| |
| |
| |
Gladstone.
The great old man, Europa's grootste staatsman de held onzer eeuw en de roem van Groot-Britanje heeft op 3den Meert ll. aan zijn openbaar leven vaarwel gezegd.
Punch, een beschetst weekschrift van Londen, maalde ons den oudgedienden oorlogsheld af, als een grijze strijder der middeleeuwen, die in de wapenkamer zijner oude burcht is weergekeerd om er zijne zware wapenrusting af te leggen. Vizier en helm, harnas en bandelier liggen aan zijne voeten en, gekleed in maliënkolder, hangt hij het gevreesde en vreeselijke slagzweerd met breed gevest, tusschen twee spijkers aan den ouden grauwen muur: De afgematte krijger is 't oorlogsleven moede en verlangt naar rust in den schoot zijner familie.
Ja Gladstone was een oorlogsman; Gladstone was een held, gelijk er maar weinige gevonden worden en gelijk er waarschijnlijk weinige zullen aangetroffen worden in de staatsbesturen der toekomst.
Hij wierd van Schotsche ouders geboren in Liverpool, op 29en December 1809. Daar worden menige wondere dingen verhaald van den kleinen jongen, als hij naar Eton schole ging: Hij was, zoo 't schijnt, eene eerste waterrat; roeien en zeilen en zwemmen was zijn grootste vermaak, en als hij nergens vindbaar was, vondt gij hem zeker op de rivier of in dezen of genen waterplas.
Zijne stalen wilskracht, zijne ongeveinsde vrijmoedigheid en zijn onverschrokken karakter, waren de wonderbare eigenaardigheden zijner jeugd: Men verhaalt dat, ter gelegenheid van eenen heildronk die hem tegenstak, de knaap zijne diepe afkeuring lucht gaf, met zijnen roomer het
| |
| |
onderste boven te keeren en op staanden voet de zaal te verlaten. - Zijne schoolmakkers vonden er een boosaardig en wreed vermaak in, op Asch-Woensdag jaarmerkt, de verkens hunne steerten af te snijden, en zoo gebeurde het, dat de jongen op zekeren gedenkweerdigen merktdag een bundeltje zwijnensteertjes aan den stijl zijner deur vond hangen. Wat deed de jonge Willem? Hij zond eene uitdaging aan de spotvogels, persoonlijk om een ontvangstbewijs te komen ‘dat hij in ronde hand op hunne kaken zou schrijven’.
Op 19 jarigen ouderdom trok Gladstone naar de Hoogeschool van Oxford die alsdan volop in bloei was en de rijkste vruchten over Britanje zond. Daar sloot hij zich aan bij de beroemde sprekersgilde ‘The Union’, en droeg er, in 1830, de eerstelinge zijner redevoeringen voor, een meesterstuk van klaarheid, doorzicht en welsprekendheid, dat ontzaglijk veel ophef verwekte. ‘Er is een man in Israël opgestaan’ schreef lord Lincoln, naar zijnen vader den hertog van Newcastle, en de toekomst zou weldra dit gezegde waar maken.
Tusschen Gladstone's beste vrienden waren Manning en Hope. Betere makkers zou men vruchteloos zoeken en deugdzamere jongens bestonden er niet. Lijk Gladstone waren zij berden stugge protestanten der Staatskerk, en van bij noch van verre, wilden zij met andersgezinden iets uitstaans hebben. ‘En toch gingen wij, schreef Gladstone, op gevaar van groote verergernis te geven en grove kastijding te krijgen, toch gingen wij naar de kerk der Herdoopers, leer- en wetensgierig dat wij waren, ten einde onzen godsdienst beter te leeren kennen en verdedigen.’ Het godsdienstig gevoel zat diep in zijn jeugdig hert, en 't was treffend om waarnemen, zegde later kardinaal Manning, dat gij nooit Gladstone zaagt ter kerke gaan als met zijnen bijbel onder den eenen en zijn gebedenboek onder den anderen arm.
't Wierd gedacht dat Gladstone predikant en Manning staatkundige zou worden, doch, wonderlijk genoeg, de roepen keerden: Manning werd protestantsche geestelijke en Gladstone staatsman.
