| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Bedevaart der Nederlandsche Tertiarissen naar Rome, Assisie, Loreto en Padua, door J.E.H. Menten, Lid der Derde Orde van den H Franciscus. Roermond, Henri van der Marck. 1894.
Heeft er iemand lust den pelgrimstocht mede te maken, welken van 15 Mei tot 3 Juni 1893 een vijftigtal leden der Derde Orde van den H Franciscus naar Rome ondernam, ter gelegenheid van het gouden jubelfeest des Pausen bisschoppelijke wijding? Het is voldoende ook maar een blik te slaan in het moor gedrukte boek, om de levendigste belangstelling te voelen opgewekt De schrijver heeft immers in hooge mate het talent om te beschrijven Heeft hem iets getroffen, dan weet hij het steeds zoo aan boord te leggen dat men den indruk bekomt als gold het eene herinnering van iets dat men zelf gezien, zelf bijgewoond had. Een oogenblik hebben wij het voornemen gehad hier of daar wat aan te halen om eene proeve te geven van de kleur en het relief welke deze knap geschetste tafereeltjes bezitten. Doch bij het kiezen werd het ons te lastig. Ook schijnt het ons dat het ze schenden ware, wanneer wij ze gingen rukken uit de lijst van historische en legendarische herinneringen welke er op betrekking hebben, en waarvan het verhaal aan dit pelgrimsdagboek zooveel afwisseling komt bijzetten. Een pelgrimsdagboek! Men late zich door dit woord maar niet afschrikken. Indien de vroomste godsdienstzin niet schroomt zich op elke bladzijde te uiten, indien het bezoek der kerken en heilige plaatsen het hoofddoel was van de reis en dat bijgevolg de herinneringen aan hun bezoek het grootste gedeelte van het werk uitmaken, indien ook de lezing van dit boek de christelijke gevoelens moet opwekken en levendiger maken, men beelde zich toch niet in dat het daarom ophoudt een verhaal te zijn van eene reis, eene reis van menschen die oogen hadden om te zien, ooren om te hooren daarenboven uit wier aangenamen en opgewekten omgang ook veel te leeren valt. Om al die redenen drukken wij dan ook de hoop uit dat dit mooie reisverhaal, waarvan de lezing zoo boeiend is, den bijval moge hebben welken het zoozeer verdient. En aan den eerwaarden schrijver bieden wij onze beste gelukwenschen aan, om de
| |
| |
wijze waarop hij de talrijke eigenaardige moeilijkheden heeft weten te boven te komen, waarmede hij bij het samenstellen van een werk als dit te kampen had.
Dubbel is dit verdienstelijk en aantrekkelijk boek nu aan te bevelen, daar, ter gelegenheid van den zeshonderdsten verjaardag der verplaatsing van de Santa Casa, den 23 April uit Brussel eene groote Belgische bedevaait zal vertrekken naar Padua, Loreto, Assisie en Rome. Aangezien onze pelgrims nagenoeg denzelfden weg zullen af te leggen hebben (uitgezonderd de terugkeer langs Duitschland) kunnen zij bijna geen beter reisplan raadplegen dan dit in het onderhavige werk zoo meesterlijk beschreven.
Ryfka. Antwerpen in het midden der 18e eeuw, door A. Snieders. Turnhout, J. Splichal. Prijs fr. 2,00.
Dr. Aug. Snieders, de grootste en vruchtbaarste onzer romanschrijvers, heeft het geluk gehad dezer dagen den vijftigsten verjaardag te mogen vieren van zijn intreden in het letterkundig leven. De vrienden en zijne collegas in de pers hebben hem met luister gevierd, het Vlaamsche land heeft zijne gelukwenschen gevoegd bij die der feestcomiterten, en de Regeering, niet ten achter willende blijven in de feestviering van eenen man die het land vereert, heeft den jubilaris tot officier in de Leopoldsorde bevorderd.
De heer Snieders, dankbaar voor die hulde hem van alle zijden betoond, heeft het goed gedacht gehad ze te beantwoorden met het Vlaamsche land met een nieuw voortbrengsel zijner pen te begunstigen, een nieuwen boeienden roman, getiteld Ryfka en die, zooals zijne andere werken, het beste onthaal zal genieten en letterlijk door de lezers verslonden worden.
