel's scheppingen werkten, waaronder de Meesters F.A. Gevaert, Peter Benoit, Gustaaf Huberti, K. Miry, Nicolai, Adolf Samuel. Franz Servais, Richard Hol, Antheunis, Flor. Van Duyse, Franz Andelhoff, Van Gheluwe, Van den Eede, Edward Gortebeeck, Willem en Joost de Mol, Deswert, Alfred Tilman, Dumon, Fagel, Paul Gilson, de Boeck, enz. Veischeidene zijner gedichten werden vertaald in het Fransch, het Hoogduitsch, het Engelsch, het Italiaansch, het Spaansch, enz. Met recht roemde hem de heer Omer Wattez één der populairste onzer dichters. Laat er ons nu bijvoegen, dat men een aantal zijner gedichten in het Russisch vertaalt, en dat weldra De Lucifer, getoondicht door Peter Benoit en De Laatste Zonnestraal, getoondicht door Gustaaf Huberti, te Moscou en te Sint-Petersburg zullen opgevoerd worden.
In zijn nieuwen bundel overheerscht weer zijn meesterlijk lyrism Het werk is, met de welwillende toestemming, aan Hare Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid, Maria Hendrika, Koninginne der Belgen, opgedragen.
Wordt de Dichter geliefd en gevierd, hij dient ook in zijne werking ondersteund te worden. Wij durven dan ook hopen dat deze uitgave een ruim debret zal vinden en zoo wel moge gelukken als die van de Monodramen en andere gedichten.
Simon de Toovenaar, door Karel Quaedvlieg. - Hasselt, St.-Quitinus-drukkerij, 1894. Prijs: fr. 2,00.
De eerste indruk dien deze epische verzenbundel maakt is die van zeer verzorgd. Zeer verzorgd: dit spreken tot u het handige formaat, de nette letter, de keurigheid van de heele stoffelijke uitvoering. Zeer verzorgd: dit gevoelt men ook bij het lezen van die regelmatige, aan al de klassische voorschriften beantwoordende hexameters waarmede de bundel aanvangt. De hexameter, - eene maat eilaas waar niet ik alleen toch zulken hekel aan heb! - wordt van tijd tot tijd door andere maten onderbroken Gewoonlijk kortere, natuurlijk. Doch ook wel eens langere, en omdat dit in 't geheel niet meer zoo natuurlijk is, daar de hexameter gewoonlijk als de logste en langste onzer Vlaamsche dichtmaten wordt beschouwd, schrijf ik er als specrmen een paar over. Op bl. 21 leest men toch in een aanspraak van Simon Magus.
O, stervelingen, 'k voer tot u 't veropenbarend woord,
Aan u verkondig ik de waarheid, edel volk aanhoort:
Twee hoofdbeginsels zijn er, zonder einde noch begin,
Van hen zijn alle geesten uitgegaan. Als een gewin
Zijn herden uit derzelfden stam en aan elkaar gelijk...
En op dien toon en in die maat gaat het voort. Er zit overigens in deze zevenveeters even zoo wernig poezie als in de zesvoeters welke men b.v. op bl. 19 aar treft
| |
| |
De leer van Simon was een mengsel van Boudhismus,
't Esoterismus van Egypte en 't Platonismus
Van Alexandrie, gepaard aan 't dwaalbegrip
Des persiaanschen zend's. De joodsche struikelklip
Aaneengeschakeld met de vele godenstelling,
Bracht 't twijflend menschdom op een duizelige helling.
En we vinden het zeer jammer dat een dichtstuk, dat blijk geeft van zooveel studie en zooveel zorg, en van werkelijk talent, door bladzijden ontsierd is, zooals deze waaruit wij deze berde zoo prozaische uittreksels afschrijven.
Want niettegenstaande de schoone gedeelten welke talrijk voorkomen in de achttien zangen van het uitgebreide gedicht, hebben dergelijke beschouwende of niet zonder gerektherd beschrijvende bladzijden voor gevolg dat de aandacht vermoerd geraakt, dat men den draad van het verhaal uit het oog verliest, dat men verstompt wordt en ongevoelig en onbekwaam om de schoone gedeelten te genieten.
