Het Belfort. Jaargang 10
(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
De nacht vóór Parasceve.Amice, ad quid venisti?
Juda, osculo Filium hominis tradis?
Jerusalem, Jehova geve
Dat in 't gezicht van Moriah,
Uw nijdig kroost bij 't ParasceveGa naar voetnoot(1)
Geen Godsmoord plege op Golgotha.
Waartoe die toortsen en die zwaarden?
Soldaten, kiest de steile baan;
Dooft uit uw fakkels, hellebaarden
Weerspiegelen het licht der Maan.
Ziet gij dien engel schittrend drijven
Uit Hooger kring naar lager sfeer?
Hij daalt in 't smartoord der Olijven
Vertroostend tot den Christus neer.
Daar ligt de Herder zonder schapen,
Geknield met 't aangezicht ter aard',
Terwijl de zijnen rustig slapen,
Hun matte wimpers zijn bezwaard.Ga naar voetnoot(2)
Gesterkt staat Jezus op en nadert
Het drietal liggend in het mos,
Te midden van het jong gebladert',
Veriukkend in zijn voorjaarsdos.
| |
[pagina 278]
| |
‘Kunt gij geen stonde met mij waken?
Verraden word ik dezen nacht;
Zoo gij uw trouw niet wilt verzaken,
Volhardt al biddend, houdt de wacht.
Bar-Jonas,Ga naar voetnoot(1) waartoe dient het wapen,
Dat hoogmoed in uw gordel stak?
Slaapt in, thans moogt gij rustig slapen,
De geest is sterk maar 't vleesch is zwak.’Ga naar voetnoot(2)
De valsche Iscarioot sluipt nader,
Gezonden door het Sanhedrin;Ga naar voetnoot(3)
De heiligschender, Godverrader
Omhelst den Heiland in der min.
Geveinsd spreekt hij den goeden Meester
Het Ave Rabbi huichlend toe,
Beweging komt in struik en heester.
De Godmensch antwoordt wee te moê:
‘Mijn vriend, waartoe zijt gij gekomen,
O Judas, gij verraadt aldus,
Gewetenloos en zonder schroomen
Den Zoon des menschen door een kus!’
Nu keert zich Jezus tot de knechten,
Van eerbied en verbazing stom:
‘Wien zoekt gij, wien wilt gij bevechten?’
- ‘Den Nazarener!’ - ‘Ego sum!’
Zij storten op dit woord ter aarde,
Doch Heiden noch Israeliet,
Hoe krachtig Hij zich openbaarde,
Ontzien den Leeuw van Juda niet.
Zij binden Jezus als een roover,
Gehoond, gelasterd en gesmaad,
En geven den Ontschuldige over
Als booswicht aan den Joodschen Raad.
Hasselt.
Karel Quaedvlieg.
|
|