| |
| |
| |
Het Romantisme.
Sedert het Romantisme de oproervaan omhoog stak, is de Fransche letterkunde het spoor bijster. Bij de Ouden en hunne navolgers staat her Opperwezen steeds op het voorplan, en onder zijne oogen bewegen, worstelen en lijden de stervelingen. De Bijbel, Homeros, Sophocles, Virgilius, Tacitus, Dante, Milton, Camoëns, Bossuet, la Fontaine, Racine, Corneille, Molière, enz., in één woord, de edelste en beschaafdste geesten aller tijden hebben beschreven ‘God en den mensch’ handelende in de bescheiden maar keurig geteekende natuur. Die gematigde keurigheid werd door de Romantieken gelaakt en verworpen als eene ‘onwaarheid’, een aanslag tegen de wezenlijkheid, welke zij ondernamen in hare eer te herstellen. Verschil zouden zij niet maken tusschen kiesch en onkiesch, rein en onrein: de natuur heeft geene snoeiing, opsmukking of sluier van doen. Wat de kunst aanraakt wordt onschadelijk, edel en waardig om voor aller oogen te verschijnen. Alle voorwerpen zullen voortaan met hun waren naam genoemd, met hun echte kleuren geschilderd worden. Geen omwegen noch raadsels meer. ‘Les tubes enflammés par le nitre irascible’ zullen vlakaf ‘kanonnen’ heeten, naar de leus van V. Hugo, het hoofd der omwentelaars, die uitriep, ter verheerlijking van het echte woord: Tu n'étais que soldat; tu seras caporal! Tevens zal de schoone en beeldrijke maar
| |
| |
verouderde romaansche uitdrukking herleven en Millevoye zal zingen:
Plus d'un mot suranné, retrouvant sa jeunesse
Dans le moderne style avec grâce introduit
Peut de la périphrase épargner le circuit.
Ter uitsluiting der belachelijke godenleer, zal men eene ruimere plaats geven aan de vaderlandsche geschiedenis, en aan de middeleeuwen, zoo onrechtveerdiglijk veracht en vergeten; om een rijkeren keus van onderwerpen en personagen te verschaffen, breide men den kring uit der geschiedkundige, sociale en zedelijke quaestiën; grootere vrijheid geniete ook de schrijver voor het vertolken van moderne denkbeelden en zaken, personeele gevoelens, hartstochten en fantasiën.
Ziedaar, in zijne hoofdlijnen, het plan der Romantieken. Het is onloochenbaar dat hetzelve bezadigd uitgevoerd door geniale auteurs, meesterstukken zou hebben in 't leven geroepen
Eilaas men ging te werk met overdrevenheid; regeeringloosheid heerschte weldra in de letterwereld; tegenstrijdige strekkingen verdeelden de Muzazonen in vijandige kampen; 't eene systeem volgde op 't ander, maar geen enkel werd leefbaar geboren, immers hunne verzinners waren allen opstandelingen tegen de eeuwige wet der schoonheid, hunne voorstanders, eenzijdige en bekrompen geesten.
| |
Het naturalisme.
Zola.
Het Naturalisme is gesproten uit het Romantisme. Zijn eenzijdig karakter is grootendeels toe te schrijven aan het Materialisme, Positivisme en Pantheïsme, drie wijsgeerige stelsels die uitsluitend het stoffelijke erkennen.
| |
| |
De naturalistische schrijvers gevoelen eene voorliefde voor het gemeene, het leelijke, ja het wangedrochtelijke. Ik wil niet herhalen met wat liefelijke dingen de Zola's literatuur werd vergeleken. Men kan zekere geuren door hoegenaamd geene middelen doen vervliegen; even zoo schudt men nimmer uit zijnen geest den verpestenden dampkring gewasemd uit Zola's romans.
Hugo maakt liefst lichamelijke en zedelijke wanstaltigheden, echter zulks belet niet dat hij soms zijne arendwieken openslaat en naar de hoogere sferen opvliegt. Zola is aan den grond vastgenageld; immer kijkt hij naar omlaag, snuffelend in mest- en vuilhoopen; wat hij er uit ophaalt met zijn vork werpt hij welgezind in zijne hot.
