| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
La restauration du Château de Gérard le Diable à Gand, par Arthur Verhaegen. - In dit, door den Messager des sciences historiques eerst afgekondigd schrift, geeft de hersteller van het merkwaardig middeleeuwsch slot antwoord op verschillige kritieken. over zijn werk vooruitgezet. Wij hebben het schrift met aandacht gelezen en meenen te mogen zeggen dat de kritiek, voor meer dan één punt, lichtzinnig is geweest, Zekerlijk heeft het uitzicht van het herstelde Steen ietwat zonderling, voor hen, die aan meer gebouwen van dien aard hunne aandacht hebben gewijd, maar ook is het waar, dat de heer Verhaegen niet een werk van fantazie, maar eene gewetensvolle herstelling heeft verricht, gesteund niet alleen op de vergelijking met andere middeleeuwsche gebouwen te Gent, maar ook op de sporen, die van den oorspronkelijken bouw waren overgebleven. Dit geldt inzonderheid de vensters. Wat het dak en den toren betreft - die moesten zijn, gelijk de heer Verhaegen gedaan heeft, platte dakken o.a. hoegenaamd niet kunnende dienen in een land, waar zoo veel regen valt als het onze. Hoe kan het iemand in 't hoofd komen te beweren dat ooit een gebouw in Vlaanderen, namelijk in 't begin der middeleeuwen, is gedekt geweest als in Palestina, een land met een geheel ander klimaat dan hier? Maar een plat dak - heeft men opgeworpen, - moest dienen om er, in geval van belegering, de krijgstuigen op te plaatsen. - Wie zal dit bewijzen?
De in sterke sloten belegerde manschappen verweerden zich meest met hand- of voetboog, met het werpen van steenen, gieten van kokend vocht enz., waar geen plat dak voor noodig was, zonder te rekenen dat, gelijk de heer Verhaegen terecht opmerkt, eerst later groote krijgstuigen, maar meest door de belegeraars, gebezigd werden.
De grootste sterkte van dergelijke gebouwen bestond in de stevigheid der muren en vensterluiken, bestand tegen allerlei geweld; bovendien, Geeraard-Duivelsteen behoefde te minder een plat dak, daar het geen lands- of stadsgebouw was, en derhalve geene belegering door groote benden had te duchten.
Wij denken dat de weerlegging der over het Steen in 't midden gebrachte kritiek de meening van vele der afkeurders der herstelling wel zal wijzigen, en dat deze zullen hulde brengen aan de manier, op welke de heer Verhaegen zijne moeilijke taak aangevat en ten einde gebracht heeft.
| |
| |
Drie photos, buiten tekst, versieren de brochuur: buitenzicht van het Steen, zooals 't nu is; zicht van de krocht, en afbeelding van de bazis der kolommetjes aan de vensters (buitenkant) van de groote zaal.
D.
Wonderland. - Vertellingen door M.-E. Belpaire en Hilda Ram. Gent, drukkerij A. Siffer. 1894. Prijs fr. 1,50.
Het ware eene lange, lange reeks, wilden wij hier de boeken opsommen welke Grimm geschreven heeft. En hoevele onder die boeken staan bij de geleerden als-meesterlijke gewrochten bekend! Doch het werkje dat wel door het meest handen gegaan is en waaraan zich het grootste getal menschen verlustigd hebben, is stellig de verzameling van zijne Mdrchen, van zijn bundeltje kindervertellingen trouw uit den volksmond opgeteekend.
Van de vele werken welke de groote Deensche schrijver Andersen heeft voortgebracht, romans, gedichten, tooneelstukken, zijn het wederom zijne wonderlijke kindervertellingen welke in al de landen der beschaafde wereld zijn naam bekend en geliefd maken, welke hem de onsterfelijkheid verzekeren. Andersen echter deed meer dan eenvoudig de verhaaltjes der grootmoederkens zijner kennis op te teekenen: hij zelf was de schepper zijner ongeëvenaarde meesterstukjes, waarin reinheid van gemoed en rijkdom der verbeelding zich door de toovermacht der kunst tot het wonderbaarste geheel verbinden, dat men kan droomen....
De Juffrouwen M.-E. Belpaire en Hilda Ram brengen ons in dit eerste bundeltje een keus uit de vertellingen van Grimm en Andersen, en daarenboven, benevens een drietal wonderlegenden van Fioretti, in archaischen trant gesteld, eenige oorspronkelijke verhaaltjes.
