Het Belfort. Jaargang 9
(1894)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Monseigneur Freppel.De Eerwaarde Pater E. Cornut gaf dees jaar in 't licht: ‘Monseigneur Freppel, d'après des documents authentiques et inédits.’ Wie is Pater Cornut? De auteur van ‘Louis Veuillot’ met wiens geest en talent hij zoo innig is doordrongen dat een ander uitstekende schrijver, P. De la Porte van hem getuigt: ‘Parfois, si l'on n'apercevait les guillemets au bout des alinéas, on serait tenté de croire que c'est Veuillot qui continue; tellement le style du critique garde le ton et la couleur du maître qu'il cite, à l'école duquel il s'est formé, en compagnie duquel il a vécu: même verve, même entrain, mêmes procédés, parfois même coupe, j'allais dire, même rythme de phrases.’
Monseigneur Freppel werd geboren te Obernai, in den Elzas, den 1 Juni 1827. Zijn vader was griffier van 't Vredegerecht. Zóo zwak kwam Emiel ter wereld dat men noodig vond hem met haast het heilig doopsel toe te dienen. Die kritieke toestand was van geen langen duur: met de versterking des lichaamsgestels ontsproot ook zielekracht en eene dapperheid die zich werkdadig deed gevoelen op de lenden van zijn ouderen broeder, Jules. Deze, geen Cesar, moest het onderspit delven in de onophoudende schermutselingen die gewoonlijk eindigden met den alarmkreet: mama, Emiel slaat mij! Er hoeft bijgevoegd dat die inwendige oorlogen geenszins het bondgenootschap beletten der beide broeders | |
[pagina 87]
| |
tegen den vreemde. Emiel was een onversaagd kerelken. Zelfs tegen een biëenzwerm trok hij te velde. Hij viel hem aan met steenen, werd erbarmelijk gesteken maar liet daarom geen zucht of traantje. Bisschop geworden, verhaalde hij geern die heldendaad. Zijn wapen en leus: ‘Sponte favos, aegre spicula’ honig van zelfs, steken tegen dank’ werden zij niet gekozen met 't oog op dien homerischen kamp? De strijdzuchtige aard van den kleine lokte bij moeder en vriendinnen de voorspelling uit dat hij soldaat zou worden. Vader had hem liever notaris gezien.
In 't college van Obernai werd Emiel onderworpen aan het pijnlijk doopsel dat alle nieuwgekomenen wacht. Den kleinen griffierszoon zou men ook den pols voelen: een groote en sterke leerling nam de taak op zich, en slingerde hem eenige schimpwoorden naar 't hoofd. Als een razende kat sprong de gehoonde den vijand op 't lijf en zoó vlug en zoó forsch krabde en sloeg hij hem in 't aangezicht dat de groote den woedenden afval niet kon afweren. Is het noodig te bemerken dat, van dien dag, de overwinnaar eene onbetwiste faam genoot bij het studentenvolk? Op het edeler terrein der studiën, plukte Emiel even roemvolle lauweren. Hij stelde zich aan 't hoofd der klas en bleef de eerste tot het einde zijner studiën. Zijne levendigheid en gemoedssterkte gingen gepaard met eene oprechte godvruchtig- en gulhertigheid. Na zijne eerste communie, werd hij meer ernstig en ingetogen; hij toonde eene bijzondere devotie tot de H. Maagd Maria. Hij vroeg om opgenomen te worden onder de koorknapen; het wierookvat hanteerde hij ‘habilement et vigoureusement’. Hij was een vurige en onvermoeibare werker, een echte boekenverslinder. Te huis, onder 't wandelen, op de vestingen, veeltijds aan tafel en te bed, had hij een boek voor gezel. De gazet zijns vaders las hij, geheimelijk, in eénen | |
[pagina 88]
| |
adem, terwijl Jules, even verlekkerd op den ‘Constitutionnel’ zijne leesbeurt afwachtte. De huis- en collegebibliotheek putte hij letterlijk uit. Deze uiteenloopende lezingen, zouden zij dat jonge hoofdeken niet krenken, in de war, ja, op hol brengen? O neen! Freppel was geen onbezonnen boekenvreter, maar als een wijze bie borg hij zorgvuldig den gezogen honig in de cellen van zijn ontzaglijk geheugen. In zijn uitnemend helderen geest was alles gerangschikt, elke aanwinst werd als neêrgelegd in eene bijzondere lade: algemeene plannen, opmerkingen en bijzonderheden, cijfers en datums, critieken en schoone uittreksels, alles droeg zijn merk, en kwam, op het geschikte oogenblik uit pen en mond. Die ordelijkheid in de uiterste bedrijvigheid was en bleef Freppel's eigenschap, tot het einde toe. Zij stelde hem in staat allerhande onderwerpen te behandelen, voor de vuist, met eene verbazende vlugen gemakkelijkheid. Wonder, die geestesspanning nam niets weg van zijnen drift naar 't spel, de lichaamsoefeningen, de wandelingen en lange tochten, door bergen en dalen en bosschen. Dank aan zijn levensregiem, verwezentlijkte hij volmaakt den stelregel: ‘mens sana in corpore sano’ een gezonde geest in een gezond lichaam.