‘Het gedicht,’ werd terecht opgemerkt in het Boekennieuws van Het Vlaamsche Volk, ‘maalt den strijd van het opkomend christendom tegen de wreedherd en de schandige driften van het herdendom, ondersteund door de listen van Satan. In dit opzicht mag het vergeleken worden met Weber's Dreizchn Linden, waarin ons de zegepraal van Christus' liefdeleer op het Noordsche herdendom zoo treffend geschilderd wordt. Weber's heldenzang is meer menschelijk, die van Quaedvlieg meer bovennatuurlijk, dat is te zeggen meer goddelijk en vooral meer durvelsch.’
De beoordeeling van Het Vlaamsche Volk, met haar lof en hare critiek, tieden wij in het algemeen bij. Wij wenschen den dichter geluk, om de stoutmoedigheid waarmede hij zijn zware taak heeft aangedurfd en volbracht, het hangt van hem af, dat hij rang neme onder onze goede dichters, en dit op eene enkele voorwaarde, dat hij namelijk zijn geesteskinderen minder met het welgevallig oog eens vaders dan met den gestiengen blik eens criticus zoude beschouwen vooraleer ze in het licht te zenden. Alle bombast, alle holklinkende woorden en volzinnen, die bij ontleding niets zeggen, onbarmhartig van kant gelaten en gezorgd dat steeds eene leidende gedachte al de onderdeelen van het werk aaneensnoere en verbinde. Doch het zoude ons spijten met zulke bemerking onze beoordeeling te besluiten. Wij wenschen dat deze een gunstigen indruk make, want het gewrocht verdient het ten volle. Om de talrijke schoonheden en de verheven tooneelen welke het bevat, weze dan ook ons laatste woord de uitdrukking van onze gelukwenschen tot den schrijver.
Ja dit gewrocht mag als eene gebeuitenis gerekend worden in de geschiedenis onzer letterkunde, en om te bewijzen dat dit oordeel het oordeel is van anderen ook, schrijven wij hier een uittreksel af uit het Fondsenblad dat Simon de Toovenaar zelfs een heldendicht noemt:
‘Prachtige tooneelen, op vele plaatsen in even prachtige verzen geschetst. Doch niet altijd is de verhevene poëtische toon volgehouden, soms vervalt hij tot platherd en alledaagschheid, iets wat niet de minste verwondering baren moet als men den grooten omvang van het ontwerp in aanmerking neemt.
| |
| |
Wij wenschen den heer Quaedvlieg den bijval toe dien zijn werk, dat van belezenheid en hoog dichterlijk talent getuigt, ten volle waardig is. Behalve de boeiende tafereelen in den verhalenden trant geschreven, zal men er ook op zichzelve staande lierzangen in aantreffen, welke onder de beste voortbrengsels onzer hedendaagsche dichters verdienen gerangschikt te worden.
Onder deze behoort een “lofzang aan de zon”, alsook “aan God”,
Hij, die deze en dergelijke strofen maken kan, is voorzeker den naam van dichter overwaardig. Zijn werk zal dan ook - ondanks eenige onvolmaaktheden - zijne dichterfaam voor goed vestigen.’
De Vakvereenigingen, door Th. Coremans. - Antwerpen, drukkerij gebroeders Bellemans, Eiermerkt, 12. Prijs: fr. 0,25.
Ofschoon de hier aangedurde stof reeds in menigvuldige boeken, tijdschriften enz. behandeld werd, zal dit werksken nog ware diensten bewijzen.
Wel is waar, over de natuur en het bestaanrecht der vakvereenigingen, over de oude gilden en hunne afschaffing, over de noodzakelijkheid van nieuwe, op onzen tijd aangepaste vakbonden, worden hier weinig versche gedachten te berde gebracht. Doch wat daarover moet geweten worden, is hier zoo bondig en klaar samengevat dat de verhandeling als een kostbaar handboek gelden mag. Het is bijna een catechismus, maar minder droog en mat. De schrijver heeft aan zijne van aard ernstige stof genoeg kleur en verf weten te geven om de lezing aangenaam te maken.