In 1831 deed hij eene omreis op 't vasteland en bracht zes maanden in Italië over. In den herfst van 't volgende jaar dong hij, op 't aanzetten van den hertog van Newcastle, naar den Kamerzetel van Newmark en wierd met groote meerderheid van stemmen tot overwinnaar uitgeroepen.
| |
| |
't Was in 1834, dat de koning zijn kabinet ontbond en Gladstone minister maakte. Twee jaar later beklom koningin Victoria den troon. De jonge minister die toen deerlijk aan oogziekte leed, wierd door zijnen geneesmeester terug naar Italië gezonden: Daar knoopte hij kennis aan met den beroemden geschiedschrijver Macaulay en bracht er met zijnen vriend Manning menig bezoek aan kardmaal Wiseman, die alsdan aan 't pauselijk hof verbleef. Korts na zijnen terugkeer in Engeland trad hij in het huwelijk, en betrok met zijne gemalin het burgslot van Hawarden.
Gladstone's partij rees en daalde met de tij en ebbe der afwisselende gezindheid. In 1846 gaf hij zijn ontslag als vertegenwoordiger van Newmark, en wierd gekozen voor de hoogeschool van Oxford.
Zoo kwam het jaar 50, het jaar van genade, door de goddelijke Voorzienigheid uitverkoren, om op de geleerde wereld wonderen te werken van goedertierenheid en bermhertigheid: De Gorhamsche twist brak uit in Oxford, en na menige netelige onderhandelingen besliste de Anglikaansche Kerk ‘ex cathedra’ dat het sakrament des Doopsels van geene volstrekte noodzakelijkheid was ter zaligheid: Zij vonniste heur eigen en luid klonk de schreeuw die langs alle kanten opsteeg: Manning en Hope kwamen tot nadenken, de goddelijke genade trof hunne ziel, en na ernstig onderzoek en grondige studie sloten zij hun in de rangen der Katholieke Kerk. - Helaas! Gladstone bleef hoorende doof en ziende blind, gelijk hij zelf aan Manning bekend zou hebben, en met bloedend herte, misschien ook wel met wroegend geweten, zag hij zijne boezemvrienden zijne zijde verlaten en ‘naar Rome overloopen’. Spijtig en betreurensweerdig was het voor de Kerk zoowel als voor hem, dat Gods genadestraal op onvruchtbaren bodem viel of, misschien, moedwillig buitengesloten wierd! Welk eene aanwinst zou het geweest zijn voor den waren godsdienst hadde Gladstone zijnen vriend Manning gevolgd en de doolleer afgezworen!
‘Daar was een tijd, schreef de Review of Reviews, dat Gladstone predikant zou worden. In de Anglikaansche Kerk, nochtans, zou hij verdrongen, benauwd en opgesloten geweest zijn. Om te begrijpen wat hij had kunnen worden, moet gij veronderstellen dat de groote omwenteling der XIVe eeuw, Engeland niet van Rome gereten hadde en dat Gladstone,
| |
| |
in plaats van eerste minister, Paus geworden ware. Hemel! welk een paus hij zou geweest zijn! Wat zou hij gewroet hebben in de opeengestapelde schatten der boekerij van het Vatikaan, en welk een genot gesmaakt in de lange plechtigheden der katholieke kerken! Waar, in de wijde wereld, zou hij zoo uitgestrekt een terrem gevonden hebben voor 't beoefenen van zijn wonderbaar talent in de kunst van onderscheiden?’
Wat er ook van zij, Gladstone bleef protestant. In 1853 wierd hij minister van 't geldwezen, en 't wordt als eene aardigheid aangehaald, dat hij de eerste was, die het geldelijk verslag en de staatsbegrooting met welsprekendheid verhandelen, en er een meesterstuk van klaar- en keurigheid van maken kon.
Men zou wellicht denken, dat de staatsman midderwijl geenen tijd kon vinden voor andere bezigheden. O ja! Hij was van gevoelen dat, na de hardste en moeilijkste taak, de vereischte uitspanning voor geest en lichaam zeer wel kan genoten worden in een lastig werk van anderen aard: zijne geestontspanning zocht en vond hij in de studie van oude schrijvers, voornamelijk van Latijnsche en Grieksche dichters en ten jare 1858 gaf hij een geleerd werk van drij boekdeelen in het licht: ‘Studiën op Homerus en het homerische tijdvak.’