Zola lastert het menschdom Hij schijnt aan de deugd niet te gelooven of ten minste op al het schoone, het verhevene en heldhaftige werpt hij eenen sluier. Het walgelijkste door de laagste menschenkringen opgeleverd, in éen woord ‘la bête humaine’ alléen, geniet de eer voor zijn photographisch toestel plaats te nemen.
Hard werd het Naturalisme beoordeeld. ‘Le naturalisme a été un mensonge peu estimable, enfantin, grossier et obscène.’ (Anatole France.) ‘La formule littéraire de Zola, étendue aux beaux-arts, produit des horreurs. En tout cas, elle est bien faite pour un temps où fleurit le suffrage universel, où la canaille prononce sur l'esthétique, où l'écrivain fait sa cour à la rue comme jadis au roi. La vogue du naturalisme est le symptôme de la putréfaction latine.’ (Sar Peladan.) ‘En théorie, zegt Leconte de Lisle, le naturalisme était une ineptie; en résultat, ç'a été un tas d'ordures.’ Jean de Moréas noemt Zola's manier: ‘la pourriture du Romantisme’. Met afkeer schrijven wij 't volgende over, den lezer verzekerende dat op honderden bladzijden nog afzichtelijker tooneelen voorkomen. ‘La Grivotte, malade, parle et dit: J'ai un poumon perdu... d'abord, je n'avais mal qu'entre les épaules et je crachais de la mousse. Puis, j'ai maigri. Maintenant, je suis toujours
| |
| |
en sueur, je tousse à m'arracher le coeur, je ne puis plus cracher, tant c'est épais...’ Dès qu'elle ouvrit la bouche, une odeur épouvantable, une pestilence à faire tourner les coeurs s'exhalait.’
Werd de hoofdman geraakt door de op hem afgeschoten schichten? Besefte hij eindelijk dat ‘la bête humaine’ niet het eenig ‘objectief’ is der fraaie letteren? Ofwel, heeft hij een nieuw winstbejag in 't oog, bij zeker publiek dat de vingeren had afgehouden van ‘Nana, Pot-Bouille, l'Assommoir, la Terre, la Bête humaine’ enz? Zal Zola's beruchtheid geen zeilsteen wezen die de wederspannelingen zal trekken naar werken van verhevener opvatting, van eene meer zedelijke strekking, als de ‘Rêve’ bij voorbeeld? Pater Cornut, zinspelende op de roem- en geldzucht van Zola schreef eens: ‘S'il y a quelque chose à faire, il le tentera.’ 't Is gebeurd. Hij heeft beproefd ‘paulo majora’ te bezingen, maar wat teleurstelling voor den auteur en voor de lezers! Nooit verwekte een boek meer verveling, tegenzin en spijtigheid. Welke armtierige verbeelding, welke tergende langdradigheid, welke onnatuurlijke toestanden?
Niet alleen op psychologisch maar ook op godsdienstig gebied spande Zola zijne.. strikken. Hij zal ‘Lourdes’ uitgeven, na de valsche belofte aan Lasserre gedaan ‘van geen enkel woord te schrijven dat de vrienden van Lourdes zou mogen bedroeven’. ‘Vrees niet dat de minste scherts aan mijne pen ontglippe; ik zal alleenlijk zeggen wat mijne oogen zullen gezien hebben, veel lijden en veel hope.’
Hoort gij den lokvogel fluiten, den ‘pitre’ roffelen? De zes honderd bladen van ‘Lourdes’ zijn de eerloosste die vloeiden uit de vuigste pen van onzen tijd. Waar de bie honig zuigt, daar vindt de spin venijn; de slek bezwaddert met haar spog de leliën en de rozen. Rome
| |
| |
stelde het schandig boek in den Index, tot verbazing van den auteur. Hoe die veroordeeling uitgelegd? 't Is gauw gevonden. ‘Il y avait peut-être là, en dehors de considérations religieuses, une question de pur intérêt. Lourdes est en effet, pour le Saint-Siège, une source de revenus annuels.’ Wat edel gemoed! De waarheid werd gewroken, de lasteraar aan de kaak gesteld, gelogenstraft door den municipalen Raad van Lourdes, voor het gerecht gedaagd om eerrooverij, uitgemaakt voor eenen onwetende en eenen waarheidsverkrachter. ‘Ne sutor ultrà crepidam’. Man, blijf bij uwe... vuilhoopen!