De keus van het vertaalde mag alleszins voortreffelijk heeten. Doch ook de oorspronkelijke sprookjes geven ons het recht niet karig te zijn met lof. Onder deze laatste bevinden zich de beide legenden van Godelieve en van Christophorus, het keurige allegorisch verhaaltje van de Witte Roos, en eindelijk de twee lieve vertellingen, gansch in den trant van Andersen, Engeltjes en de Schaal.
Eene hoedanigheid is er, welke de vertaalde en de borspronkelijke stukjes vooreerst gemeen hebben: namelijk, dat de toon ervan zoo goed getroffen werd, iets wat stellig wel in de eerste plaats dient opgemerkt in verhaaltjes als deze. Het strekt echter de schrijfster nog meer tot eer dat hunne verhaaltjes, welke zich zoo schuchter en bescheiden onder de meesterstukjes van Grimm en van Andersen gaan verschuilen, niet door die nabijheid overglansd worden, zooals men zou kunnen duchten, maar eerst door die nabijheid in hunne volle waarde uitschijnen. Doch het ware overbodig hier langer uit te weiden over het eigenaardige en frissche der opvatting, en al het voortreffelijke dat wij in deze sprookjes zouden willen prijzen, daar de geachte schrijfsters hunne toelating er toe gaven het lieve sprookje der Engeltjes in het
| |
| |
Belfort over te drukken. Alleen nog willen wij hier ten slotte niet nalaten den wensch uit te drukken dat een tweede deeltje welhaast moge volgen, en ons nog meer dergelijke vertellingen te genieten brenge welke de rozige dagen der kindsheid steeds zoo levendig weer voor den geest doen verrijzen....
L.P.
Dertienlinden. - Zoo heet het groot gedicht van den Duitscher Dr Weber, welk vooral de aandacht der Vlamingen heeft opgewekt en door den heer De Lepeleer zoo schoon en Juist werd vertaald, dat Dr Weber zelf er zijne verwondering over uitdrukte.
't Is over dit werk en die vertaling dat de heer Ossenblok in Jan Frans Willems twee lezingen hield, die hij thans heeft verzameld en uitgegeven in een fraai boekje van 112 bladzijden.
De heer Ossenblok ontleedt het gedicht en doet er al de schoonheid van uitschijnen, de diepe gedachten en juiste beschrijvingen, iets dat veelal ontsnapt wanneer men vluchtig zulk een gedicht leest. Het werkje van den heer Ossenblok is dus als eene handleiding voor degenen die het werk in zijn geheel willen lezen en er al de schoonheid van willen vatten. Aan anderen die noch tijd noch lust hebben om geheel het werk te doorgronden, geeft het werkje van den heer Ossenblok voldoende ophelderingen om hen met kennis van zaken over het geheel te kunnen doen oordeelen.
Het wordt dan ook warm aanbevolen aan allen die zich ietwat met taalstudie of letterkunde bezig houden, zooals bij geestelijken, bij onderwijzers, en bij de ontwikkelde standen in 't algemeen.
Het werkje kost slechts 1 fr. en is te verkrijgen bij den Schrijver, Turnhoutschebaan, 297, te Borgerhout, alsook bij den uitgever deze.
Guide pratique pour les élections. enz, enz., door Edmond De Bock, onderzoeksrechter te Gent; gewezen vrederechter, oud gemeenteraadsheer en oud-lid van den provincialen raad. - Gent. A. Siffer. Prijs fr. 3,00.
Wij hebben van dit werk, dat wij bij vroegere uitgaven reeds beoordeelden niets meer te zeggen.
De beste aanbeveling staat op den omslag zelf in deze twee woorden: Tiende uitgaaf. Een boek, dat tien uitgaven beleeft, is voorzeker een werk dat aan eene ware behoefte beantwoordt en door zijne doelmatigheid hoog geschat wordt.
Zeggen wij enkel dat de nieuwe uitgaaf geheel in overeenkomst is gebracht met de nieuwe kieswet. Dat dit werk van groote waarde is zegt genoeg dat Provinciale Besturen het officieel aanbevelen voor de Gemeentebesturen.
Te betreuren is het dat zulk nuttig en onontbeerlijk boek niet in het Vlaamsch kan uitgegeven worden. De uitgever, zegt ons, dat hij de kieswet in het Vlaamsch en in het Fransch aangekondigd had, onder andere bij al de gemeentebesturen van het land, en tegen duizende
| |
| |
Fransche exemplaren werden er slechts 33 Vlaamsche gevraagd. Welke verblindheid en ontmoedigende onverschilligheid! Helaas! de Vlaamschgezindheid bestaat bij velen slechts in woorden.
