| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Limburgsch Jaarboek. 1893-94 Limburgsche Maatschappij voor Letterkunde en Wetenschap. Bilsen, L. Simoens en J. Bollen, drukkers en uitgevers.
Het spijt ons zeer, dat wij ten opzichte van dit tweede Jaarboek der Limburgsche Maatschappij voor Letterkunde en Wetenschap spaarzamer in onzen lof moeten zijn dan ten opzichte van het eerste Jaarboek, waarover wij verleden jaar verslag hebben gegeven.
Toch zouden wij al zeer ondankbaar moeten aangelegd zijn, indien wij aan verscheidene der medewerkers van dit jaar onze dankbetuiging onthielden, voor de degelijke bijdragen welke zij ons te genieten gaven. In de eerste plaats noemen wij M.L.H.J. Lamberts Hurrelbrinck, wiens dubbel verhaal ‘Twee naamveranderingen’, flink, levendig geschetst en vol ingehouden aandoening, het puikstukje van den bundel is. Wat de verzen betreft, de palm komt toe aan Doornkapper's gloedvolle uitboezeming ‘'s Dichters Heimkeer’, ofschoon er voor menige bijzonderheid wel een en ander zoude op te merken zijn De verzen van Mathias Maesen zijn bijzonder vloeiend, doch men zoekt er te vergeefs eene ook maar eenigszins eigenaardige gedachte in. Wij gelooven er niets van dat het verzen zijn, wat ons N. Newshub als zoodanig in de hand wil stoppen, en wij stellen voor een vraagteeken te stellen nevens het slotvers van zijn tweede stukje: hij drukt den wensch uit schilder te zijn om de diepblauwe oogen van een buitengewonen knaap te kunnen malen; en wanneer hij het goud van de zonnestralen, 't kristal van het meer, den weenenden luister der maan, de blankheid der lelie, het dons van de veeren der distel (distelvink?) enz., zelfs een vonkje van Gods eindeloos schoon zou hebben, weet ge wat hij met dat alles zou aanvangen?..
O! ware ik schilder, - ik weende me machtloos dood! Wij wenschen hem van harte nooit schilder te worden.
Onder de bepaald letterkundige bijdragen valt er overigens niets meer aan te stippen dat boven het middelmatige staat. Enkele staan zelfs beneden het middelmatige. In verscheidene wordt men pijnlijk getroffen door het gebrekkige der taal.
| |
| |
De wetenschappelijke bijdragen eveneens doen in belangrijkheid onder tegenover die van het vorige jaar. Jef Cuvelier bespreekt het nut en de methode van de studie der Limburgsche Plaatsnaamkunde; L. Lambrechts verhaalt ons van de sagen te Hoeselt in omloop. H. Swennen heeft zich veel moeite gegeven om allerlei inlichtingen te verzamelen over de schilders, welke in Limburg het licht zagen en is niet onverdienstelijk in zijne studie geslaagd. Cam. Huysmans leverde eene zorgvuldige en uitgebreide beschrijving van Manteliu's Leven en Werken. Jozef Croonenberghs deelt allerlei inlichtingen mede over de Vernieling van het kasteel van Stockheim door de Hollanders, den 2 September 1702, en Jan Duqué, eindelijk, toetst aan het Limburgsch dialect de zacht- en scherplange e en o.
Ten slotte drukken wij de hoop uit dat toekomen le jaar het 3e Jaarboek moge beantwoorden aan al de verwachtingen, welke het 1e Jaarboek had doen ontstaan en welke dit 2e Jaarboek - niettegenstaande zijne verdiensten - slechts gedeeltelijk vervult. De medewerking van meer dan een dergenen, welke verleden jaar bijdragen ingezonden hadden en dit jaar zich onthielden, zal daartoe, hopen wij, het hare helpen bijdragen.
Jacques van Maerlant, par W.-L. de Vreese. (Extrait de la Biographie Nationale.) Bruxelles, imprimerie Bruylant-Christophe et Cie, 1894.
Indien er in de Biographie Nationale weinige levensbeschrijvingen zooveel plaats beslaan als die van den belangrijksten en meest gevierden onzer Middeleeuwsche Vlaamsche dichters, stellig treft men er ook geene in aan, die met meer zorgvuldigheid en kennis van zaken bewerkt zijn dan het 30-bladzijden lange artikel op Jacob van Maerlant, van de hand van Dr. W.-L. de Vreese. Wat ons vooral getroffen heeft bij het aandachtig doorlezen dezer verdienstelijke studie, is de nadruk welke er gelegd wordt op den ontwikkelingsgang in Maerlant's gedachte en in zijne gedichten. Als inleiding tot de kennis van Maerlant's leven en werken zouden we niets geschikter, duidelijker, en vooral vollediger en betrouwbaarder kunnen aanduiden dan dit gewetensvolle opstel, waarin de uitslagen onzer zoo uitgebreide Maerlantswetenschap op beknopte en talentvolle wijze samengevat worden.