Zijne lichaamsontwikkeling dankte hij aan lange wandelingen en vermoeiend handwerk: Gladstone heeft zijnen tijd beleefd, dat hij 15 uren per dag uitstappen kon, en zijn grootste tijdverdrijf vond, in het neerhakken van zware boomen: Blootshoofds en in hemdsmouwen stond hij, in alle weder, de bijl te hanteeren dat de spaanderen in 't ronde vlogen, en als hij, doodvermoeid, naar zijne werkkamer wederkeerde, was hij gereed om de meest ingewikkelde vraagstukken aan te vatten, en weder de droogste staatkunde te verhandelen.
In 1866 werd Gladstone de leidsman van 't Lagerhuis, en pas waren er twee jaren verloopen of hij stelde het beruchte ontwerp op 't getouw: ‘De ontstichting der Anglikaansche Kerk in Ierland.’ De Kerk door de wet gesticht en aan Ierland opgedrongen vond er geene volgelingen, en nochtans waren de Ieren gedwongen in iedere parochie eene protestantsche kerk en eenen predikant te onderhouden welke laatste hoegenaamd niets uit te zetten had.
| |
| |
Dit onrecht was wraakroepend en eene schandvlek te meer op de Engelsche kroon. Zoo diep nochtans zaten de oude vooroordeelen tegen Ierland in het hert der regeering, dat Gladstone's wetsontwerp door het Hoogerhuis verworpen werd: De minister deed eenen oproep aan de natie; eene algemeene kiezing volgde; Gladstone wierd hoofd van het kabinet en haalde er in 1869 zegevierend zijn ontwerp door.
Die zegepraal wierd met nijdige oogen aanzien, niet alleen door de dweepzieke Lords, maar door de Koningin zelve, die hardnekkig de ontstichting der kerk voor Ierland had tegengewerkt, ofschoon zij gewillig genoeg eenige hervormingen hadde toegestaan. Het wilde nu lukken, dat het gestemde wetsontwerp te onderteekenen gebracht wierd, als Gladstone bij toeval in 't paleis van Windsor vertoefde. Hare Majesteit gaf lucht aan de bitterste gevoelens en in 't vuur van hare verbolgenheid, scheen zij zelfs Gladstone te bedreigen haar handteeken te weigeren. Vinnig geraakt over dien weerstand riep de Staatsman: ‘Maar, Mevrouw, gij moet teekenen.’ Kleurend van verontwaardiging sprong Victoria recht: ‘Weet gij, mijnheeer, wie ik ben?’ - ‘Ja, mevrouw, gij zijt de koningin van Engeland. Doch weet uwe Majesteit wie ik ben? Ik ben het volk van Engeland.’ De trotsche vorstin was ontzadeld; het verhoor was opgeschorscht; de minister werd in korte woorden aangeraden betere manieren te leeren, en haastig buiten gelaten.
Sedert dan stond Gladstone in ongenade met het koninklijk hof, en tot heden toe schijnt die oneenigheid nog niet vereffend.
Alle listen wierden beproefd, om den volksgezinden wetgever het leven onmogelijk te maken. De giftige pijlen eener ellendige geestdrijverij snorden uit den donkere en bereikten dikwijls hun doel. Gladstone, immers, had te Rome geweest en, in een ernstig onderhoud met Zijne Heiligheid, over de schandige verdrukking van Ierland gesproken, hem belovende, zijn uiterste best te doen, om de ontstichting der Anglikaansche kerk te verwezenlijken. Weldra schreeuwde men moord en brand: Gladstone was Jezuïet en pausgezind, en ontving zijne bevelen rechtstreeks van Rome. Helaas! De protestantsshe dweepers bereikten gedeeltelijk hun doel, want de beschuldigde greep naar de pen en met gal en edik schreef hij een bijtend vlugschrift tegen Rome en zijne aanmatigingen onder den titel van: Vaticanismus.
| |
| |
In 1873 gaf de minister zijn ontslag, en scheen geneigd het overige zijns levens in rust en eenzaamheid, door te brengen.
Evenwel, in 1876 schoot hij eensklaps wakker, en vier jaar lang, vocht hij onverpoosd en met onversaagd geweld, tegen zijne staatkundige tegenstrevers op buitenlandsch gebied.
Nu was hij in 't vuur, en in 't vuur zou hij blijven. In den uitkomen van 1880 het hij hem voordragen voor Midlothian in Schotland en behaalde de roemrijkste overwinning die ooit candidaat ten deele viel. Daarop werd hij opnieuw eerste minister en kanselier van het geldwezen.
Het kabinet werd ontbonden in 1885 en Lord Salisbury nam de plaats in van Gladstone.