In de laatste hoofdstukken geeft de verveerdiger vooral bewijzen van eigen denken en praktisch doorzicht. Hij past er zijne grondbeginselen toe op de Antwerpsche toestanden en toont hoe zelfstandige vakbonden zich rond de bestaande Vrede's moeten scharen. De katholieke volksvrienden der Scheidestad zullen zeker de wenken van hunnen onderpastoor verstaan en naar weerde schatten. De waarheid is hier des te meer indringend dat zij, naar ons oordeel, met zooveel bescheidenheid als scherpzinnigheid wordt voorgesfeld.
Ofschoon Antwerpsch vooral in de laatste hoofdstukken, is het boeksken toch ook Belgisch. De toestanden toch zijn in andere steden zóó verschillig niet. Daarom zal het, mutatis mutandis, overal als een wijze raadgever welkom zijn. Dit gunstig onthaal wenschen wij den schrijver van herte.
Manuel d'antiquités homériques devant servir principalement à l'étude de l'Iliade, par l'abbé Gravez - Leuven, Ch. Peeters. Prijs: fr. 1,50.
Dit werkje van 115 bladz. zal zeker zijn nut bijbrengen in de colleges, en elders ook bij de personen welke een juist begrip begeeren te hebben over zekere zaken van de Grieksche oudheid
Het geeft kortbondig doch klaar uitleggingen over alles wat in Homeros besproken en verhandeld wordt. koningdom, adel, volk,
| |
| |
godsdienst, recht, oorlog enz. enz., en natuurlijk zal die kennis niet weinig bijdragen om aan de studenten den tekst begrijpelijk te maken Warm zij het aanbevolen aan leeraars en scholieren.
Oefening der volmaaktheid voor alle christene geloovigen volgens den H. Alphonsus de Liguori, door Pater Saint-Omer, Redemptorist, uit het Fransch vertaald door P.J.-A. Mievis, Priester der zelfde Congregatie. 2 boekdeelen in-12o, elk van ruim 400 bladz. Prijs: in percaal gebonden, rood op sneê, fr. 2,50; franco per post, fr. 2,75. - St.-Truiden, J. Leenen.
Meest al de boeken die over de volmaaktheid handelen zijn slechts voor zekere klasse van personen geschreven, en gewoonlijk voor priesters en religieuzen.
Men heeft het voordeelig geoordeeld eene verhandeling uit te geven, die dienstig zij voor de geloovigen van alle standen, en gedacht, dat dit werk gunstig zou aanvaard worden, omdat het uitsluitend getrokken is uit de werken van den H. Alphonsus.
Reeds lang vroegen de godvrnchtige zielen een werk dat het kort begrip der leering van den grooten Kerkleeraar zou wezen en hun het merg zou aanbieden van al wat zijne schriften het meest gepast bevatten, om de zielen te onderwijzen, te troosten en te heiligen.
De priesters, zielzorgers en bestierders van congregatien, zullen er eene overvloedige en degelijke stof in vinden voor hunne onderrichtingen en conferentien; de kloosterlingen een kostbaar handboek voor hunne geestelijke lezingen, en de geloovigen eene gemakkelijke en zekere opleiding tot hunne eeuwige zaligheid.
Zijne Eminentie de Kardinaal Dechamps, zaliger gedachtenis, en Monseigneur Rutten, Groot-Vicaris van Luik, beoordeelden het werk op de waardeerenste wijze.
De Geestelijkheid van Antwerpen in 1798-99, naar oorspronkelijke oorkonden door A. Thys. - Antwerpen, Kennes. Prijs: fr. 2,00.
Hoe meer men de geschiedenis doorgrondt en documenten verzamelt, hoe gruwelijker ons de wreedheden der Fransche overheersching op het einde der vorige eeuw in het licht gesteld worden.
Het merkwaardig werk van den heer Thys is vol met bewijsstukken over het revolutronnair orkaan dat in die heillooze tijden over België gierde. De Fransche omwenteling heeft al hare beloften laten protesteeren en in plaats van de vrijheid bracht zij de afschuwelijkste tyrannij mede.