La nouvelle Psychologie, par J.-J. van Biervliet, professeur à l'Université de Gand. Gand, typographie A. Siffer. 1894. - Prijs: fr. 0,75.
Zoo luidt de titel van een net gedrukt brochuurtje van 43 bladzijden, waarin de heer J. van Biervliet, in eenen vorm dien hij voor allen begrijpelijk weet te maken, en met eene aantrekkelijkheid welke ook bij de meest oningewijden belangstelling opwekken moet, het ontstaan, het doel, de stelsels en de uitkomsten uiteenzet van de wetenschap welke hij terecht - in tegenstelling met de oude, over- | |
| |
geleverde, wijsgeerige zielleer - als nieuwe zielleer betitelt: namelijk, de proefondervindelijke zielleer. De levendigheid, de uitgebreide wetenschap, de duidelijkheid, waarmede het omvangrijke onderwerp werd behandeld zullen minder verwonderen als men weet dat de schrijver eigenlijk niets anders heeft bedoeld dan een beknopt overzicht te leveren van de wetenschap, waarvan hij de eer had ter Hoogeschool van Gent het onderwijs in te voeren, de eenigste onder 's lands vier Hoogescholen tot hiertoe in het bezit van een laboratorium om de wetenschappelijke zielleer te beoefenen. Meer hoeft er dan ook niet gezegd om bij velen den lust op te wekken met de zoo aangenaam geschreven causerie van den Gentschen hoogleeraar kennis te maken.
Dauwpereltjes of Dichtkransje voor de Brave Kinders van Vlaanderen, door Frederikx. Gedrukt bij Hilaire Fournier, te Wytschaete. 1894.
De vereischten, waaraan iemand moet voldoen, die voor onze kleinen wenscht te schrijven, zijn wel van anderen aard, doch daarom niet minder gewichtig dan de vereischten, welke men stellen mag aan hen, die zich richten tot de groote menschen. De kindertaal is eenvoudig, en toch rijk. De gedachtenwereld van het kind is eng, doch vol wonderen. Het gemoed van het kind eindelijk is rein en teeder in zulke mate als slechts de bevoorrechten onder de volwassenen het zich nog kunnen voorstellen. Wij wenschen van harte den heer Frederikx geluk, die ons in zijn nederig bundeltje een bloemtuiltje van zulke lieve, welgeslaagde kinderdichtjes aanbiedt. En gezien den geringen prijs ervan, hopen we wel dat de bijval bij hen, die zich met de opvoeding der kinderen bezighouden en naar een geschikt lees- of prijsboekje voor de kleinen uitzien, den schrijver moge aansporen nog menigmaal zulke reine, glinsterende dauwpereltjes voor onze brave kinderen van Vlaanderen in het licht te zenden.
Yajnadatta's Dood. Eene Episode uit het Râmâyana, door C. Lecoutere. - Boisschot, drukkerij F. Van Herck. 1894.
Het is voor ons een waar genoegen de aandacht der lezers van het Belfort op deze sierlijke vertaling van een der schoonste brokken uit het Râmâyana te mogen vestigen. De jeugdige werklustige Leuvensche hoogleeraar, die het vorige jaar reeds in het Belfort zelf de aandoenlijke episode van Savîtrî, uit het andere groot Indisch epos, het Mahâbhârata, vertolkte, heeft er ook ditmaal voor gezorgd dat eene beknopte, zaakrijke inleiding en eene reeks toelichtende aanteekeningen voor den oningewijde al het onduidelijke wegnemen en hem de lezing ten volle genietbaar maken. Wij vragen ons alleen af, waartoe, in eene proza-vertaling, het wel dienen mag den lezer met het schema van de gebruikte çloka bekend te maken: voor wie niets van het Sanskrit af weet, zegt dat niets; en voor de anderen is het overbodig. - De heer Lecoutere bezit blijkbaar in hooge mate de gave zijne wetenschap mede te deelen, populair te maken; na de vertaling van
| |
| |
Savîtrî, na de onlangs verschenen Coup d'oeil sur l'étude de la Linguistique, laat dit afdiukje ons het beste verwachten van de leergangen van Germaansche Philologie, welke aanstaande jaar te Leuven door den schrijver zullen gegeven worden.
Vie du P. Jacques Lainez, second général de la Compagnie* de Jésus, par le P.J. Boero, S.J., suivie de la biographie du P. Alphonse Salmeron, par le même auteur, 1 vol. gr. in-8o de 304 pages. En vente librairie St. Augustin, Gand. Prix fr. 3,50.