Freppel verliet het college van Obernai, na zijns vaders benoeming tot het vrederechtersschap van Massevaux, en trad in het klein seminarie van Straatsburg. Van de derde klas ging hij in de Rhetorica, stappende over de Dichtkunde, voor dewelke hij nooit ingenomen was. De medekampers die hij daar aantrof beletten hem langen tijd den prijs van uitmuntendheid te veroveren. In de natuurlijke wetenschappen moest hij wijken voor zijnen boezemvriend Blumenstihl, die later dienst nam in het pauselijk leger, en als ingenieur, hoog geroemde waterwerken uitvoerde, plechtig gehuldigd door Pius IX en prachtig beschreven door L. Veuillot (1869). | |
[pagina 89]
| |
In de geschiedenis, de letter- en wiskunde en later in de wijsbegeerte overtrof hij ze allen. Een geleerde professor noemde hem ‘un spécialiste universel’. Hij won zijn diploom van baccalaureus in de letteren voor eenen staatsjury bekend als stelselmatig ongunstig aan het Vrije Onderwijs. Uit dankbaarheid voor den goeden uitslag, ondernam hij met twee vrienden, eene bedevaart naar Einsiedeln, in Zwitserland. In dit vermaard heiligdom verschafte hij zich eenen rozenkrans ‘un grand cordon de quinze dizaines avec lequel il veut se lier à la très Sainte Vierge’. Volgens gewoonte reisde men te voet. Onvoorziene uitgaven hadden de gemeene beurs gebracht op twee stuivers, en men bevond zich nog te Mulhouse! Er werd voor twee stuivers brood gekocht dat opgeëten werd met angst en hoop op eenen hemelval. In droeve gepeinzen verzonken verlieten zij de stad toen een van het drietal uitriep: ‘Onze oud onderpastoor, mijnheer Sétis, woont hij niet in den omtrek van deze stad?’ Men gaat uit op verkenning en vindt den braven priester, die zijne goede vrienden hartelijk onthaalt, herbergt en voorziet van proviand en duimkruid.