Tegen 8972 Belgische priesters werd er deportatiebevel gegeven en meest al stierven gedurende de reis of wel te Cayenne zelf. De heer Thys deelt omstandig de lotgevallen mede der Antwerpsche geestelijken, alsook de dood van den revolutionnair Roché in de hoofdkerk met een hamer door een onbekend gebleven moordenaar den kop ingeslagen, en het schielijk overlijden van den priester Housen op het oogenblik dat hij het proces-verbaal teekende van zijnen eed van getrouwheid aan de Constitutie van het jaar III.
| |
| |
In het oud bisdom van Mechelen waren er op 1550 priesters 177 beeedigden, waarvan 70 hunnen eed herriepen. Antwerpen zelf leverde er 17.
Ten slotte, een belangwekkend boek vol wetenswaardigheden gesteund op handvesten en oorkonden.
Gedenkschriften van den Oudheidkundigen Kring der stad en des voormaligen Lands van Dendermonde, 2e reeks, 5e deel. 1894.
Een der ijvervolste kringen onzes lands, die zich toeleggen op oudheid- en geschiedkunde, is voorzeker die der stad Dendermonde Geregeld zet hij zijne werkzaamheden en uitgaven voort, en dat beide niet zonder belang te noemen zijn, bewijst, onder meer, het laatst verschenen deel zijner Gedenkschriften.
Dat behelst: Des biens et de la propriété d'après les coutumes, par P. de Croos, avocat, zeer lezenswaardige bijdrage tot de kennis van den grondeigendom, in betrekking met het leenrecht en de voormalige costumen. - De collegiale Kerk van Dendermonde, geschieden bouwkundige studie, door P. de Maesschalck. - Inventaire des pièces d'artillerie existant à Termonde en 1686, door Al. Pinchart. - Charles de Smet, ancien président du tribunal de 1re instance à Termonde, par A.B. - De vrijheerlijkheid van Moorsel, Gevergem en Wieze, en hare costumen, door J. Broeckaert. De oude manier van rechtsplegen, de rechten en plichten der gerechtsofficieren, alles wat over de oefening der justitie in genoemde heerlijke bezitting te melden is, wordt hier bondig en klaar beschreven. - Dendermondiana, door J. Broeckaert, behelzende mededeelingen over velerlei wetenswaardige zaken, met betrekking tot Dendermonde. - Over de twee schilderijen van A. van Dyck, te Dendermonde, en over de Zwarte Zusters, aldaar, door J Broeckaert. - Notice sur trois carreaux émaillés trouvés à Termonde, par P. de Maesschalck. - Over het karakter en de zeden der Dendermondenaars. - Le château des Espagnols à Termonde, par A.B.
Zooals uit deze opgave blijkt, heeft elke weetgierige lezer hier zijn gading: kunst, letterkunde, historie, oudheid, zede- en beschavingsgeschiedenis enz. Het welgedrukte boek behelst 415 bl. in-8o.
Davids-Fonds. Hoofdbestuur. - In zijne zitting van 28 dezer, te Brussel gehouden onder voorzitterschap van den heer P. Willems, heeft het Hoofdbestuur besloten:
Twee nieuwgestichte afdeelingen te erkennen, de eerste te Pervijze, de tweede te Namen;
middelen te beproeven om zekere Oost-Vlaandersche afdeelingen, die schijnen te rusten op hunne lauweren, tot meerdere werkzaamheid aan te sporen;
ten nutte van de talrijke inschrijvers op den buiten, een boek uit te geven, opgesteld door den eerw. heer van Speybrouck, over de Hoenderteelt;
| |
| |
in 1897 een werk te verspreiden van den eerw. heer Martens, over de Electriciteit;
insgelijks tot nut der landbouwende klas een boek uit te geven, over de Bieenteelt, opgesteld door den eerw. heer van Emelen;
een hulpgeld van 1,000 fr. te verleenen voor het standbeeld, op te richten aan dichter Ledeganck, te Eekloo.
De rekening over 1894 sluit met een merkelijk bom. Een gedeelte daarvan zal bij het reservefonds worden gevoegd, om in 1898 op eene alleszins waardige wijze de honderdste verjaring te vieren van den Boerenkrijg.
