De heer Voorzitter legt ter bespreking het eerste der vier voorstellen, door den heer de Potter neergelegd. 1o Vlaamsch Staatsblad.
Deze stelt vast, dat de heer Minister van Justitie alle wetten, benoemingen en verordeningen, rakende zijn departement, in het Staatsblad doet opnemen in beide talen. De andere Ministers, ook gekozen door Vlaamschsprekende airondissementen, zouden daar een voorbeeld dienen aan te nemen. Wat de heer Begerem kan, behooren ook de anderen te kunnen. (Toejuichingen.)
Het voorstel wordt zonder tegenkanting aangenomen.
2o Vlaamschspreken in de Kamer.
De heer de Munnynck (Gent), komt op tegen het gebiedend mandaat om uitsluitend Vlaamsch te spreken.
De heer Janssens (Brugge), acht het onmogelijk, voor alle zaken, uitsluitend het Vlaamsch te bezigen. Dit kan echter gedaan worden in vele gevallen, b.v. in de bespreking over begrootingen, in de verslagen, in ondervragingen gericht tot eenen Vlaamschen Minister, bij 't stemmen, bij 't handhaven van der Vlamingen recht. (Toejuich.)
De heer de Potter. Tot vóór weinigen tijd was ik van meening, dat het niet noodig was in de Kamer onze taal te spreken, als wij, door middel van het Fransch, ons recht maar bekrachtigd konden krijgen. Sedert dat Waalsche afgevaardigden, bij de heropening der Kamers, schaamteloos de Vlaamschsprekende leden hebben beschimpt, ben ik tot het besluit gekomen, dat er veel Vlaamsch in de Kamer moet gesproken worden, en ik stel daarom voor, te vragen dit zooveel mogelijk te doen, niet als een liefhebberijtje, maar als de uitoefening en de staving van ons recht. (Toejuich.)
Verschillende leden nemen het woord om eene wijziging (van vorm) aan het voorstel te doen. Ten slotte wordt gestemd:
De volksvertegenwoordigers des Vlaamschen groep zullen, in den regel, Vlaamsch spreken, en enkel Fransch, als 't noodig is.
Worden nog gestemd, de wenschen betrekkelijk:
1o Het Vlaamsch vóór het krijgsgerecht. - 2o Meerdere vervlaamsching van het hooger en middelbaar onderwijs. - 3o Rechtvaardige rangschikking der gemeenten, in 't opzicht der taal. - 4o Verplichte kennis der beide talen voor al de Staatsambtenaren en bedienden. - 5o Stemming der wetten in de beide talen. - 6o (Voorstel des heeren Janssens, van Brugge): het aanleeren onzer taal, in de Waalsche gestichten, te bevorderen. - 7o In de nieuwe in te richten Afdeeling van den Arbeid alleenlijk personen te benoemen, die beide talen machtig zijn.
4o Vlaamschsprekende candidaten in de Vlaamsche provinciën. - De heer de Potter vraagt dat de vergadering den wensch zou uitdrukken en overmaken aan de leiders der katholieke partij, voortaan geene candidaten voor de Kamer meer te benoemen in de Vlaamsche gewesten, die dezer taal niet kennen. Al de gekozenen des volks moeten met het volk in aanraking kunnen komen. Zijn er