| |
| |
| |
Een kostelijke aanwinst.
Er is eene zelfstandigheid zoo overvloedig in de natuur verspreid, dat zij, op haar alleen, de drij tienden van de buitenschors der aarde uit maakt. Zij komt onder de samenstellende deelen der rotsen, die als het geraamte van onzen aardbol zijn; wij betreden ze met de voeten, want zij maakt een gewichtig deel van den grond uit; ja, er zijn gansche aardlagen, hetzij aan de oppervlakte, hetzij daaronder, die bijna niets anders bevatten dan deze stof... Ik spreek van het kiezel (silice).
De kiezelstof kan kristalliseeren; dan heet zij bergkristal, en in dien staat is zij volkomen vrij van alle mengsel. Zij is insgelijks bijna volkomen zuiver in den vuur- of keisteen (silex), en nog menige andere steenen, waar enkel de zeldzaamheid aan ontbreekt, om onder de kostbaarste edelgesteenten gerekend te worden. Tot deze laatste soorten behooren, bij voorbeeld, het agaat, de calcedonie, de jaspis, de amethist enz.
Het is evenwel op die aristocratische mineralen niet dat ik de aandacht van den Lezer wil inroepen. De aanwinst, waar wij willen van spreken, is beter en nuttiger dan kleinooden, enkel tot versiering dienende... Laat ons ter zake komen: het kiezel, aan het hevigste vuur blootgesteld, smelt niet; doch, als het met sommige andere zelfstandigheden gemengd is, met potasch, bij voorbeeld, of zoutasch, of roode menie, dan integendeel smelt het, en maakt met die stoffen een samengesteld lichaam, dat niets anders is dan.. het glas.
| |
| |
En het is daar die kostelijke aanwinst, zoo hoogdiavend in het opschrift dezer bladzijden aangekondigd? Is er wel iets zoo gemeen en zoo alledaagsch als glas?
Liefste Lezer, het glas is volstrekt niet gemeen in de natuur, integendeel, het ontbreekt er geheel en al. Het is eene schepping van 's menschen vernuft; de natuur gaf hem kiezelzand, het wit zand, dat wij over onze vloeren strooien, en de mensch vond het middel om die wederspannige stof tot smelten te dwingen. Het glas is dan een ware aanwinst, een ware verovering op de natuur, en dat deze aanwinst van de hoogste weerde is, zal de Lezer bereidwillig toestaan, indien hij maar wat op de ontelbare toepassingen van het glas wil nadenken.
Wat waren eerst de huizen? Enkele hutten met eene deur, welke men moest open houden om er het licht te laten indringen. Alzoo zijn zij nog bij de volkeren, weinig in beschaving gevorderd, bij de armen in Palestina, bij voorbeeld, en er bestaan geen redens om te denken dat Onze Heer Jezus-Christus te Nazareth beter gehuisvest was... Wat droeve woning moest dat niet zijn, een huis zonder andere opening dan de deur?.. En kapt ge een hol in den muur om het licht van den dag binnen te laten, met het deze komen ook wind en koude, regen en sneeuw binnen, zoodat ge, om die onaangename bezoekers buiten te houden, verplicht zijt aan uwe venster een luik aan te brengen, dat u wederom in de duisternis zet. Ha! wij geven geen acht genoeg op de diensten, ons door de glazen vensters bewezen!.. Wij achten ze niet hoog genoeg, die eenvoudige, deugdelijke ruiten, die het volle daglicht laten binnenstroomen, en ons tevens tegen koude en regen beschutten. Hoor! buiten loeit onstuimig de wind.. Laat hem maar razend de kruinen der boomen schudden; ik zit hier in de klaarte, alsof ik buiten ware, en het blad papier, zoo licht, waar ik op schrijf, blijft onbeweeglijk.
Het is niet alleen bij dage, maar ook 's avonds
| |
| |
en bij nachte, dat wij aan de doorschijnendheid van het glas zulken overvloed van licht te danken hebben. Hoe waggelend en hoe duister de vlam onzer lampen als er het glas met op staat!.. Bij de straatverlichting zouden de gasbekken en de petrolielampen van gering nut zijn, indien zij in geen glazen lantaarns beschut waren... En het glas der gewone huislantaarns, van hoeveel branden vrijwaart het ons niet, als wij genoodzaakt zijn licht te brengen in plaatsen, waar stroo, hoor, schavelingen en andere ontvlambare stoffen opgestapeld zijn?
Laat uwe oogen rondgaan in uwe woning, zij zullen overal het glas benuttigd vinden: het bevrijdt van het stof, zonder ze aan het zicht te onttrekken, al de versiersels uwer kamers: gravuren, lichtprenten, beeltenissen van geliefde personen, beelden van heiligen, kransen van kunstbloemen, pendulen enz. enz.
Het is overigens het licht alleen niet, maar ook de warmte, die door het glas trekt. Er valt hier evenwel een onderscheid te maken: eene witgloerende bron van warmte straalt door het glas, ja, en dit is wel het geval voor de zon; iedereen weet genoeg door ondervinding dat hare stralen, door de versterruiten binnengedrongen, niet alleen licht, maar ook warmte in de plaats brengen. Is er echter quaestie van eene bron, die niet gloeit, maar donker is, de warmte, die daaruit straalt, kan volstrekt door het glas niet. Veronderstel een vat ziedend water; dat geeft warmte, en een thermometer, op geringen afstand daarvan geplaatst, klimt; doch houdt ge eene ruit tusschen het vat en den thermometer, gij zult aan dezen niet de minste verandering bespeuren, hoe gevoelig hij ook zij.