Het Vatikaan bleef gesloten voor den ontheiliger van Lourdes en van Maria's Heiligdom. Dat hij ook vruchteloos blijve kloppen aan de deur der Academie. Hij geniete geene andere onsterfelijkheid dan deze van Erostrate. Mochten zijne schriften, gebrandmerkt door Rome, als de pest vermeden worden, en vooral geen slachtoffers maken onder de christene jeugd!
Zola scherpt zijne vork, verschooning, zijne pen, voor een werk over de Eeuwige Stad. Tot welke laagheid zal hij dalen? De giftige schorpioen, zal hij de stad der Pausen bezwadderen, den glans der gloriekroon van den grooten Leo XIII trachten te verdooven? Wij zullen zien of de ‘Parfums de Rome’ van Veuillot in de schaduw zullen gesteld worden, door de ‘Odeurs’ van Zola. Volgt deze de neiging zijner natuur, 't is te zeggen gaat hij met welbehagen het heidensch Rome, walgelijk verrot, voor onze oogen openleggen, het christendom trouweloos afschilderen, minachten en lasteren, de pauselijke inzichten doen verdenken, de hoogste weerdigheid meten met de maat van zijne kleingeestigheid en laagheid van inborst, oh! dan verwachte hij zich aan een ontzaglijken kreet van verontweerdiging, aan een algemeenen ‘tolle’ van volken en vorsten tegen den eerloozen broodschrijver,
| |
| |
welken zij zullen brandmerken met den titel die prijkt op zijn walgendsten roman!
Na Rome, beweert men, is het de beurt van Parijs. De ‘Odeurs de Paris’ of liever ‘les Mystères de Paris’ dringen niet diep genoeg in de Parijsche laagten. Zola smacht naar den palm van koning der rioolruimers Na de ‘trilogie’ Lourdes, Rome, Paris’, schikt hij te rusten op zijne lauweren. Hij ruste in vrede!
| |
De Goncourt.
De twee de Goncourt's zijn, als de Siameesche broeders, onafscheidbaar. Van het boek waar zij, elken avond, hunne waarnemingen en opmerkingen aanteekenden, zeggen zij: ‘Ce journal est notre confession de chaque soir: la confession de deux vies, inséparées, dans le plaisir, le labeur, la peine, de deux pensées jumelles; de deux esprits recevant du contact des hommes et des choses des impressions si semblables, si identiques, si homogènes, que cette confession peut être considérée comme l'expansion d'un seul moi, d'un seul je.’ Welk is hun voornaam kenmerk? De slaafsche afteekening van al wat hun opmerkenswaardig voorkomt, zonder uitsluiting van het gemeene, het morsige en het oneerbare. Hunne nieuwsgierigheid kent geene palen. In welken ‘detectieve’ ontwaart men zulke koortsige bedrijvigheid? Met gesperde oogen, spitse ooren, snuffelend als speurhondekens, doorloopen zij de wereldstad. Het gewemel, gekakel en geschater der menigte is voor hen een verleidend muziek Aanstonds in dien volksdrom een gunstige standplaats gekozen opdat geen enkel kwinkslag, geen enkel grof of vuil woord, geen enkel scheldnaam of vloek verloren ga Niets ontsnapt aan onze
| |
| |
Argussen, in winkel en bazar, gasthof en kroeg, ziekenzaal en gevang, vischmarkt en schouwburg, salon en werkhuis, keuken en riool. Onder 't zenuwachtig op- en afzetten van den neusnijper teekenen zij schaduwbeelden van voorbijtrekkende typen; klank der stemmen, houding, gang, gebaren, kleedij, neus, mond, oogen enz. worden nauwkeurig opgenomen nevens pot en kan, pint en glas, kat en hond, ring en lint, naald en draad.