Ziehier hoe het Fondsenblad dat verdienstelijk werk beoordeelt:
Het boekdeel, 181 bladzijden groot, is opgediagen aan de dochter en den schoonzoon van den schrijver. In die opdracht werpt Dr. Snieders eenen, men zou zeggen weemoedigen, terugblik op zijne letterkundige loopbaan.
Die weemoed - zoo hij bestaat - is echter niet toe te schrijven aan naberouw, want de schrijver mag, met recht, van zijn eigen getuigen: ‘Ik heb geen enkel beeld in de wereld gezonden, waarover ik te blozen heb.’
Vijftig jaren! eene halve eeuw, met vrucht en bijval, werkzaam geweest op het Vlaamsche letterveld, dat is een genoeglijk en vertroostend aandenken. Maar, de schrijver vraagt zich af. Zal zij (Ryfka) de laatste mijner beelden zijn?
Wij hopen het niet. Integendeel, wij verwachten van den Nestor onzer Vlaamsche roman- en dagbladschrijvers nog menige keurige bladzijde, nog menig roerend tooneel, nog menig aantrekkelijk beeld.
Nu: wat is Ryfka? Bij den schrijver heet het: ‘Antwerpen in het midden der 18e eeuw.’
Een historische roman dus? Neen. Eene novelle op historische
| |
| |
gegevens gesteund? Ook niet, maar wel, onzes inziens, eene schets, vervolg makende op de Fata Morgana en de Sniderien, een beeld door Dr. Snieders in het Antwerpen der 18e eeuw geplaatst en trouw weêrgegeven volgens de geschiedenis van dat tijdvak.
Ryfka, het bevallig jodenkind, is eene frissche verschijning, in tegenstelling met haren grootvader Jankiel, den strengen en tegen de gojims hevig verbitterden talmud-Jood.
De betrekkingen tusschen dit Joodsche gezin en de familie Tronck komen ons niet nauw genoeg voor, er bestaat te weinig verband, zelfs met tusschenkomst van monsieur Ravelin, om de stof te leveren tot een verhaal, dat bij den lezer eene klimmende belangstelling verwekt.
Zelfs het begin van liefde dat de schrijver aan den lezer laat vermoeden bij Urban Tronck en Ryfka, is niet voldoende om die klimmende belangstelling gaande te maken, welke dan ook, aan het slot, zou teleurgesteld worden.
Ryfka is dus eerder eene aaneenschakeling van elkander opvolgende tafereelen, waarin de historische stiptheid eene groote rol speelt en de personen slechts dienen om het Oudt Antwerpen van Dr. Snieders te verlevendigen.
De beschrijvende poezie speelt in Ryfka ook eene groote rol. Als voorbeeld daarvan wijzen wij op de legende der bloedkaros en op de beschrijving van Ryfkas intrede in O.L. Vrouwekerk. Deze laatste vooral is tintelend van gevoel en maalt op meesterlijke wijze de grootschheid van den katholieken tempel en van den katholieken godsdienst.
Vijf Oude Cluyten versameld, vernieuwd en voor het Tooneel bewerkt door G De Lattin. Die boekjes zijn gedrukt geweest tijdens de tentoonstelling van Antwerpen, en om verscherdene redens nooit in den handel geraakt. Nu is dat onmogelijk geworden, daar de brand, die het noordelijke deel van het Oude Antwerpen vernielde, de schuld is geweest dat die, ‘Oude Cluyten’ ten grooten deele bedorven werden. Het is wel waar, de drukkerij ‘De Druiventros’ die ze in 't licht gaf, is door het vuur gespaard geweest, maar alles is er zoo overhoop gesmeten geweest door dezen die wilden papier, boekstaven en drukwerken aan den brand ontrukken, dat schier niets meer gebruikbaar overbleef.
