- wolkenlooze: het achtervoegsel loos beteekent het nadeelig gemis van hetgene de stam beduidt; onbewolkte ware beter.
‘De gansche tocht liep door eene aaneenschakeling van bergen en valleien, hier met dorpen, ginder met steden tegen hoogere of lagere glooiingen vastgeklampt; nu eens met dichten plantengroei, bosschen, werden en landerijen versierd, dan weer met reusachtige rotsbanken opeengestapeld, die op menige plaats over het hoofd van den reiziger heendreigen.’
- De gansche tocht: wij verkiezen: gansch de tocht, omdat gansche, in 't eerste geval, te veel den aard heeft van een bijvoegl. woord van hoedanigheid.
- vastgeklampt, versierd en opeengestapeld moeten, volgens de zinwending, betrek hebben op hetzelfde woord. Op welk woord is 't hier?
‘Het rijtuig tolde meermalen zoo diep tusschen de hooge bergen en gapende afgronden voort, dat men te midderdag en bij een onbewolkten hemel de zon niet kon zien.’
- gapende afgronden vraagt hier het lidwoord de.
- hoe beletteden die afgronden de zon te zien??
- onbewolkten hemel is er te veel; want zelfs op het vlakke land kan men de zon niet zien bij een bewolkten hemel; beter ware: te midderdag aan den onbewolkten hemel.
‘Somtijds was het in de diepe valleien zoo warm, dat de paraplui voor parasol moest dienen. Geen verkwikkend windje waarde er, geen enkel zuchtje verfrischte de lucht, alles was op de reis bladstil, enz.’
- op de reis moet weggelaten worden.
‘Een geruimen tijd volgt de Gave den reiziger, zij stuwt haar schuimend water van rots op iots voort, terwijl wij langs de steile glooiing van haren oever heenreden en den stroom op sommige plaatsen meer dan honderd meters beneden onze voeten zagen voortbruischen.’
- Een geruimen tijd - een groot eind wegs ware beter, vermits er hier geen spraak is van tijd, maar wel van afstand.
- een punt-comma achter reiziger.
- beneden onze voeten wordt niet gezegd van reizigers, die in een landau zitten.
- zagen voortbruischen: men ziet het bruischen niet, maar men hoort het; juister ware: zagen voortschuimen of voortwoelen, en hooger zouden wij schuimend door bruischend vervangen.
- het voegwoord terwijl doet de verschillende tijden stuwt en heenreden leelijk tegen elkander stooten.
‘..... naar de rivier, die dikwijls zoo diep beneden den rijweg voortrolt, dat zij een slingerslangerig lint toeschijnt, ofschoon hare bedding vele meters breed is.’
- vóór slingerslangerig behoort het woord slechts, in tegenstelling met het volgende: ofschoon... enz.