Emiel was een frische blozende jongeling geworden, wat min vurig dan voorheen, maar toch uiterst levenslustig, hard getemperd in 't goede en 't deugdzame. Met verwondering vernamen de kortzichtige lieden dat de knappe jongen priester zou worden. Hij was slechts 17 jaar oud toen hij het Groot Seminarie van Straatsburg binnentrad. Na korte dagen werd hem het nieuws aangekondigd van de schielijke dood zijns vaders. Het was een wreede slag voor den braven jongeling die eens schreef: ‘quelle consolation pour un coeur filial, d'apprendre que ses parents sont contents de lui!’ Om des te meer geestelijke hulp aan den lieven doode te bezorgen, maakte hij zich lid van den Derden Regel van den H. Franciscus. | |
[pagina 90]
| |
Op dit tijdstip mocht het Groot Seminarie van Straatsburg roemen op uitstekende leeraars en leerlingen. Geen wonder dat de werkzame Freppel zich hoogst gelukkig gevoelde in dat midden. Wat hij vroeger had gedaan was maar kinderspel vergeleken met zijne seminariestudiën. Dogmatieke en zedelijke godgeleerdheid, kerkelijke geschiedenis en kerkrecht, gewijde welsprekendheid, oudheidkunde, H. Schrift, hebreeuwsch, kerkgebruiken enz. enz., al deze vakken werden te gelijk geleerd, op methodische wijze samengevat, in synoptische tabels gerangschikt, voor eigen en der vrienden gebruik (Freppel was de gedienstigheid in persoon) en dan schoot er nog tijd over voor de studie van den H. Thomas, den lievelingsauteur, Albrecht den Groote, Petrus Lombardus, Suarez, A Lapide en vele anderen. Aan de H. Schrift en bijzonder aan de Brieven van den H. Paulus wijdde hij de grootste zorg. Lijvige schrijfboeken verdeelde hij in drie deelen: 't eerste voor den tekst, de verschillende lezingen, taal- en spraakkundige aanmerkingen; 't tweede gaf den samenhang der gedachten en de zintwistingen; het derde bevatte eigene bedenkingen. Freppel werd door zijne gezellen geraadpleegd als een professor. Op de lieftalligste manier loste hij de twijfels op, en deed des noods opzoekingen Zijne handschriften reisden van kamer tot kamer; men vond er niet alleen overvloedig licht, maar warme opwekking tot godsvrucht en werkzaamheid, bij middel van heilige gedachten en spreuken waarmede het verstandelijk gewrocht was doorspekt. Eenige voorbeelden: 7 mars. St Thomas d'Aquin. ‘Dieu veut que j'étudie et que je fasse valoir mes talents.’ 10 mars. Les 40 SS. Martyrs: ‘Ne te plains jamais du froid; les Saints ont péri par le froid.’ 12 mars. St Grégoire le Grand: ‘Prions toujours pour la schismatique Albion.’ St Athanase: ‘Plutôt mourir mille fois que de lâcher un seul point de doctrine.’ St Epiphane: ‘Joindre le savoir à la vertu, c'est l'idéal du bon prêtre.’ | |
[pagina 91]
| |
St Théodote: ‘Ce Saint était 'abord aubergiste; traiter avec ménagement cette classe,’ enz.
Freppel nauwelijks onderdiaken gewijd werd leeraar benoemd van geschiedenis in 't Klein Seminarie van Straatsburg. Met welgenoegen nam hij dit ambt waar. De geschiedenis was immer zijn lievelingsstudie geweest. Hij had zeven of acht schrijfboeken in gereedheid, behelzende aardrijkskundige en historische aanteekeningen op den Elzas, Frankrijk, Engeland en Europa in 't algemeen. De volgende zinsneden uit zijne eerste les op den plicht van den waren geschiedschrijver zullen met vrucht gelezen worden: ‘L'historien ne doit pas se contenter de présenter un amas de faits décousus, assemblage informe d'éléments sans ordre ni liaison. Il n'est pas simple compilateur... Sa tâche est plus noble, son point de vue plus large... Les événements, il faut qu'il les apprécie, qu'il les raisonne. Il mettra donc à nu l'enchaînement des faits; il remontera des effets à leurs causes, pour descendre des principes à leurs conséquences; il pèsera dans la balance de la plus stricte équité les actions des particuliers, les entreprises des princes, les succès et les revers des peuples; il tiendra compte de l'influence du climat, des moeurs, des coutumes, des usages; il observera les périodes de décadence et de progrès, les époques de lutte et de transition, pour en signaler l'origine et les résultats. Bref. il appliquera aux données de l'histoire les notions invariables du vrai et du bien; il rapportera à cette norme inflexible les faits et gestes de l'humanité, pour en découvrir l'importance matérielle et la valeur morale, la portée historique et sociale. C'est ce travail de discussion et de comparaison qui constitue, avec le travail d'exposition et de classification, la double tâche de l'historien. Elle se résume en ces deux mots: Narrer en raisonnant.’ | |
[pagina 92]
| |
Het zal niet verwonderen dat, staande op zúlk eene grondvest en voor zúlk een horizont, de rijk begaafde en welsprekende professor zijne aanhoorders in geestdrift deed ontvlammen en dat hij zijne lessen, door de faam uitgebazuind, buiten zijne klas hoorde toejuichen. De zóo opgevatte studie der historie, slorpte ongetwijfeld geheel den tijd op waar de leeraar over beschikte? Verre vandaar. Freppel had nog ongenblikken over voor de wijsbegeerte: ‘J'étudierai la philosophie, qui est de mon goût, pour l'amour de Dieu’, voor de godgeleerdheid, de letter en wiskunde enz. enz.