Weber-feest te Weenen. - Bij haar eerste optreden als Bond, gaf de katholieke studeerende jeugd der Weener Hoogeschool (katholieke studentenvereeniging Norica, Austria, Academische O.L.V. Congregatie, academische gouwgilden van den katholieken schoolbond) eene feest, aan dichter F.W. Weber's herinnering gewijd, in de kleine zaal van de Muziekafdeeling. In 't diepste der zaal was tusschen frisch groen het portret uitgesteld door den schilder Schuhmacher geteekend. Na een voorspel op 't orgel, kenschetste de feestredenaar Dr Haslhofer den afgestorvene als christen Duitschen man, als epischen, lyrischen en didactischen dichter, als plichtgetrouwen arts. Daarna stelde Graaf Sylva-Tarouca in 't licht de roeping der dichtkunst, hare betrekking tot den godsdienst, en hij weidde verder uit over de tegenstelling tusschen het moderne materialistisch-zinnelijke Pseudo-Realismus en de christene dichtkunst zooals Weber die verpersoonlijkte. Verder volgden eenige liederen en voordrachten naar gedichten van Weber. Daar wierden nog bijgevoegd twee koorzangen getoonzet (door Kralik) voor de feest, en de voordracht van een feestdicht door Eichert. Het publiek was uitgelezen: o.a. waren aanwezig Kardinaal Aartsbisschop Dr Gruscha, Graaf Chorinsky, Graaf Falkenhayn, de ondervoorzitter van de lagere Kamer Dr Kathrein.
Zeker draagt die welgelukte feest veel bij om in Oostenrijk Weber's gedichten te verspreiden, en bevordert zij de hoopvolle katholieke beweging onder de studeerende jeugd van Weenen.
L.
Davids-Fonds. - Hoofdbestuur. - In zijne laatste zitting werd hem voorgelegd: een handschrift van den heer J. Melchior, over alcoolisme; een werk over Rubens, eenige jaren geleden te Antwerpen bekroond. - Beide zijn, ten onderzoeke, verzonden naar de Boekencommissie.
De diensten, door wijlen Lambert van Ryswyck aan het Hoofdbestuur bewezen, werden door den heer P. Willems in herinnering gebracht; het Jaarboek voor 1895 zal een levensschets en een portret van den betreurden overledene behelzen.
Mededeeling werd gedaan van eenen brief uit Lier, aangaande het ontwerp voor de oprichting van een standbeeld aan Kanunnik David, te dier stede. Staat, provincie en gemeente zullen tot de kosten bijdragen. Ook het Hoofdbestuur zegt eene ruime bijdrage toe.
Een bundel schoone Duitsche liederen, met Vlaamsche woorden, wordt ter uitgave gereed gemaakt. De uitgekozene liederen behooren tot de schoonste en meest populaire, welke Duitschland heeft voortgebracht.
In de maand Augustus of September 1895 zal het Davids- | |
| |
Fonds eene plechtige feestvergadering houden te Brugge, met letter- en toonkundige zittingen.
Ten slotte werd beslist, den heer V. Begerem, minister van Justicie, schriftelijk te bedanken voor de afkondiging in de beide talen, door het Staatsblad, van alle zijn bestuur betreffende mededeelingen.
- Een feest werd gegeven in de afdeeling Dixmuide, de heer E. Vherbergh sprak er over den nieuwen toestand ingevolge de uitbreiding van het stemrecht.
Maandag 2 October speelt Zele het geschiedkundig drama van K.L. Van Voordenhove Boudewijn van Gent of Wraak en Berouw.
Koninklijke Vl. Academie. - Zitting van 22 Augustus: Vaststellen der uit te schrijven prijsvragen van 1896 en benoemen der candidaten voor de keurraden belast met het toekennen van den vijfjaarlijkschen prijs van Nederlandsche letterkunde (1870 1875) en van dien der Nederlandsche tooneelkunde.
Zitting van 19 September: 's Morgens, bezoek aan het Gravenkasteel onder geleide van den heer A. Van Assche, en 's namiddags, vergadering, waarin verscheidene bestuurlijke zaken verhandeld werden en de heer Hiel lezing gaf van een gedicht, Rollier, dat in de Verslagen zal opgenomen worden. Dit gedicht is eene verheerlijking van den strijd der boeren tijdens de Sansculotten.
- De Vlaamsche schrijvers Ledeganck, David, Dautzenberg en Snellaert, zullen binnen kort door gedenkteekens herdacht worden. De Koninklijke Vlaamsche Academie zal waarschijnlijk ieder dezer schrijvers herdenken, door hunne levensbeschrijving uit te geven.
