Het Belfort. Jaargang 10
(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |
Taalpolitie.De heer H. Meert en ik, die reeds zoo menig verwijt hebben moeten verduren, hebben eindelijk een bondgenoot gevonden. Niemand minder dan de heer Omer Wattez, die beweert in dezen tot de oude garde te behooren, heeft zich aangegord, om ‘de jongeren’ bij te springenGa naar voetnoot(1). In de zooeven verschenen aflevering van het Belfort lees ik een opstel van zijne hand, waarin een Nederlandsch leesboek, waarvan ik niet eens wist dat het bestond en waarom ik mij, al had ik dit geweten, wellicht toch niet zou bekommerd hebben, aan eene scherpe critiek wordt onderworpen. Ongetwijfeld is die critiek meer dan verdiend; het boek en zijn schrijver komen er zelfs nog te goed van af, en de heer O. Wattez zal zeer zeker instemming vinden bij menigeen die niet tot ‘de jongeren’ behoort. Doch er schuilt een adder in 't gras. Deze betuttelaar van A. Burvenich is niet zoo ingenomen met het streven van den heer H. Meert en mij, als men wel zou denken. Hij verzekert, dat ‘de Vlaamsche letterkundigen (zich verzetten) tegen dat herhaald (!) over eenen kam scheren van al wie hier de pen hanteert’. Met andere woorden: hij wil niet beschouwd worden te behooren tot diegenen, waarop onze door hem zelven aangehaalde beweringen (die hij stelregels noemt!) toepasselijk zijn. Derhalve heeft de heer Omer Wattez kunnen noch willen nalaten, den heer Meert en mij eens duchtig de les te lezen. Het is echter duidelijk, dat hij niet op de hoogte is van hetgeen wij beiden reeds geschreven hebben, en dat hij hetgeen hij daarvan las, verkeerd gelezen heeft. Het lust mij echter niet onzen tegenstrever in te lichten of hem te recht te wijzen, vooral omdat hij zinspeelt op toestanden en gebeurtenissen die mij onbekend zijn. Ik wil alleen mijn leedwezen betuigen, dat de heer Omer Wattez | |
[pagina 204]
| |
gemeend heeft de dwaasheden van A. Buivenich op mijn vriend en mij te moeten of te mogen verhalen. Deze handelwijze zou alleen begrijpelijk - maar daarom nog niet rechtvaardig - zijn, indien de samenflanser van dit monsterachtig Nederlandsch Leesboek op de een of andere, maar ondubbelzinnige manier had bekend gemaakt, dat hij als een voorstander van onze richting wil aangemerkt worden. Doch van iets dergelijks is mij niets bekend, en dat zulks wezenlijk met gebeurd is, blijkt duidelijk uit de woorden van onzen tegenstander, waar hij zegt: ‘Was 't enkel voor 't vermaak een leesboek te maken? Of was het een middel om, als volgeling der jonge school, op zijne manier uit te drukken dat wij bij onze Noorderbroeders te leer moeten gaan om onze taal te kunnen schrijven?’ De verwijten van den heer Omer Wattez hebben op mij eene andere uitwerking gehad dan hij waarschijnlijk verwacht: zij hebben den ouden ijver weer aangewakkerd; de geest der critiek is weer over mij vaardig geworden, en hieronder wil ik, zonder veel omhaal, wijzen op eenige gallicismen en enkele andere fouten die men zeer vaak aantreft. Om geene onnoodige ruimte te verspillen, zal ik bij ieder geval één bewijsplaats geven uit een gevierd schrijver, nl. den heer O. Wattez zelf, die ‘én de leer én de kunst’ beweert te ‘bezitten’; wel een bewijs, hoe ver de taalverbastering reeds doorgedrongen is. | |
1.Aan iets gelijken = fr. ressembler à quelque chose. Men zegt in het Nederlandsch op iets gelijken ‖ Er zijn er (t w. onder de Noordnederlanders) ook die zoo erbarmelijk slecht schrijven, dat het aan geen Nederlandsch meer gelijkt, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 92. | |
