Het Belfort. Jaargang 9
(1894)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Stultitia crucisGa naar voetnoot(1).
| |
[pagina 190]
| |
De Koor bestaat uit Gezellen van Franciscus, die, verblijd bij het nieuws van zijne terugkomst, te zijnen huize hem kwamen afhalen om weer aan een feesttochtje deel te nemen.
gezellen.
Koeltjes en vlindertjes vliegen en zweven,
Dartelend blijde van blomme tot blom;
Hoog op den heuvel daar, diep in de dreven,
Geurt het en gonst het van Lente en van leven,
Alom! -
Franciscus, kom!
Langer niet lusteloos binnengebleven!
een gezel.
Franciscus, gij, ons liefste zanger,
Wat zwijgt en treurt gij lang en langer,
En schuilt gij in uw kooi?
't Is Lente, en al de voglen zingen;
't Is Lente: zie, hoe blij ze springen,
In frisschen nieuwen tooi.
gezellen.
Franciscus, kom!
Langer niet lusteloos binnengebleven!
franciscus.
Triomf! de Winter heeft verloren:
Zijn stuursche stormen liggen stil,
Zijn wisselzieke luim en gril
Zal 's levens werk niet langer storen.
Triomf! de Koning van de Lente
Rent aan, in rijken dos getooid:
Hij houdt de vlag der Liefde ontplooid,
En noodt ons allen naar zijn tente.
Gezellen, op! en schaart in 't wapen,
Blijmoedig, u rond mijnen vorst:
Hij lescht in reine Liefde ons dorst
En laat ons vreugd en glorie rapen.
| |
[pagina 191]
| |
gezellen.
Triomf! Assisi's bloem
Is weer ontloken.
Triomf! ons eer en roem,
Te lang verdoken,
In duisternis en nacht,
Is in der Lente pracht
Weer uitgebroken!
Een gezel.
Franciscus dankt!... ‘Tot later’ groet hij;
Want spoedig heen en verder moet hij,
Waar vader Bernardone's klacht
Hem vóór den stoel des Bisschops wacht! -
Zou ‘den Koning der jeugd’
Hem, ons leven en vreugd,
Vaders woede niet sparen?
Op! gezellen, in stoet!
Wij, we zullen 't gemoed
Van den vader bedaren!
Gezellen.
Heil, den Koning der jeugd!
Geen, in vroomheid en vreugd,
Zal hem ooit evenaren!
Weder treedt hij in 't licht,
Weder glanst zijn gezicht
En ontvlamt onze scharenl -
Hem kreukte, ach! heimlijk herteleed
Het gladde voorhoofd, hoog en breed;
Hem welkten wang en rozenmond,
In storm en vlaag, bij winterstond! -
Toch lief bleef het blinkende, bruine gelaat,
Omlijst van de gitzwarte, golvende lokken!
Toch, helder en rein, als hij de oogen opslaat,
Zijn vonklende blikken van goedheid doortrokken! -
Als David is ons koning klein,
Doch boven hem in onschuld rein;
In schoonheidsbloei, een Absalon;
In wijsheid, pracht en zwier, een Salomon!
| |
[pagina 192]
| |
Bernardone.
Ja, Absalon! zijn vaders kruis,
De val en schande
Van 't bloeiend huis,
Dat goud en glorie hem verpandde.
Ja, Absalon! die kwist en deelt
Met onverlaten;
En vleit en streelt
Het laagste volk, het schuim der straten.
Ja, Absalon! die wijkt en vlucht
In woudspelonken;
En zot verzucht
Om met een kroon van smaad te pronken!
Ontaarde!
Wel u, dat ons de Bisschop ziet;
Of... neen ik, neen, 'k en spaarde
Op uwen rug de slagen niet!
Gezellen.
Bedaar, Heer Bernardone,
Gij lastert uwen zone,
Die dwaalde, doch niet viel.
Verdwenen zijn de vlagen,
Met Winters droeve dagen:
't Wierd Lente in zijne ziel.
Franciscus.
Triomf! de Wereld heeft verloren!
De Hoogmoed viel en ligt geveld:
Hem trof in 't hert mijn zoete Held,
Die kruis en knechtschap heeft verkoren.
Triomf! het Lam ging uit; het prentte
In stof en slijk zijn voetjes blank,
En bloemen sproten, slank en rank,
Rein reiner als het licht der Lente.
| |
[pagina 193]
| |
Mijn Bruid, hoe schoon in de arme kleêren!...
Zij lokte 't Lam ten hemel uit:
o Broeders, helpt mijne arme Bruid
Mij winnen, minnen en vereeren!
Gezellen.
Zoo zoete zong,
Zoo diepe drong
Nog nooit zijn lied:
Het vloeit, en giet
Ons honigdauw en zongestraal
Den bangen zin
En boezem in! -
Is 't Serafsgloed, of aardsche kwaal?
Sirenenzang, of Englentaal?
Wie, wie beslist?
Bernardone.
Ik! Dwaasheid, waanzin is 't,
Doorbrengers kwaal en boet! -
Ik wil mijn naam, mijn goed
Voor schande en schâ behoed:
Ik loochen hem mijn bloed!
Gezellen.
Vader, vader, vloek hem niet!....
Hemel!.... ziet!...
Door dolheid wordt zijn geest ontvoerd;
Franciscus, ach!..... Ontsnoerd
Met rasschen ruk,
Valt, stuk bij stuk,
Zijn prachtgewaad!...
o Schande en smaad:
Hij treedt
In 't schamel kleed
Der boet
Den Kerkvoogd in 't gemoet!
| |
[pagina 194]
| |
Franciscus.
Triomf! 'k heb last en leed verloren,
Mijn zin en ziele losgemaakt,
Om U, gekruiste Jesus naakt,
Om God, mijn' Vader hooggeboren!
Aan God, mijn' Vader hooggeboren,
Heb ik mijn schatten toevertrouwd,
Alleen op Hem mijn hoop gebouwd,
Die niemand nooit en zal verstoren!
Slotkoor.
(Priesters en gevolg van den Bisschop.)
Heil! wie schoonheid en jeugd,
Schatten, eer en geneugt'
Laat om Gods liefde varen:
Neen, in wijsheid en macht,
Neen, in blijvende pracht
Kan hem geen evenaren! -
Franciscus, door Gods Geest bezield,
o Laat ons, voor uw' voet geknield,
Ons dwaasheid - praalzucht, lust en trots -
Vernedren voor de wijsheid Gods.
Eug. De Lepeleer.
|
|