Academische Prijsvraag. - Het Handelsblad van Amsterdam heeft melding gemaakt van de prijsvraag, door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgeschreven: ‘de invloed, dien de mannen der zuidelijke gewesten hebben uitgeoefend op de noordelijke, in de 16e en 17e eeuw.’ Nadien kondigde het Amsterd. Handelsblad een schrijven af van Dr. van Langeraad, waarin wordt gezegd dat dezelfde prijsvraag is uitgeschreven door het Prov. Utrechtsch genootschap voor 1894.
De briefschrijver merkt op, dat men beter hadde gedaan den afloop van de laatste prijsvraag af te wachten. (Van die uitschrijving wist men hier niets.) Indien de vrage beantwoord wordt, was eene herhaling der vraag niet noodig.
't Is overigens (zegt hij) een merkweerdig onderwerp, want ‘ontegenzeggelijk is de invloed, door de Zuid-Nederlanders, die in de 16e en in het begin der 17e eeuw naar deze gewesten zijn gekomen, op veel en velerlei gebied, verbazend groot geweest.’
Dr. van Langeraad wijst op meer dan één werk, dat dit onderwerp breedvoerig heeft behandeld, onder ander: Dr. Fruin, Tien Jaren uit den tachtigjarigen Oorlog; Victor Gaillard: de l'influence exercée par la Belgique sur les Provinces-Unies sous le rapport politique,
| |
| |
commercial, industriel, artistique et littéraire, depuis l'abdication de Charles V jusqu'à la paix de Munster; (1555-1643), een werk dat in 1854 door de Académie royale de Belgique bekroond, maar echter niet volledig is.
Verder: van der Graft: de Tapijtfabrieken der 16e en 17e eeuw; Dr. Bredrus: de Tapijtenfabriek van Karel van Mander, de jonge, te Delft; M. Koenen: de Tapijtwerken op het Stadhuis te Haarlem. Men zie ook J.-F. Le Petit: Nederlandsche Republycke, Arnhem 1617, enz.
Dr. van Lageraad eindigt zijn artikel met te zeggen: ‘Doch genoeg reeds om te zien dat het uitschrijven der prijsvraag alle reden heeft van bestaan. Moge ze niet over het hoofd worden gezien; en laten ook historici uit ons land zich aangorden en trachten op de gestelde vraag een zoodanig antwoord te geven, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie genoodzaakt wordt, hare belooning hierheen te zenden.
Jammer maar, dat de tijd van beantwoording zoo kort is. Ik vrees dientengevolge dat noch het Prov. Utr. Genootschap, noch de Koninkl. Vlaamsche Academie succès zullen hebben met de uitgeschreven prijsvraag.’
De tijd voor eene zoo omvattende vraag moge te kort zijn: misschien, wierde een uitstel gevraagd, zou de Academie er geen bezwaar in vinden, den mededingers een langeren tijd voor hunne studie en arbeid te gunnen; hoe het zij - het doet ons genoegen dat het onderwerp zoo ruimschoots de aandacht gaande maakt van de noordelijke gewesten, waar, natuurlijk, de meeste oorkonden voor het stellen der gevraagde verhandeling te vinden zijn.
D.
† Dr Warnots, hoogleeraar te Brussel en schrijver van belangrijke werken over heelkunde.
† Gustaaf Frédéric, gewaardeerde kunstcriticus te Brussel.
†. Ch. Rochussen, de vermaarde Rotterdamsche schilder.
† Lehardy de Beaulieu, gewezen liberale onder-voorzitter der Kamer van Volksvertegenwoordigers en voorzitter der ‘Société des économistes’. Hij laat vele gewaardeerde werken achter over Staathuishoudkunde. Hij was de oom van Minister de Burlet.
† Firmin Verhelst, geneesheer te Meenen, een kloeke Vlaamsche strijder van Zuid-Vlaanderen.
† J.B. de Rossi, de groote katholieke Italiaansche Oudheidkundige, de opdelver van het oude Rome; de Kerk en de Wetenschap doen in hem een onschatbaar verlies.
† Martinus Nyhoff, Uitgever, antiquaris en bibliograaf, te Leiden, Geleerd, veelzijdig ontwikkeld en geconfijt in de boekenkennis hanteerde hij zelf de pen, en vele der schrijvers wier werken hij uitgaf, danken hem nuttige wenken en gulden raadgevingen.
|
|