2.Houden aan iets = fr. tenir à quelque chose; men zegt in het Nederlandsch: hechten aan iets, d.i. gesteld zijn op iets Houden aan iets beteekent: aan iets blijven kleven. ‖ Hij houdt sterk, zoo 't schijnt, aan de uitdrukking taalpolitie, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 82. | |
3.Een gesloten redeneering = fr. un raisonnement serré. Men zegt in het Nederlandsch een bondig, overtuigend, klemmend betoog. ‖ Dat boek is geschreven voor vreemdelingen die onze taal willen aanleeren. Hoe eenvoudig toch voor beginnelingen! En welke gesloten redeneering! O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 89. | |
4.Voor titel dragen = fr. avoir, porter pour titre. De beteekenis van het Fransche voorzetsel is in dit geval: als. Daar ndl. dragen een bedrijvend werkwoord is, moet men zeggen: een titel dragen. Men bezigt deze uitdrukking echter meestal met betrekking tot personen: de vertegenwoordiger der Koningin in Oost-Indie draagt den titel van Gouverneur-Generaal. Van een boek zegt men dat het | |
[pagina 205]
| |
zus of zoo getiteld is. ‖ Voor vandaag is mijne taak een monstertje te laten zien van die Sehnsucht, welke sommige jonge leeraars voor Holland en zijne schrijvers heeft aangegrepen.. Bedoeld monstertje draagt voor titel Nederlandsch Leesboek, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 83. | |
5.Eene spraak, eene taal, eene kunst bezitten. Navolging van fr. posséder une langue. Men zegt in het Nederlandsch: eene taal, (eene kunst?) kennen, machtig zijn. ‖ Wie de spraak als leerGa naar voetnoot(1) bezit, moet laten zien dat hij ze ook als kunst machtig is, eer hij iedereen de les mag spellen, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 92. Sleeckx en Van Beers, twee Vlamingen die... én de leer én de kunst bezaten, dez. t.a. p. | |
6.Gekend = letterlijk fr. connu, dat overeenkomt met Ndl gekend en bekend beide. ‖ Zou de heer Meert wel denken dat Vlaamsch-België het monopolium der taalverknutseling bezit? Zou dat bedrijf in Nederland en elders met gekend zijn? O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 82. - Daarnaast ook ongekend = fr. inconnu, waar ons taaleigen onbekend vereischt. ‖ Er is hier beter werk te verrichten dan opzoekingen te doen in bijna ongekende nieuwsblaadjes, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 91. | |
7Zich iets niet kunnen uitleggen = fr. ne pouvoir s'expliquer telle ou telle chose. In het Nederlandsch zegt men eenvoudig: dit of dat is mij niet duidelijk, niet helder, begrijp ik niet, blijft mij duister enz. ‖ Dat overgebleven fruit kon ik mij moeilijk uitleggen, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 89. | |
8.Aanspraak maken op taalkundige titels. In dit zinnetje is het gebruik van titel de letterlijke vertaling van fr. titre in den zin van: ‘qualités, capacités, services, travaux qui donnent droit à quelque chose’ (Littré, Dict. 4,2239 a). Dit begrip komt overeen met ndl. waarde. ‖ Nieuwsblaadjes, die misschien geene de minste aanspraak op taalkundige titels of letterkundige waarde maken, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 81 (in dit zinnetje moet het woord titels dus weggelaten worden). | |
9.Gebruik der aanvoegende wijs van het ww. ZIJN. In navolging van het Fransch, treft men veelvuldig de aanvoegende wijs van het ww. zijn aan, waar de voorwaardelijke wijs noodig is. het ware in plaats van het zou zijn. ‖ Ik durf wel hopen dat het bij hem | |
[pagina 206]
| |