In 't begin van Januari 1886 wierd Gladstone hoofdminister voor de derde maal, en korts daarna, op 8 April, bracht hij zijne Home-Rule Bill voor den dag. Nooit zullen oor- of ooggetuigen het onbeschrijfelijk schouwspel vergeten dat het Lagerhuis dien avond opleverde: De volksvertegenwoordigers wierden van hier naar ginder gestooten of onder de voeten getrappeld, door de joelende menigte die naar de poorten stroomde en vocht om binnen te geraken, en wanneer de Grand old man op het tooneel verscheen en zijnen weg naar binnen baande steeg er een dreunend en donderend gejuich uit duizende en duizende kelen, dat wijd en zijd, als 't geloei eener wilde zee, over Londen weergalmde.
Doch, zulk eene reusachtige en onvoorbereide omwenteling als dit nieuwe ontwerp in zijne plooien droeg, was te onverwacht gekomen, en het wierd derhalve na de tweede lezing verworpen. Het kabinet viel in duigen, en Gladstone's grootsche plannen staken in 't dak.
Niettegenstaande deze nederlaag was zijne kalme bedaardheid en koele onverschilligheid wonderbaar en onbegrijpelijk: ‘Hoe dikwijls hij ook verslagen worde, zegt zijn levensbeschrijver, nooit geeft hij den moed verloren, en alhoewel zijne eigene vrienden meer dan eens Requiescat over zijn gewaand staatkundig graf hebben gegrift, hij houdt er telkens aan Resurgam in de plaats te beitelen.’ Waarom? ‘Omdat de band die mij aan 't openbaar leven verbindt, het Recht voor Ierland is.’
Het vijandige ministerie kwijnde en stierf weldra aan bloedverlies en in 1892 wierd het opnieuw algemeene kiezing
| |
| |
De liberale gezindheid bekwam de overhand, en eens te meer, stond de grijze staatsman aan het roer. Zijn groot gedacht, het doel van al zijn streven, de Home-Rule Bill wierd opnieuw voorgedragen doch dezen keer merkelijk vermeerderd en verbeterd. Welk een gedenkweerdige dag was de 17 Februari 1893! De Kamer was opgepropt met rustelooze en woelende menschendrommen, die alle beschikbare en onbeschikbare plaatsen hadden ingenomen: Onder oorverdoovende en eindelooze toejuichingen deed de Grand old man zijne intrede en begon met zijn ontwerp: Drij geslagene uren stond hij daar en sprak met al het vuur en den geestdrift zijner jongelingsjaren, met eene nauwkeurigheid en bondigheid en klaarte, die heel de Kamer, jong en oud, met verstomming sloeg. Zijn wetsvoorstel stond op 't getouw, en nu ving er een echt slavenwerk aan, dat nacht op nacht, week op week, maand in maand uit werd voortgezet, en altijd was hij op zijnen post, met oogen en ooren open, met gescherpte aandacht, met al zijne geestvermogens in volle werking, en het wel doordachte woord op de spraakveerdige tong. Na 89 dagen was de arberd voltrokken en op 8 September 1893 ging de Home Rule Bill naar het Hoogere Huis. Welnu, wat deden de Lords? Zij oordeelden het wetsontwerp hunner aandacht onweerdig en verwierpen het ongenadig. Gladstone zweeg, en koel als een marmerblok, legde hij de verworpelinge op zijde en wijdde zijne krachten aan andere staatsverbeteringen van 't grootste gewicht. Halsstarrig en koppig als muilezels zetteden de Lords hunnen hatelijken tegenstand voort. Het grijze kabinetshoofd gebaarde van niets en ging rustig zijnen gang totdat eindelijk de maat bordevol was en overliep. Toen, nl. op 1e Meert ll., zong hij zijn vreeselijk oorlogslied in eene redevoering, zoo kort en klaar, zoo pittig en afgemeten dat er 't land van wakker rilde. De wapenkreet liep als bliksemvuur naar Noord en Zuid en Oost en West en de
oorlog was verklaard aan de erfelijke leden van de Hoogere Kamer.
En dan, dan legde Gladstone zijne wapenrusting af en diende zijn ontslag in, verzekerd als hij was, dat Home Rule op vaste gronden stond en eens zegepralen zal.
In een verder artikel bespreken wij Gladstone's huiselijk leven.
J. Feskens.
|
|