In 1849 werd hij tot het priesterschap verheven. 't Jaar nadien verliet hij Straatsburg, om, op verzoek van Mgr. Sibour, de wijsbegeerte te onderwijzen bij de Hoogere School der Karmelieten, te Parijs. De Fransche Kamer trok hem aan als een zeilsteen; met welke geestdriftige bewoordingen deelt hij, in eenen brief, den indruk mede die op hem maakten Berryer, edel en schoon, Lamartine, hoog- en zachtvliegend, Cavaignac bondig en gespierd, Thiers, schetterende dwerg, geestrijk zuiderduivelken, Changarnier, fier en krijgshaftig. ‘Welke redenaars? roept hij uit!... zulke tafereelen worden niet afgeschilderd!’ Michelet werd ook met zijn bezoek vereerd. ‘Michelet, l'homme le plus bête et le plus plat que j'aie vu et entendu de ma vie... parlant moins bien que le dernier cuistre de l'université... un jongleur qu'un gouvernement qui se respecte ne tolèrerait pas.’ Het priesterskleed werd niet geduld op de banken die Michelet's zwetserijen toejuichten. Ook verscheen daar Freppel met zwarten frak, witten halsdoek, blauwen bril en overjas. Zijn luidkeels lachen, zijne misprijzende houding deden de vuisten jeuken van de vrijdenkers en de losbollen, den tros van Michelet's auditorium. Ontzaglijk veel werk legde Freppel af in zijn studie- | |
[pagina 93]
| |
kamer, toch, gelijk men het ziet, was hij er niet vastgenageld. Allerhande vergaderingen die voor doel hadden, het goede en het schoone te bevorderen, woonde hij welgemoed bij, gewoonlijk in gezelschap van zijne collegas onder dewelke hij zich onderscheidde door zijne wellevend- en dienstvaardigheid. Hij spreekt met ophef van eene bijeenkomst, in eene kerkkrocht, waar Parijsche muiters het zalig woord toejuichen hun gestuurd door de Ravignan en Bautain. ‘Il n'y a que Paris pour offrir des scènes pareilles.’
Een jaar lang, vlogen de dagen vroolijk voorbij, in stille studie en verkwikkende uitspanningen, toen onvoorziens de bisschop van Straatsburg zijnen lieveling daarheen terugriep en hem belastte met de inrichting van 't college van den H. Arbogaste. Freppel was geenszins verheugd om dezen blijk van ‘confiance intempestive’. Nochtans, na wat pruilens, zette hij zich aan 't werk met zijne gewone krachtdadigheid. Prospectussen, schoolbehoeften, programmas voor de klassen, leerlingen en leeraars, dienaars en mondbehoeften, voor alles zorgt hij, alles komt te recht op tijd en stond, tot groote voldoening van Mgr. Roess. Maar zie, nauwelijks is het werk van stapel geloopen of het college, wordt, om zekere redenen, afgestaan aan de Paters Jezuïeten! Deze maatregel baarde misnoegen bij enkelen, en inzonderheid bij den overste Freppel. Oploopend als hij was en rondborstig, schreef hij een verzoekschrift dat hij met handteekens deed bekleeden, ten einde zijne stichting in 't leven te bewaren. De Overheid nam het kwalijk en Freppel werd tot eene geringe onderpastorij benoemd! 't Is waar, hij betrok ze nooit. Napoléon was naar Straatsburg gekomen en bij 't voorstellen van den gewezen rector van H. Arbogaste, zegde hij: ‘Monsieur Freppel, je vous connais; vous étiez à Paris l'année dernière; il faut revenir à Paris.’ Daartoe gaf Mgr. Roess welwillend zijne toestemming; | |
[pagina 94]
| |
hij sprak den lof uit van den geleerden en ieverigen priester, met wien hij later de vriendelijkste betrekkingen onderhield.