Einde Augustus of begin September zal het Davids-Fonds te Brugge een driedaagsch letter- en toonkundig feest vieren.
Het Hoofdbestuur koestert de hoop, dat de prijskamp voor novellen, eindigende op 1 October 1895, een aantal aantrekkelijke verhalen zal opleveren.
Davids-Fonds. Vlaamsche liederen. - Ter pers: Een bundel Vlaamsche liederen, die door het Davids-Fonds worden uitgegeven.
Wat het letterkundig gedeelte aangaat, zijn de liederen ofwel vertalingen van beroemde dichters van Duitschland, ofwel oorspronkelijke stukken, beide door onze beste Vlaamsche dichters vervaardigd.
Voor het toonkundig gedeelte heeft men eene keus uit de edelste, de schoonste gewrochten uit het Duitsch repertorium; zij dragen den naam van Mozart, von Beethoven, Schubert, Weber, Mendelsohn, Schumann, Gluck enz.
Deze liederen zijn vooral geschikt om op concerten te worden gezongen; enkele dragen den stempel van het volkslied; alle zijn gemakkelijk van uitvoering en daarom ook zullen zij bij onze kunstminnende Vlaamsche bevolking welkom zijn.
Het werk wordt gedrukt in-8o, het zal een honderdtal bladzijden behelzen en tegen geringen prijze verkrijgbaar zijn.
Uilenspiegel. - Geheel het land wordt overstrooid met het prospectus eener ‘geiliustreerde’ uitgave, getiteld: De legende en de heldhaftige, vroolijke en roemrijke daden van Uilenspiegel en Lamme Goedzak in Vlaanderenland en elders. Men noemt dit: ‘het meesterwerk van den Belgischen schrijver Charles de Coster’.
‘Iedereen (zegt het prospectus) kent de geschiedenis van den populairen Uilenspiegel. Doch Charles de Coster heeft aan die type van Vlaamschen geest, ook de algeheelheid van haar Vlaamsch karakter willen geven. De Coster's Uilenspiegel is de levendige uitdrukking van den Vlaamschen aard; luchtig, onbekommerd is de Vlaming en blijft hij zelfs bij tegenspoed. Ongelukkig onder alle overheerschingen, wroette hij steeds met zijne armen en zijnen lach in de voren der ellende, doopte hij steeds zijn hard, zuurgewonnen brood in de vroolijkheid zijns harten. Den dwingeland bestrijdt hij, met evenveel voordeel, zoowel met 't snijdend wapen als met het bijtend volkslied.
Na Uilenspregel, als kind, de grappen te hebben laten bedrijven die
| |
| |
de overlevering ons navertelt, laat de Coster hem ook man worden, toont hij ook zijne hoedanigheden van echten Vlaming, zijne taaiheid, zijne vastberadenheid, en Uilenspiegel wordt de Vlaamsche geus, die opstaat tegen den snooden Philips II en zijne inquisitie.
Van Uilenspiegel - den geest van Vlaanderen - heeft de schrijver het grootste heldendicht(!) van het wakkere Vlaamsche volk gemaakt, al zijne smart, zijnen weemoed, zijne eilaas zoo luttele vreugd bezingend. De oude legende is een episch roman(!) geworden.
Want Uilenspiegel krijgt een levensdoel: Klaas, zijn vader, werd levend verbrand en Soetkin, zijne moeder, geradbraakt door de heilige Inquisitie; hij wil zijne ouders wreken, hij wordt de hoofdman van een troep opgestane geuzen.’
Volgens de Coster waren het dus de burgerlijke rechtbanken niet, die de oude wetten op de Inquisitie toepasten, maar de priesters, en de plaat (gemeen genoeg) welke, bij het prospectus, de marteling van eenen geus voorstelt, geeft geestelijken (paters met en zonder kap) te zien. Burgers kunnen 't niet zijn, want in de XVIe eeuw droeg men geen kap of kaproen meer.
Karel V wordt in het werk geheeten ‘den moordenaar van ons land’. 't Is jammer dat de Coster niet meer tot de levenden behoort, men zou hem kunnen vragen wat hij den roemrijksten monark zijner eeuw, buiten zijn ongelijk jegens de stad Gent, weet ten laste te leggen, en waarom hij de waarlijk groote daden verzwijgt, welke den zoon van Gent voor altijd hebben beroemd gemaakt.