met de taal van Shakespeare beter zal gesteld zijn, dan met de Nederlandsche, anders ware het sterk te betreuren, O Wattez in Het Belfort 1895, I, 91. Alsof er iets eenvoudiger kon gevonden worden dan b.v. het proza der gezusters Loveling, om Waalsche beginnelingen te onderrichten. Maar neen! dat ware te Vlaamsch misschien en wellicht niet wetenschappelijk genoeg, dez. in Het Belfort 1895, I, 84. | |
10.De aandacht op iets roepen = fr. appeler l'attention sur quelque chose. Men zegt in het Nederlansch: de aandacht op iets vestigen. ‖ Toen ik die tweede editie onder handen kreeg, dacht ik dat de eene of andere kamper voor taalzuivering de aandacht van den heer B. op zijn letterwerk zou hebben geroepen, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 84. | |
11.Verwarring der werkwoorden DOEN en LATEN. Onder den invloed van fr. faire wordt in Zuid-Nederland vaak doen geschreven waar het Nederlandsch laten vereischt. ‖ Hij verwart storm met onweder, doet de ‘heve zon alles herstellen wat het onweder heeft omgeworpen en verplet’,... doet den koekoek aankomen in Juni enz., O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 85. | |
12.Verkeerd gebruik der hulpwerkwoorden ZIJN en HEBBEN. Onder den invloed van het Fransch wordt er vaak gezondigd tegen de regels voor het gebruik van hebben en zijn in het Nederlandsch. Zoo wordt beginnen in onze taal vervoegd met hebben, wanneer het voorwerp een naamwoord is; wordt het gevolgd door eene onbepaalde wijs met te, dan gebruikt men zijn. In het Fransch wordt in beide gevallen commencer met avoir verbonden; vandaar dat onze schrijvers bij beginnen vaak hebben gebruiken in gevallen waar zijn vereischt wordt. ‖ Die jonge heeren maken misschien onderscheid, zou men meenen. Dat kan zijn; maar zij hebben begonnen met in 't algemeen te spreken, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 82. | |
13.Mannen van gehalte, eene mislukte vertaling van fr. hommes de valeur. Men spreekt wel van mannen van beteekenis, mannen van groote kunde, een man van geringe afkomst, van hooge geboorte, maar un homme de bien is niet: een man van rechtschapenheid; un homme d'honneur is niet · een man van eerlijkheid; un homme d'esprit is niet: een man van geest; un homme de courage is niet: een man van moed; maar men zegt · een rechtschapen, eerlijk, geestig, dapper man, un homme de valeur is dan ook: een verdienstelijk man. ‖ Het heeft den schrijver... niet aan wetenschappelijke taalopleiding ontbroken... Hij heeft immers uit dezelfde bronnen geput als mannen van gehalte, gelijk de heeren Vercoullie, Gittée en anderen, O. Wattez in Het Belfort 1895, 1, 84. | |
[pagina 207]
| |
14.GAAN met eene onbepaalde wijs. Algemeen is het aan het Fransch ontleende gebruik van het werkwoord gaan gevolgd door eene onbepaalde wijs, om eene toekomende handeling aan te duiden, niets meer dus dan eene omschrijving voor den toekomenden tijd. Men vindt deze foutieve constructie soms ook in gevallen waar het Nederlandsch willen, het Fransch aller gebruikt, zie de tweede aanhaling. ‖ Ik heb gedacht, dat de revervolle kampers voor taalwetenschap eindelijk de zaken nader gingen bepalen, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 81. De heer Meert zal wel te doen hebben, als hij al onze nieuwsblaadjes gaat voor 't gerecht dagen, dez., t.a. p. I, 82. | |