Die ellenlange katalogen, opgepropt met kunstwoorden en vreemde namen dienen voor eindelooze beschrijvingen (de huidziekte der naturalisten, zegt Barbey d'Aurevilly), die veeltijds niets gemeens hebben met het onderwerp. Op ‘de Goncourt's’ past zoowel als op Zola wat Leo Gautier zegt: ‘Le réaliste visite les égoûts et dédaigne les palais. Le ruisseau de la rue lui plaît plus que le fleuve aux eaux pures; le tas d'ordures a pour lui des charmes que n'a point la corbeille de fleurs. S'il s'échappe dans cette campagne du bon Dieu qu'il devrait lui être interdit de fouler, ne croyez pas que les champs chargés d'épis, les prés verts et les collines, avec des échappées sur la vaste mer, ne croyez pas que ce grand spectacle remue son coeur. Attendez, quelque chose attire en ce moment et retient son attention: c'est une grosse charrette pleine de fumier, qui s'est embourbée dans une flaque de boue. Le charretier blasphème: c'est un charme de plus. Vite, mettons cela sur le papier ou sur la toile.....’
Wij erkennen dat de Goncourt's meer kunstsmaak hebben en, op psychologisch gebied, wat zwaarder wegen dan Zola. Hun gezichtstraal schiet verder dan den poel waarin de ‘maëstro’ zich verlustigt. Dank aan hun kunstgevoel en fijnheid van oordeel vloeien uit hunne pennen schrandere opmerkingen, bondige en gespierde schetsen, lyrische uitboezemingen die even verrassend moeten zijn voor den auteur van ‘la Bête humaine’ als het schouwspel der eendjes, voor de eerste maal op 't water wiegelende, voor de kip die ze uitbroeide.
‘Le naturalisme n'a pas pour unique but, zegt
| |
| |
Edmond de Goncourt, de décrire ce qui est bas, ce qui est répugnant; il est venu au monde aussi pour définir dans de l'écriture artiste, ce qui est élevé, ce qui est joli, ce qui sent bon’.
‘Soeur Philomène’ is ‘Germinie Lacerteux’ omgekeerd. De walgelijke dienstmeid wordt in de schaduw gesteld door de heerlijke schildering der zuster van Liefde aan dewelke de Goncourt's eene onbegrensde bewondering schenken. - En vérité, cela vous arrache l'admiration du coeur, et cela est d'une grandeur simple, qui fait bien petits, les bruyants Aimeurs de leurs semblables, les Aimeurs du peuple. C'est vraiment un triomphe pour une religion d'avoir amené une femme, ce délicat appareil nerveux, à la victoire de dégoûts de cette nature, d'avoir amené l'affectuosité d'une créature distinguée à appartenir tout entière à d'abjects et sordides misérables qui souffrent... Ah! les religions de l'avenir auront de la peine à créer de tels dévoûments! ‘Et devant cette jeune femme tendrement penchée sur cette horrible et breneuse mégère qui l'injurie, je pense comme on penserait à un goujat en goguette, à ce Béranger, à cet auteur qui a trouvé drôlichon de faire entrer au Paradis une soeur de charité et une fille d'opéra, avec des états de service, se valant à ses yeux... Our, il a toujours manqué aux ennemis du catholicisme, un certain sens respectueux de la femme propre, manque qui est la marque et le caractère des gens de mauvaise compagnie; et le grand patron de la Confrérie, M. de Voltaire, voulant faire un poème ordurier, a été nécessairement choisir comme héroïne Jeanne d'Arc: la Sainte de la Patrie!’
Die bladzijde is zij niet waardig van L. Veuillot en stelt zij niet de auteurs duizend mijlen boven Zola, voor wien de zuster van Liefde niets anders kan wezen dan een krankhoofd?
Lovendegem.
E. Pauwels, pbr.
|
|