‘Keizer Karel en koning Philip (zegt de schrijver in zijn voorwoord) zullen hun leven lang kwaad doen, door oorlog, knevelarij en andere misdaden.’ En hiermee is 't vonnis gestreken over den keizer, die, onder al de vorsten, welke den staf over ons land gezwaaid hebben, de populairste is geweest, en gebleven!
‘In eene gloedvolle taal geschreven, is de idylle van Uilenspiegel en Nele, zijne verloofde, de verheerlijking van het verheven Vlaamsche volk, dat verguisd wordt.’ - Bombast. Welk verband kan er bestaan tusschen de idylle van een verliefd paar en de lijdensgeschiedenis van een volk?
Zoolang de Coster bij de echte geschiedenis van Uilenspiegel bleef, was hij meesterlijk: niemand in België heeft, met eene Fransche pen, zóó goed voor het volk geschreven als hij; waarom moest hij zich bezondigen aan den bijlap?
Vergeten was de Fransche Uilenspiegel. Fransch (zeggen wij) en dat is het persoonlijk werk van de Coster: valsch in opvatting en in strekking. Mogelijk is 't om die reden dat de uitgevers het werk aanbevelen als... ‘den Vlaamschen Bijbel’!
De Coster had onze oude Vlaamsche legende maar moeten laten wat zij was: de kluchtige geschiedenis van eenen guit, verteld om te doen lachen, en niet om kwaad bloed te doen kweeken door vervalsching van geschiedenis en romantische overdrijving, die te zijnen tijde verwondering verwekten, maar nu weinig meer dan een medelijdend schouderophalen.
| |
| |
De inschrijving op de vertaling van de Coster's boek staat open in al de socialistische kringen des Vlaamschen lands.
‘Wat dient er meer gezeid?’
Koninkl. Vl. Academie. - Vergadering van Maart. - Bij het openen der zitting wenscht Dr Hansen in hartelijke bewoordingen Dr Snieders geluk, met de hem gebrachte hulde naar aanleiding van zijn 50jarig jubelfeest en met zijne bevordering tot officier der Leopoldsorde.
De bestendige secretaris leest eenen brief voor van den heer minister van binnenlandsche zaken, in antwoord op een schrijven der Academie, om gemachtigd te worden de verslagen over het Woordenboek der Nederlandsche Taal uitgebracht, in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. De Minister oordeelt dat dergelijke officiéele stukken niet voor openbaarmaking bestemd zijn: ten gepasten tijd zal daarvan aan de redactie van het Woordenboek mededeeling worden gegeven.
Door den heer Hiel wordt een gedicht voorgelezen de Meesterzangers, en door den heer Simons, eene belangrijke studie over het Beowulf-epos.
Op voorstel der commissie van nieuwere taal- en letterkunde, beslist de Academie tot het uitgeven van het ingezonden werk van den heer H. Meert · Onkruid onder de Tarwe, proeven van taalzuivering.
Welhaast zal de Academie van wege het Gouvernement het borstbeeld ontvangen van Jan-Fr. Willems door den beeldhouwer Kasteleyn en dat van Kanunnik David door D. Van den Bossche.
Plaatsnamen. - De Commissie, bij koninklijk besluit aangesteld tot het overzien der plaatsnamen van Belgie, heeft het eerste gedeelte harer taak voleindigd.
Het werk heeft, betrekkelijk, lang geduurd, maar zoo iets kan niet met overijling worden verricht. Van de grondige studie en den arbeid der Commissie getuigen 18 zware portefeuilles, behelzende, boven de verslagen der 175 zittingen, en het algemeen eindverslag, opgesteld door den heer Coopman, de uitgebreide briefwisseling met archivarissen, geleerden en plaatselijke besturen, de notas door de Leden der Commissie ingestuurd en wat dies meer.
De heer Minister heeft het werk der Commissie medegedeeld aan de Commission centrale de statistique, welke haar oordeel er over heeft uit te brengen.