Freppel te Parijs terug (1852) mocht er zijnen dorst lesschen naar kennis en wetenschap, aan de rijkste bronnen. Eene zaak ontbrak hem: een bezoldigd ambt in de priesterenrei. Pater Lacordaire ried hem aan mede te dingen voor eene plaats van kapelaan in Sint-Genoveva. Zulks deed hij en hij kwam zegevierend uit den kamp. Het voorname werk der kapelanen bestond in voordrachten te geven aan de schooljeugd. Freppel onderscheidde zich in dat vak op zoo ongemeene manier dat zijne collegas hem verzochten, alleen deze taak te vervullen. Zijne onderrichtingen op Jesus' goddelijkheid verwierven een buitengewonen bijval. Zij werden vertaald in 't Duitsch, in 't Engelsch, in 't Bretoensch en 't modern Grieksch. Niet alleen de jeugd, maar mannen van rijpen ouderdom waaronder protestanten, werden, óf diep geschokt óf van de dwaling afgetrokken door het overtuigend en meêsleepend woord van den jongen redenaarGa naar voetnoot(1). Een zonderling geval hielp mede om den schitterenden conferencier op een' nog hoogeren kandelaar te plaatsen. Eenige ‘polytechniciens’ konden onmogelijk tot de oplossing komen van een rekenkundig vraagstuk. Freppel die bij hen was, vroeg om de quoestie te onderzoeken. Men glimlachte om het voorstel. Freppel verlaat eenige oogenblikken het geleerd gezelschap. Hij doet het licht zijner ‘Camera clara’ op die ontzaglijke cijferreeksen vallen, ontwaart den knoop, maakt hem los en brengt het juiste antwoord onder de oogen zijner verbaasde | |
[pagina 95]
| |
vrienden. De trek kwam in de dagbladen. ‘Je tenais’ zegde hij later, ‘à ma réputation de mathématicien, comme Lacordaire tenait à sa réputation de jardinier.’ ‘Les âmes profitèrent de cette réputation’ merkt pater Cornut op. ‘Comment douter des arguments théologiques ou méthaphysiques de ce prêtre qui savait si bien débrouiller les problèmes les plus compliqués de calcul différentiel? Il était une preuve vivante que la foi n'étouffe pas la science.’
Kapelaan Freppel werd alom verzocht om den kansel te beklimmen. Zijne faam groeide er nog door aan. Onder 't prediken en 't schrijven van eene menigte artikels voor dagbladen en tijdschriften, bereidde hij zijn doctoraat in godgeleerdheid, en promoveerde erin in 1854. Van 1853 tot 1854 was hij econoom, tot groote voldoening van zijne medekapelanen. De nieuwe titularis was niet ter school geweest bij Harpagon. De keukenmeid werd niet gehouden tot een karig gebruik van vet in den pot. De tafel was lekker. Freppel, wel is waar, hield nauwkeurige rekening van de kleinste uitgaven; gewetensvol teekende hij op zijn dagboek het loon van den schouwvager en den prijs van eenen biljartstok, maar eilaas, die nauwgezetheid belette niet dat zijn eenjarig bestuur sloot met een te kort.
