Het Belfort. Jaargang 10
(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
Uit de pathologie der taal.Taalphantasmen.Opvolgenlijk.‘De opvolgenlijke moordpogingen op den czar (sic voor czaar) en op den italiaanschen (Italiaanschen) minister Crispi,’ Volksb. 30-6-'94. Waar komt die monsterachtige woordvorm vandaan? Zoo 'n woord kan in 't Nedl. niet bestaan; er worden in onze taal geen bijv. nw. afgeleid van noemvormen door middel van het achtervoegsel lijk; evenmin van tegenwoordige deelwoorden - de vorm opvolgendlijk wordt ook aangetroffen, naast onvolgentlijk. - Wel worden bijv. nw. door middel van bewust achtervoegsel afgeleid van werkwoordelijke stammen: draaglijk, beminnelijk, bekoorlijk, sterfelijk. Bestond een dergelijke afleiding van opvolgen, dan zou ze den vorm opvolgelijk hebben. Maar ze bestaat niet. Opvolgenlijk behoort niet tot de gesproken taal in Zuid-Nederland; het is een product van het verbasterd taalgevoel van den geletterden Vlaming, die zijn taal heeft geleerd, waar ze niet te leeren was. Hij leze toch Nederlansch! Gesteld nu, dat de aangehaalde vorm, liever nog opvolgelijk, kon bestaan, dan zou hij nog niet uitdrukken, wat er mede bedoeld wordt. Er is spraak van moordpogingen, die elkander opvolgen; dat begrip ligt niet opgesloten in het woord opvolgen, maar wel in achtereen volgen. Daarom was het gepaste woord hier achtereenvolgend. | |
Beurshaas.‘Het is dunkt mij, de plicht der journalisten, het publiek van zulke ondernemingen te ondeirichten; doen zij 't niet, dan profiteeren alleen de beurshazen van de onwetendheid van het publiek.’ Denderbode, 10, 6, '94. Een beurshaas was een dier, waar ik tot nogtoe niet mee bekend was. | |
[pagina 131]
| |
De courantier zal wel eens gelezen hebben van 'n beunhaas; doch dat woord maakte slechts een onvolkomen indruk op zijn geest en toen hij 't voor eigen rekening wou bezigen had het den vorm beurshaas gekregen. | |
Regeeringloozen.‘De verbijstering, welke de te Parijs gepleegde aanslagen der regeeringloozen verwerkt hebben, is nog niet tot bedaren gekomen.’ Flamingant, 4, 3, '94. Dat is eene poging om anarchist door een Nederlandsch woord te vervangen; maar die poging mislukt. Regeeringloos kan alleen beteekenen: zonder regeering; dat is een anarchist, hoezeer het tegen zijn zin zij, nergens; overal staat hij nog onder een regeering. Doch hij is een vijand van de regeering - dat begrip ligt niet in regeeringloos -; zijn naam is afgeleid van anarchie = staat van een land zonder regeering, en heeft dus de waarde van: burger in spe van een land zonder regeering. Het is nutteloos een algemeen gebruikt en begrepen woord als anarchist te willen vertalen. | |
Verbeelding.‘En konden de koningen, prinsen... die onze verbeelding ons hier voor den geest toovert, in deze verdwenen stad terugkeeren, welke het genie van eenige kunstenaars heeft heropgewekt (weer opgewekt of liever weer in 't leven geroepen), dan zouden zij zich evengoed te huis gevoelen als voorbeen in het groote, oude Antwerpen. De verbeelding wordt nog versterkt door het leven en de bedrijvigheid, welke in deze tooverstad heerschen.’ Volksb. 5, 5, '94. In den eersten zin is verbeelding goed gebezigd: notre imagination, d.i. de kracht om beelden voor onzen geest te doen rijzen. In den tweeden zln zou het moeten beteekenen: den waan, waarin men door 't geziene gebracht wordt, dat men zich werkelijk in het oude Antwerpen bevindt. Door 't geziene worden de zinnen verschalkt, begoocheld. Het passende woord is begoocheling = illusion. | |
Splitvezel.‘Hartelijk dank, dat is het werk van eenen kortzichtigen splitvezel, niet het mijne.’ J. Micheels, Belfort, '94, 7, 19. Het is niet de eerste maal, dat de Heer Micheels dit woord bezigt: ‘De ware dichter,.... zal zich om de splitvezels en haarklievers niet bekreunen, welke hem wegens eene ongewone wending,... voor hunnen rechterstoel willen doen verschijnen.’ Prud. V. Duyse, 291. Ik hoop wel, door Prof. Micheels niet voor het wezen te wor- | |
[pagina 132]
| |