Enkele afdruksels van de ‘Oude Cluyten’ zijn terug gevonden; te weinig in getal om ze in den handel te geven, maar die toch ter beschikking der liefhebbers gesteld worden Zij dragen voor hoofding: I. Nu Noch. - II. De Kwade Schoonmoeder. - III. De Kwade Tong. - IV. Hans, de Ezel en de Kist. - V. De bedrogene bedrieger. Die tooneelstukjes, waarvan er eenige op de markt van Oud Antwerpen uitgevoerd zun geweest gedurende de Tentoonstelling, zijn afgeschreven van een oud handschrift der XVIe eeuw, de schrijver er van is onbekend maar was lid van de gilde van St Lucas. Zij zijn met eene oprechte Vlaamsche pen geschreven, die somwijlen de wat te ruwe hand laat gewaar worden, maar toch van het begin
| |
| |
tot het einde uit de gemakkelijke pen vroolijkheid en opgeruimdheid met inkt te zamen laat vloeien.
Zij zullen wel gekomen zijn in onze werkmanskringen, die zoo dikwijlsklagen geen stukjes te vinden naar hunnen zin. Zijn er eenige vrouwerollen in, die zullen gemakkelijk veranderd worden en de kleine moeite die men zich geeft, zal ruim worden betaald, door het goed dat men te wege brengt.
Eindelijk wij bevelen ze onze folkloristen aan, daar zij er in meer en meer het volk zullen leeren kennen en hunne zeden doorgronden.
Het spijt ons lat de ramp van Oud Antwerpen zoo onzalig geweest is aan die belangrijke stukjes, maar de zeldzaamheid er van, zal ze nog meer doen waardeeren. Zij zijn te verkrijgen bij den heer A. Siffer, uitgever te Gent, ten prijze van 50 centiemen het stuk.
Lourdes. - Het inrichtingscomiteit van de 17e Belgische bedevaart der maand Mei naar O.L.V. van Louides heeft de Vlaamsche uitgave van het verslag der bedevaart van 15 tot 23 Mei 1894 in het licht gegeven.
Het beslaat een net boekje van 44 bladzijden druks. Men vindt er eene zeer belangwekkende beschrijving in der laatste bedevaart, alsook eenen brief van den E.P. Overste der Missionnarissen van Lourdes, aan het Comiteit gericht, en eindelijk het verhaal der mirakuleuze genezing van Jan Debrouwer van Oudenaarde, welke den 18 Mei 1894 plaats greep. Al de vrienden die O.L. Vr. van Lourdes genegen zijn, zullen dit stichtelijk boekje willen lezen, dat verkrijgbaar is bij den heer Rosman, Fabriekstraat, 13, te Brussel, voor fr. 0,30 (Vlaamsche of Fransche uitgave).
Het Comiteit bericht tevens, op het einde van dit verslag, dat de bedevaart der maand Mei 1895 zal plaats hebben op 29 April tot 7 Mei. (Vertrek uit Namen en Brussel) Deze bedevaart zal, zooals vroeger, eene bedevaart van gebeden zijn, met zieken.
Beknopte uitlegging der Staatswetten. - Grondwet, provincieen gemeentewet, door Julius Van Zele, advocaat, leeraar bij 's rijks lagere en middelbare normaalscholen te Gent. - Gent, Ad. Hoste. Prijs: fr. 1,50.
De heer Van Zele heeft zich, als advocaat, steeds onderscheiden door zich, in zijne pleidooien, vrijwillig en bij voorkeur van de Vlaamsche taal te bedienen.
't Is zijne voorliefde voor de volkstaal, die hem, ongetwijfeld, heeft aangezet om zijne Beknopte Uitlegging te schrijven, welke, men mag het zeggen, aan eene wezenlijke behoefte beantwoordt.
De Grondwet in haren tekst gewijzigd zijnde, konden de bestaandeverklaringen van haren inhoud natuurlijk niet meer dienen. Ook over de provincie- en gemeentewet bestaan er wel Fransche, doch geene Vlaamsche commentarien, die niet verouderd en versleten zijn.
Een klaar en duidelijk begrip van deze twee laatste wetten is nochtans onmisbaar voor zoovelen die in het bestuur van provincie
| |
| |
en gemeente gemengd zijn, zooals provincie- en gemeenteraadsleden, provinciale ambtenaais, burgemeesters, schepenen, gemeente-secietarissen, ontvangers, enz.
De uitbreiding van het stemrecht geeft meer en meer toegang tot de Kamers, de provincie- en gemeenteraden aan mannen uit het volk, die alleen bij middel hunner moedertaal de kennissen kunnen opdoen, welke hun bij de uitoefening van hun mandaat onontbeerlijk zijn.