In 1855 werd Freppel leeraar in de Sorbonne. De deken M. Maret stelde hem voor en wees op zijne buitengewone geleerdheid, de klaarheid van zijn onderwijs, zijn invloed op de jeugd, zijne kennis van de Duitsche en van de doode talen. De openingsrede ‘l'Histoire de l'Eloquence sacrée’ is een meesterstuk. In de lessen op de H.H. Vaders en de kanselredenaars der XVI en XVII eeuwen spreidde hij al zijne begaafdheden ten toon. Op Bossuet, den onnavolgbaren redenaar, geeft hij een reeks lessen die als de bloem zijner studiën | |
[pagina 96]
| |
mogen aanzien worden. Wat nut trok de vernuftige navorscher niet uit dit innig en geestdriftig verkeer met den genialen kerkvoogd, die, Bourdaloue, Massillon en Lacordaire in de schaduw stelde. Steeds rijker aan kennissen, zwevend in 't licht van zijnen stralenden geest, meester van de klaarste taal der wereld, voelde Freppel zich machtig om eenen nieuwen weg te banen door de eerste christene eeuwen en een gebouw op te trekken dat een reuzenwerk mocht heeten. ‘Les Pères apostoliques’ en ‘les Apologistes chrétiens au deuxième siècle’ zien het licht, Lacordaire, Mgr. Dupanloup, Mgr. Coeur, Mgr. Plantier, Pater Felix, minister Duruy, Floquet zenden hunne gelukwenschingen en verheffen hoog die meesterlijke gewrochten.
Freppel, getrouw aan zijn stelsel, liet het lichaam niet ondermijnen door den geest. Ontspanning en rust gunde hij aan beide. Het schijnt dat hij, toch in den vacantietijd, niet regelmatig vroeg, den slaap onderbrak. ‘Je le laissai dormir’ zegt een vriend, ‘jusqu'à neuf heures, car je connaissais son faible sur ce chapitre.’ Hij doorreisde Zwitserland, Duitschland, Hongarië, Oostenrijk, Holland. Engeland en België. Hij reisde als wereldlijke ‘ne voulant pas, à cause de la soutane, être regardé comme une bête curieuse dans les pays ultra-protestants’. Overal bezocht hij de hoogescholen; te Berlijn zat hij op de bank voor de leerstoelen van Ranke, Stahl, Hengstenberg. Hij was weinig met die Duitschers ingenomen. ‘La Sorbonne est encore mieux que cela’. Onze tourist vertrok met een Fransch costuum, doch onderwege liet hij al de stukken achter die buiten dienst waren geraakt, en hij verschaft zich hier eenen hoed, daar een hemd, verder schoenen, elders eene broek, zoodat hij te huis terug verscheen, als een Yankee, met een gansch gewijzigd tooisel, door verscheidene landen geleverd. | |
[pagina 97]
| |
Freppel was niet belust op onderscheidingen. Zijn gloriester was echter zoo geklommen dat zij de oogen trof der hoogheden der wereld. Door het toedoen van Madame Troplong, vrouw van den voorzitter des Senaats, werd hem de taak opgelegd den vasten te prediken voor het keizerlijk hof (1862). Mgr. Darboy vroeg hem om de lijkrede uit te spreken van zijnen voorzaat kardinaal Morlot (1863) en noemde hem eerekanunnik zijner hoofdkerk. Hij was sedert drie jaar kanunnik van Straatsburg. Middelerwijl had Renan het ‘Leven van Jezus’ uitgegeven. Geene weêrlegging mocht mededingen met deze van Freppel. De renegaat werd letterlijk aan den schandpaal gespijkerd. De geleerdheid van Freppel, verre verheven boven het peil van deze van Renan, maakte hem bekwaam om de tegenstrijdigheden, de misgrepen, de letterdieverijen, de kwade trouw en de lichtzinnigheid van zijnen tegenstrever in volle daglicht te stellen. De zege was volledig, de nederlaag schandelijk, de opschudding hevig. Het regende gelukwenschen. Veuillot klapte in de handen Een protestantsche hoogleeraar, de Felice, zond eenen brief met warme bedankingen om de glorierijke en troostvolle victorie. In 1867 werd Freppel deken der kapelanen van Sint-Genoveva, met eene toelage van 3500 frank. In 1868 hecht men op zijne borst het kruis van 't Eerelegioen. In 1869 krijgt hij uit Rome de tijding zijner benoeming in de Commissie voor de kloosterlingen en in deze der diplomatieke-kerkelijke zaken. Op 't einde van hetzelfde jaar bekrachtigt en teekent de Keizer zijne benoeming als bisschop van Angers. De H. Kerk telt een grooten kerkvoogd te meer en Rome zal hem zien schitteren in een algemeen concilie! (Slot in 't volgende nr.)
Lovendegem. E Pauwels, pr. |
|