den gescholden, dat hij splitvezel noemt, wanneer ik hem... niet voor mijn rechterstoel daag - dat zou den oud-leerling kwalijk passen - maar hem uitnoodig deze zijne schepping te willen verantwoorden... als het mogetijk is. Men kan het goed voor hebben bij 't scheppen van een woord, maar daarbij toch vergeten te rade te gaan met de regels der analogie, waar zulke neologismen aan onderworpen moeten zijn. Drukt splitvezel uit, wat er mede bedoeld wordt? Laat ons eventjes kijken. Een splitbout is een bout met een split = een spleet aan 't vooreinde; een splitgat, krijgen we, met de mode van heden, genoeg te zien aan de rokken onzer dames, wanneer deze Eva's kinderen ons op de straat drie stappen vooruit zijn. - Een splijthout is een wig, d.i. een houtje, dat dient om te splijten. Een splijtmijt, een splijtpenning is een schraper, een vrek, die een mijt, een penning in tweeen zou splijten als de helften maar de waarde van het geheel behielden. Wil de Heer Micheels nu een haarkliever een man noemen, die vezels splijt evenals een ander haren klieft, dan zal hij dat mensch best een splijtvezel doopen. Anders blijft zijn splitvezel een vezel met een split, een gespleten vezel. | |
Schrifttaal.‘Ik durf den hooggeleerden heer ProfessorGa naar voetnoot(1) aanraden, eerst eens o.a.J.W. Mullers Spreektaal en Schrifttaal in het Nederlandsch te lezen.’ J. (?) Nieuwe School- en Letterbode, Maart, '92. Schrifttaal is een bokje, dat eenige gelijkenis met het voorgaande heeft; het komt in Zuid-Nederland wel meer voor De samenstelling, die de taal noemt, waar men zich bij 't schrijven van bedient, moet bestaan uit den werkwoordelijken stam + taal = schrijftaal; men zegt immers ook spreektaal en niet spraaktaal; nijptang en niet neeptang; springslot niet sprongslot. Trouwens, in den titel van het genoemde opstel, heeft J.W. Muller ook van schrijftaal gesproken. J. (?) heeft verkeerd afgeschreven. | |
Betrek.‘En als bracht die mijmering haar op iets geheel anders, iets dat er geen het minste betrek medeGa naar voetnoot(2) scheen te hebben... zij dacht aan Idonia...’ Virg. Loveling, Idonia, 199. | |
[pagina 133]
| |
Betrek bestaat in 't Nederl. niet; het wordt alleen aangetroffen in de Zuidnederlandsche schrijftaal. Het leeft ook niet in de gesproken taal. 't Is zonderling: in de Zuidnederl. schrijftaal zijn zoo 'n aantal woorden geslopen, die nergens en nooit een werkelijk bestaan gehad hebben, die alleen maar leven in Zuidnederlandsche kranten en boeken. | |
Inzichtens.‘Uit Rome wordt geseind, dat het Italiaansch Gouvernement inzichtens is de muntconventie op te zeggen, uit haat tegen Frankrijk’, Laatste Nieuws, 8, 9. '93. Weer specifiek Zuidnederl. boekentaal; een dergelijk woord met de beteekenis van vanzins bestaat in 't Nederl. niet; het is een analogievorm van krachtens, tijdens, wegens, voorzetsels ontstaan uit den derden naamval meervoud met de bijwoordelijke 's. Doch inzichtens is geen voorzetsel als krachtens enz. maar wordt gebruikt als praedicatief bijv. nw.; het kan zich niet beroepen op een werkelijk bestaan in de levende taal. Van zinnens, dat ook in Zuid-Nederland gebezigd wordt, geldt hetzelfde. | |
Opzichtens.‘(jongere schrijvers) meteen leerende streng te wezen opzichtens hunne eigene gebreken en toegevend jegens die van anderen.’ D. Claes, Taal- en Letterkundige Aanmerkingen, 6. Opzichtens bestaat in 't Nederlandsch niet; evenmin in de Vlaamsche volkstaal; behoort alleen tot de Zuidnederl. schrijftaal, Het is nog een analogievorm van krachtens, volstrekt nutteloos omdat onze taal zegt ten opzichte van en als synoniem hiermede kan bezigen met betrekking tot. | |
Plecht.‘Maar hemel! welk schrikkelijk gerucht komt eensklaps de heilige plecht onderbreken?’ Conscience, De Boerenhrijg, 194. Het woord plecht heeft in 't Nederl. geen ander beteekenis dan die van klein voor- of achterdek op een vaartuig. Conscience wil het den zin geven van plechtigheid! | |
Zoek (te-).‘Geene mededinging, hoor! Op geenen hoek is het huis te zoek.’ Flaming. 4, 3, '94. Zoek wordt alleen gebruikt, niet met te; het beteekent verloren, verdwenen: mijn boek is zoek. Er moest staan: te zoeken; maar de schrijver heeft een rijmpje willen maken en heeft aldus iets gefabriceerd, dat geen zin heeft. Luik. H. Meert. |
|