Aan die allen zal het boek van den heer Van Zele tot een onmisbaar handboek en Vade-Mecum, tot eenen zekeren leidsman verstrekken. Daarom heeten wij dat boek welkom, wenschen er den schrijver geluk over en achten het ons ten plicht het bij den Vlaamschen lezer warm aan te bevelen.
L'origine des Contes populaires, par Charles Martens, docteur en droit. (Extrait de la Revue Néo-Scolastique). Louvain, A. Uytpruyst-Dieudonné, 1894
Eenigen tijd geleden verscheen een merkwaardig boek, eene Fransche doctorsdissertatie: Les Fabliaux, études de littérature populaire et d'histoire littéraire du moyen-âge, par Joseph Bédier. - Paris 1893. Gesteund door eene verbazende geleerdheid, tracht de schrijver - op aantrekkelijke en echt geestige wijze niettegenstaande de dorheid van de stof zelve - de stelling af te breken dat onze fabelen, onze sprookjes, onze vertellingen voor het grootste gedeelte uit Indie afkomstig zijn. ‘Dat zij uit Indie zouden komen - zoo zoude men nagenoeg het gevoelen van den heer Bédier kunnen samenvatten - dat zij uit Indie komen is 1o onwaarschijnlijk, en 2o in elk geval onbewijsbaar.’
Naar aanleiding nu van deze verhandeling heeft de heer Ch. Martens zijne studie over den Oorsprong van de Volksvertellingen geschreven. Het boek van den heer Bédier wordt er natuurlijk uitvoerig en grondig in besproken. Doch vele punten welke buiten het engere bestek van den heer Bédier vielen, zooals voornamelijk de geschiedenis van de arische en van de anthropolagische theoriën door welke men gepoogd heeft het ontstaan der mythen te verklaren, maken van deze uitvoerige en belangrijke studie de keurigste inleiding welke men wenschen kon, vooraleer over te gaan tot de lezing van het boek van den heer Bédier. Moge deze warme aanbeveling aan de verdienstelijke bijdrage van den heer Martens vele lezers bezorgen.
Kramers. - Het ‘prospectus van Kramers' Fransch-Nederlandsch en Nederlandsch-Fransch Woordenboek, herzien en vermeerderd naar de nieuw verschenen woordenboeken van Littré en de Académie Française’, is verschenen en aan het Nederlandsch lezend publiek ter hand gesteld.
Het werk zal herzien zijn en vermeerderd. - Luistert wat het prospectus zegt: ‘Immers terwijl het boek met eere alle kringen doorliep en voor de lexicographie van den tweeden rang de hoofd-, ja de eenige bron bleef, breidde de taal zich uit. De wetenschap nam nieuwe
| |
| |
benamingen aan, de critiek wierp een helderder licht over de beteekenis der woorden in het algemeen, terwijl in het gewone leven nieuwe woorden gevormd werden of lang miskende het burgerrecht verkregen, enz. enz En zoo was thans ook het oogenblik genaderd om in Kramers' werk aan te vullen, wat men er allengs vergeefs in begon te zoeken.’
Het prospectus geeft eene proeve van bewerking, loopende over een aantal woorden der letter S.
Sla dan de 2e uitgave (1884) van Kramers' woordenboek open, en, bladz. 1208, zult gij, letterlijk, zonder verandering of aanvulling van tekst, te lezen krijgen wat het prospectus u als een specimen vermeerderde uitgave in de handen steekt.
Als het werk van Kramers alleszins onveranderd is gebleven, waarom dan in zulke holklinkende bewoordingen een nieuwere editie aan het publiek bekend gemaakt?
En is het woordenboek inderdaad herzien en vermeerderd, dan diende de proeve van bewerking ons een specimen te geven van dien vermeerderden tekst. Denkt ge niet?
Koninkl. Vl. Academie. - Zitting van 20 Februari: Stemming van het budget en benoeming der keurraden voor de uitgeschreven prijskampen. Vijf handschriften zijn binnengekomen. Het Gouvernement heeft aan de Academie het marmeren borstbeeld van Prudens Van Duyse geschonken, vervaardigd door beeldhouwer A. De Beule.