Prijskampen. - De maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen schrijft eenen prijskamp uit; onderwerp: Een Conservatorium voor toonkunst en uitgalming. Het programma vragen aan den heer J. Bilmeyer, Voorzitter, Appelmansstraat 21, Antwerpen.
De koninklijke liedertafel Zang en Vriendschap te Haarlem, schrijft eenen prijskamp uit voor het beste mannenkoor zonder begeleiding, met Nederlandschen tekst, en waarvan de uitvoering ongeveer 10 of 15 minuten mag duren.
| |
| |
De mededinging is beperkt tot Hollandsche en Vlaamsche toondichters De prijs bestaat in een gouden eerepenning van 150 gulden met eene belooning van 100 gulden in geld.
Inzending der mededingende stukken vóor 15 Juni aan den heer Niephaus, secretaris; de jury zal vóor 15 Sept. uitspraak doen.
† De hertog de Noailles. zeer gekende Fransche economist, die talrijke en gewaardeerde werken achterlaat, waaronder: Cent ans de république aux Etats-Unis, en waarin hij bewijst dat de wanorde het onvermijdelijk gevolg is van te veel democratie.
Hij schreef ook: De la décentralisation en Angleterre; Revenu, Capital et Salaire, leur solidarité; Syllogisme économique; Mémoire sur le Caroubier, Recherches sur l'estimation de la Richesse nationale et privée en France et en Angleterre, l'Agriculture et l'Industrie devant la législation douanière.
† Cesare Cantu, de wereldberoemde Milaneesche letterkundige en geschiedschrijver, wiens Storia universale, in 37 bd. in 1837 te Turijn verschenen, in verscheidene talen overgezet is geweest. In 1890 vulde hij zijn werk aan met Gli ultimi trente anni. Voor zijn gewrocht La Lombardia uel secolo XVII (1832), dat hij een geschiedkundig commentaar op Manzoni's Promessi sposi noemde, deed de Oostenrijksche Regeering hem in de gevangenis zetten; het is daar dat hij, volgens er beweerd wordt, met eenen tandenstoker in 10et zijnen roman schreef: Margherita Pusterla.
De Vlamingen zijn hem eene bijzondere melding verschuldigd, want als Cantu in zijne geschiedenis der middeleeuwen van Vlaanderen spreekt, en onze beschaving en invloed op geheel de beschaafde wereld, met zijne machtige pen schetst, dan legt hij de getuigenis af dat Vlaanderen dan in Midden-Europa de zending vervulde eens in de oude geschiedenis door Griekenland vervuld, terwijl Gent, Brugge en Yper de rol gespeeld hebben eens door Athenen, Sparta en Theba vervuld.
Hij was in 1805 geboren.
† Sacher-Masoch, de vermaarde Galicische romanschrijver, is te Lindenheim overleden. Hij werd geboren te Lemberg bleef altijd zijnen oorsprong getrouw. In alle omstandigheden gaf hij lucht aan zijne anti-Duitsche gevoelens.
† Henry Raudinson, Engelsche officier, die zich beroemd gemaakt heeft door zijne studie over de Perzische cunéiformische schriften of spijkerschriften.
† Edm. Beaucarne, gedurende 50 jaar liberale burgemeester van Eename. Hij gaf in 't licht verschillige schriften over de aloude vermaarde abdij zijner gemeente en over de gebeurtenissen van 1830, waarin hij te Gent eene werkzame rol als orangist gespeeld heeft.
† Edouard Collinet, dichter en tooneelschrijver te Parijs.
† Adolf Pauli, rustend hoogleeraar te Gent en lid der Koninklijke Academie. Hij was een onzer bekwaamste en meest bekende bouwkundigen: onder andere bouwde hij alhier het burgerlijk hospitaal, het Blindhuis, het Jongensweeshuis en de Nieuwe Hoogeschool. Hij stierf toevallig te Keulen, 75 jaar oud.
† Mgr Ricard, Vicaris-generaal te Aix, schrijver van verscheidene werken over geschiedenis en apologetiek. Zijn laatste lettervrucht was Lettres à M. Zola en waarover de schrijver de gelukwenschingen mocht ontvangen van Zijne Heiligheid den Paus.
|
|