Het Belfort. Jaargang 9(1894)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 345] [p. 345] Twee liedekens in den zelfden trant I. Ik zat te bidden in de kerk - Daar schoot een straal door de oude ramen En lag, een tintlend kleurenwerk, Op 't koude marmer; en te zamen Smolt purper, hemelsblauw en rood: De matte vloer juweelen bood. ‘Ach!’ dacht in 't binnenste mijn ziel, ‘Gij zijt dit marmer dof en koud Waarop de rijke weerglans viel Van levend purper, schittrend goud. Gij zijt die nederige steen; Maar 's Heeren licht speelt om u heen. O liefdeglans! O gratiegloed! Herschep mijn leven koud en duister; Werp op het marmer van 't gemoed Uw duizendkleurig licht en luister. Daal neder, zonne, van omhoog; Verblijd met kleurenglans het oog! II. Ik zat in de donk'rende kerke, De handen gevouwd voor 't gezicht. Daar ginder de marmeren zerke; Voor 't outer het brandende licht. [pagina 346] [p. 346] Ik zat, en ik droomde bij poozen. - Een droom is ook vaak eene bee. - Op 't outer de kwijnende rozen, Zij geurden en treurden ook mee. ‘O Heer! is mijn leven vervlogen, Een schaduw op 't dorrende veld, Een grashalm in 't groeien gebogen, Een zwaluw naar 't zuiden gesneld?... O Heer! is mijn leven vervlogen? En zie! in mijn handen geen vrucht! 't Verleden herrijst voor mijne oogen, In schem'rende schauwen gevlucht...’ Ik peinsde - en door kleurige ramen Schoot binnen een vurige gloed; En goud en robijnen te zamen, Zij tintelden rijk aan mijn voet. En glijdend langs zerken en steenen, En kussend plaveien en muur, De kleuren karbonkelen schenen, Juweelen vol gloed en vol vuur. ‘O!’ dacht ik verheugd weer van binnen, ‘Zij enkel mijn leven als 't glas, Waar 't licht van Gods streelen en minnen Door straalt, of het levendig was! Geen kleur zou den kouden vloer streelen, Zoo niet door de zonne doorgloeid. Wil, Heer, mij dien glans mededeelen, Die warm ook op anderen vloeit!’ Antwerpen. M.E. Belpaire. Vorige Volgende