Davidsfonds. - Verschenen: Het Jaarboek voor 1895 en een lied. Myne ziel is vermoeid, woorden van Dr. Eugeen van Oye, muziek van Oscar Van Durme.
Op Zondag 10 Februari gaf de afdeeling Vilvoorde een muzikaal en tooneelkundig feest, en Aarschot een concert met voordracht door den heer D'Hooghe-Bellemans.
Prijskamp van toonzetting. - De minister van Binnenlandsche Zaken brengt ter kennis der belanghebbenden dat een dubbele prijskamp wordt geopend voor een gedicht in Nederlandsche taal en een gedicht in Fransche taal, om op muziek gebracht te worden voor den prijs van toonzetting voor 1895 (prijskamp van Rome)
Een prijs van 300 frank, of eene gouden medalie van dezelfde waarde, zal aan de schrijvers der bekroonde gedichten toegewezen worden.
De gedichten zullen niet meer dan drie muziekstukken van verschillend karakter, onderbroken door zangverhalen, behelzen, niet meer dan twee honderd verzen bedragen, en behooren tot het lyrische of tot het dramatische vak. Het is onnoodig dat zij geschikt wezen voor de tooneelopvoering. De schrijvers mogen naar believen een alleenspraak maken ôf verscheidene personnages doen optreden.
De Belgische schrijvers die aan den prijkamp willen deelnemen
| |
| |
moeten, vóór 1 April 1895, hun werk zenden naar het sekretariaat der Koninklijke Belgische Akademie van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten (Brussel) De handschriften mogen geene enkele aanduiding dragen, die den schrijver kan doen kennen. Ze zullen vergezeld gaan van een gesloten briefje bevattende den naam en de woonplaats van den schrijver. Het is verboden, op straf van verbeuring van den prijs, een valschen naam te gebruiken.
Onderscheiding. - In den tooneelprijskamp uitgeschreven door het Gemeentebestuur van Antwerpen, is de eerste prijs van het blijspel, ex oequo toegekend aan onzen geachten medewerker Dr Isidoor Bauwens, te Aalst, voor zijn stuk Hertog Filip. - Eene eervolle melding is behaald door onzen vriend Richard Millecam, den schrijver van Reus Finhard met zijn drama Verbroken geluk.
Onze beste gelukwenschen.
† James Darmesteter, een bekende Fransche orientalist: in zijne bijzonderste werken behandelt hij de Perzische en Oostersche godsdiensten; zijn laatste werk was Les prophètes d'Israel. In Journal des débats schreef hij zijne Lettres sur l'Inde.
† Jan Portaals, bestuurder der koninklijke Academie van schoone kunsten te Brussel. Hij was te Vilvoorden geboren in 1818, behaalde den prijs van Rome in 1842 en was gedurende vijf jaar bestuurder der teeken- en schilderschool te Gent.
† Reginand Stuart-Poole, beroemde Engelsche orientalist en Egyptologue
† Mgr Carini, prefect van de Bibliotheek van het Vatikaan, gekend om zijne geleerde werken over paleographie en geschiedenis.
† Moritz Carrière, leeraar in aesthetica te Munchen; hij laat een groot getal gewaardeerde werken achter.
† Karel-Engelbert Coremans, bouwmeester te Brussel, broeder van den volksvertegenwoordiger Ed. Coremans en vader van den Vlaamschen kunstcriticus Eud. Coremans.
† Jozef Stevenson, conservator der handschriften in het Britisch Museum. Hij was de katholieke geschiedschrijver van Maria Stuart, aan wiens leven hij twee belangrijke boekwerken wijdde.
† Alfred Tilman, een onzer meest belovende toondichters en zeer gunstig bekend om zijn Te Deum, zijn Requiem en zijne cantaten, ter gelegenheid van de zilveren bruiloft van den koning en de koningin in 1878, en bij de opening der Somzée-tentoonstelling in 1888 te Brussel uitgevoerd
† Aug. Vacquerie, letterkundige en bestuurder van het godsdiensthatend Parijzisch blad ‘Le Rappel’. Groote bewonderaar van Victor Hugo, volgde hij den meester in zijn ballingschap te Jersey. Hij was geboren in 1809.
|
|