Wat de beteekenis betreft, die kan tweeërlei zijn: 1o een bol, een mensch, die alles verwart, die niet helder denkt; 2o een bol, een mensch die alles in de war stuurt. Zoowel de eene als de andere opvatting passen voor het zinnetje (althans van een zeker standpunt!) door den heer Meert uit den Denderbode aangehaald.
In de eerste beteekenis is warbol een synoniem van warhoofd en warkop, welke in Noord-Nederland, vooral het laatste, in dien zin thans zeer gebruikelijk zijn. Wie wel eens in De Génestet leest, zal zich terstond het vers herinneren:
Een warkop, wat hij broedt of doet,
Een helder hoofd, een rein gemoed
Bij De Brune, Bankketwerk (ed. 1660) 2,389 vindt men echter warkop ook in de tweede beteekenis: ‘Men vindt van die helsche warre-koppen, die, ghelijck de Kemels niet drincken en konnen, als in troebel water: die geduyrigh trompetten, en den oorlogh blazen.’
Deze tweede beteekenis is eigenlijk de oorspronkelijke; tegenwoordig nog wordt wargeest tij voorkeur als rustverstoorder opgevat; doch bij Van der Palm vindt men het ook in de andere opvatting: ‘Hoe! zou men dan nooit van den gewonen weg mogen afwyken, altyd in denzelfden kring van begrippen moeten omdolen, die door het gemeen gevoelen onzer dagen als alleen proefhoudend gemerkt en geykt zyn; en geen' enkelen stap in het vrye kunnen wagen, zonder terstond een dwaal- en wargeest te heeten, die aan zijne zucht, om door vreemde en zonderlinge stellingen opgang te maken, de eenvoudige waarheid opoffert’ (Redevoer. 3, 193).