Van die dubbele eigenschap: doordringbaarheid voor gloeiwarmte, ondoordringbaarheid voor donkere warmte, heeft men een gelukkige toepassing gemaakt voor huizen, geheel in glas, waar men planten van de warme landen in kweekt. In zulk een huis, of serre, komen de zonnestralen binnen; zij verwarmen
| |
| |
de planten, de bloempotten, den grond, de muren, en worden alzoo donkere warmte, die naderhand niet weer door de ruiten weg kan stralen, maar in de serre gevangen blijft. Het glas werkt hier op de warmte gelijk eene val, die het muizeken binnen laat, maar geenen uitgang geeft.
Alzoo is het glas, zoo broos, eene bouwstof geworden, welke men zoo goed heeft weten te benuttigen, dat er nu plantenhuizen zijn, groot en hoog genoeg om er gansch eenen bosch van boomen der tropische gewesten in te verzamelen... Is het niet uitsluitend uit ijzer en glas, dat, in de nabijheid van Londen, het Kristalen Paleis van Sydenham gemaakt is, een der kolossaalste en wonderste gebouwen, welke men ergens kan zien?.. En terwijl wij van bouwwerken spreken, wat eerlijke plaats bekleedt het glas niet onder de kostbaarheden, bijgeroepen om Gods huis op te luisteren! De geschilderde vensters onzer kerken moeten niet onderdoen voor de tafereelen op doek geschilderd, die de altaren en de wanden versieren.
Wij hebben tot hiertoe meest op de doorschijnendheid van het glas, en zijne doordringbaarheid voor de warmte gesteund. Maar het heeft nog andere goede hoedanigheden: het weerstaat volkomen aan de bijtendste zelfstandigheden, en wordt noch door zwavel-, noch door salpeterzuur, of welk ander zuur ook ingeëten, het eenige boriumzuur uitgenomen. Ook staat het in groote achting bij de scherkundigen, die in hun werk dikwijls heel belemmerd zouden zijn, hadden zij geen glazen vaten om er hunne mixturen in te maken.. Het is om dezelfde reden dat het glas algemeen gebruikt wordt om drank en allerhande vochten te bewaren; wijn, bier, azijn enz. zouden in metalen vaten vergif worden, daar zij in flesschen blijven wat zij zijn... En als de oogenblik gekomen is van eene flesch te ontstoppen, zou het nat wel zoo goed uit eenen zilveren of gulden kroes smaken, als uit een glazen romer, die bijna niets kost, en waarin het zicht alleen van het vocht reeds voldoening geeft?
| |
| |
Het glas is al zoo nuttig in de physiek als in de scheikunde. Hoe zou men de hoogte van het kwik in den barometer en den thermometer zien, waren deze instrumenten niet van glas gemaakt? Het is met een glazen wiel dat men best en gemakkelijkst de statische electriciteit verwekt, en bij eene menigte electrieke toestellen wordt het glas als een isoleerend middel benuttigd.
Hoe bekrompen ware de optiek, het deel der physiek dat van het licht handelt, zonder die glazen, zoo kunstig geslepen, als het prisma en de lenzen!.. Met het eerste ontleden de natuurkundigen het licht, breken het in zijne veelkeurige stralen, en bij dit samenstel, zoo ongelooflijk rijk en prachtig, kan men verstaan dat het oog van God zelf, bij het eerste schijnen van het licht, met welbehagen daarop rustte... Daarenboven vinden de geleerden nu nog dat dit samenstel verschilt van de eene lichtbron tot de andere, en zij vinden het middel om het licht, den eenigen bode die van de hemellichamen tot ons komt, in het prisma te doen spreken en op velerlei vragen nopens de sterren te doen antwoorden..
Het prisma is door vlakken begrensd; bij de lenzen is de oppervlakte krom gebogen, bol of hol. Iedereen weet genoeg hoe de ooggebreken van menigeen met zulke glazen geholpen worden. Zulk een ziet klaar genoeg van bij, maar al wat een weinig verwijderd is, schijnt als met eenen mist omgeven; twee holvormige glazen, voor de oogen geplaatst, zijn genoeg om het zicht verder te doen dragen, en over gansch een landschap helderheid te verspreiden... Een ander, tot zekeren ouderdom gekomen, ziet integendeel heel goed in de verte, maar over het werk, dat voor hem ligt, over den boek, welken hij in de handen heeft, komt er, bijzonder 's avonds, een onrustwekkende nevel... Gaat hij aan de bezigheden van geheel zijn leven moeten verzaken?.. Wees gerust, wie gij ook zijt, man van wetenschap of van handwerk, kunst- of huisschilder, schoen- of horlogiemaker, twee bolle glazen zullen u uit den nood helpen.
| |
| |
En dan hebt ge nog al die wonderbare instrumenten, waarin het glas, tot lenzen geslepen, de hoofdrol speelt: het photographisch toestel, waarin het licht als een teekenaar opkomt, en veel nauwkeuriger werkt dan de behendigste kunstenaar; de tooverlantaarn, met hare vergroote beelden, zoo leerrijk sedert het gebruik der lichtprenten daarbij; de verrekijker en de microscoop, waarmee men de schepping, zoo in 't kleine als in 't groote, zoo ongelooflijk verre ziet strekken, dat er het menschelijk verstand van verbaasd en onsteld is...
Hebben wij genoeg bewezen dat het glas eene der kostelijkste aanwinsten is, die ooit op de natuur gedaan werden?
J.B. Martens, kan.
|
|