15.Zich bepalen bij gevolgd door eene onbepaalde wijs met te. In navolging van de constructie, door het fr. se borner vereischt, treft men vaak aan: zich bepalen bij gevolgd door eene onbepaalde wijs met te, zonder meer. Dit is in zooverre onjuist, dat, wanneer de bepaling uit eene onbepaalde wijs met te bestaat, deze bepaling vooraf door er dient aangekondigd te worden; dus: hij bepaalde er zich bij te antwoorden b.v. ‖ Telkens komt die Deus ex machina aan 't einde deftig aangestapt en maakt... potloodstrepen onder de Vlaamsche taalfeilen. Elders bepaalt hij zich bij verontwaardigd te zijn, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 83. | |
16.Voor schrijver hebben. Men zegt niet dat een boek iemand voor schrijver heeft, maar dat het door iemand geschreven is. ‖ Het (boek) is bestemd voor het middelbaar onderwijs in het Walenland en heeft voor schrijver en verzamelaar den heer A. Burvenich, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 84. | |
17.Onder andere, - n. Het eerste heeft alleen betrekking op zaken; het tweede alleen op personen; in het volgende zinnetje is onder anderen dus fout. = De heer Meert.. is in Vlaamsche nieuwsblaadjes... op zoek gegaan en heeft daar, onder anderen, het woordje warbol gevonden, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 81. | |
18.Geeten. Het verleden deelwoord van het ww. eten luidt in Zuid-Nederland geten; in Noord-Nederland gegeten; nergens geeten. ‖ Die wetenschappelijk opgeleide jongelingschap gaat denken dat al de ouderen hun brood in ledigheid geeten hebben, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 82. | |
19.Verwarring van STELLEN met ZETTEN. Als men de fr. uîtdrukking mettre les points sur les i 's wil vertalen, dan zegt men met de punten op de i 's stellen, maar zetten. ‖ Ik (heb) altijd | |
[pagina 208]
| |
gedacht, dat de revervolle kampers voor taalwetenschap eindelijk de zaken nader gingen bepalen, de punten op de i 's stellen, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 81. | |
20.Het zal gebeuren dat... voor: het zal zoover komen dat..., is m.i. geen zuiver Nederlandsch. Waarschijnlijk eene navolging van het onpersoonlijk gebruik van fr. advenir. ‖ De heer Meert zal wel te doen hebben, als hij al onze nieuwsblaadjes gaat voor 't gerecht dagen. Het zal gebeuren dat zijn politiebureau... zal volgetast zijn, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 82 | |
21.Privaatstudie. Dit woord is een germanisme. In onze taal bestaan geene samenstellingen, waarvan het eerste lid een onverbogen bijvoeglijk naamwoord is (men zie in het Woordenb. d. Nederl. Taal de aanmerking op Gemeenplaats). Men moet dus zeggen: private studie. Beter nog zelfstandige studie. ‖ De professors, die daar doceeren, (hebben) ook wel een weinig hunne kennis te danken... aan privaatstudie, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 82. | |
22.Nevenbegrip, ook een germanisme. Er bestaat in het Nederlandsch geen bijwoord noch voorzetsel neven, zoodat daar geene woorden kunnen mede samengesteld worden. Men zie het artikel van Prof. De Vries in De Jager's Archief 2, 199 vlgg. ‖ De stukken van den heer B. krielen van zulke... nevenbegrippen, die eenen geest schijnen aan te duiden, waar nog niet alles op zijne plaats is gesteld, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 86 | |
23.Herhaald Dit verleden deelwoord kan wel als bijvoeglijk nw., maar niet als bijwoord gebruikt worden: men zegt dan herhaaldelijk. ‖ De Vlaamsche letterkundigen (verzetten zich) tegen dat herhaald over eenen kam scheren van al wie hier de pen hanleert, O. Wattez in Het Belfort 1895, I, 92. Leiden, 9 Februari 1895. Willem de Vreese.
Een uitgebreid antwoord van den heer H. Meert aan den heer Wattez, moet wegens plaatsgebrek tot de volgende aflevering blijven iggen. |
|