Jacques Lainez en Alfons Salmeron hebben een heilzamen invloed uitgeoefend op vele edele mannen hunner eeuw . heiligen, pausen, krijgslieden, vorsten. Zoo wordt hun levensschets om zoo te zeggen een dramatisch verhaal der geschiedenis van dien tijd.
Een geur van levendige en groote deugd waait ook den lezer uit deze bladzijden tegen. Bij het toeslaan van het boek voelt men, dat men niet alleen belang gesteld heeft in het verhaalde, men gevoelt zich ook tot edeler levensbetrachting gestemd. Het werk biedt eene aangename en versterkende lezing aan.
Vijf en twintig platen naar oude schilderijen gemaakt helpen de helden in het midden verplaatsen, waarin zij geleefd hebben; het is de omlijsting van het tooneel die den tekst nog verduidelijkt.
Exclusions et suspensions du droit électoral, commentaire des art. 20 à 23 et 61 du code électoral, par Edmond De Bock, juge d'instruction au tribunal de première instance à Gand. Gent, A. Siffer Prijs fr. 1,25.
Dat hoogst nuttig werk, waarin de uitsluitingen en tijdelijke ontheffingen of opschorsingen van het kiesrecht, behandeld in artikels 20 tot 23 en 61 van de kieswet, worden gecommenteerd, is een zeer nuttig werk niet alleen voor hen die gelast zijn de kiezerslijsten op te maken, maar voor alwie zich met kieswerking onledig houdt.
Zoohaast de nieuwe kieswet geheel van stapel zal geloopen zijn, verschijnen de andere kieswerken van den heer De Bock. Zooals men weet, heeft de heer De Bock zich eene specialiteit in het vak gemaakt, en worden zijne handleidingen geraadpleegd in de wetgeving en in de rechtsuitspraak.
La bombe glacée, saynète comique en un acte, par Daniel Auschitzky. - Prijs fr. 1,50.
Het is de koddige geschiedenis van eenen veearts, die vol schrik voor de anarchisten, bij toeval op den trein zit met eenen reiziger in bezit van eene ijsbom, voor eene bruiloftstafel bestemd. Die bom geeft aanleiding tot de geestigste zetten en de kluchtigste toestanden. Het stukje zal ongetwijfeld in de colleges veel bijval genieten.
Kon. Vl. Academie. - Woensdag 16 Mei hield zij hare maandelijksche bijeenkomst onder het voorzitterschap van den eerw, heer Dr Claeys.
| |
| |
Na het behandelen van verscheidene bestuurzaken, werden de candidaten vastgesteld voor de openstaande plaatsen van briefwisselend en van eerelid, waarin ter zitting van 20 Juni zal voorzien worden.
Vervolgens wordt beslist dat de plechtige algeneene vergadering. zal gehouden worden den donderdag 21 Juni, des namiddags te 2 men. De eerw, heer Dr Claeys zal er het woord voeren over Ruusbroeck.
Eindelijk worden de verslagen gelezen over de talrijk ingekomen antwoorden op de uitgeschreven prijsvragen. Die belangrijke verslagen zullen in de Mededeelingen verschijnen, en de laureaten zullen in de plechtige vergadering van 21 Juni bekroond worden.
De Brabançonne. - De soldaten van het 14e linie hebben een exemplaar ontvangen der woorden van de Brabançonne, om in hun livret geplakt te worden. De koorafdeeling zal de vier strophen van dit lied aanleeren.
Goed: België is wel het eenigste land van de beschaafde wereld, waar niemand het nationaal lied kent! Maar - welken tekst geeft men den soldaten in de hand? Dien van den Franschman Jenneval, (Louis Dechez) waar men hoort:
Avec Nassau plus d'indigne traité!
ofwel dien van Ch. Rogier, waar de verbroedering met onze Noorderburen wordt aangepredikt:
Ouvrons nos rangs à d'anciens frères,
De nous trop longtemps désunis!
Belges, Bataves, plus de guerres,
Les peuples libres sont amis!
Ons dunkt dat de oude (eerste) Brabançonne, een lied van haat en nijd, moet vergeten worden, en dat de tweede, door wijlen den minister Rogier gedicht, de voorkeur verdient. De volksliederen van Engeland, Oostenrijk en andere landen zijn gebeden; het nationaal aria der Belgen moet geen kreet van vermaledijding zijn!
De Vlamingen hebben met de Brabançonne nooit hoog opgeloopen. De muziek heeft weinig waarde, de tekst is hatelijk. Wij vertaalden in den tijd de tweede, enkel wegens de bovenaangehaalde verzen, te merkwaardiger, omdat die uit de pen waren gevloeid van eenen muiter van 't jaar '30. Daar wij echter wel begrijpen dat men de Walen geene vertaling van de Vlaamsche Leeuw kan doen zingen, óns lied bij uitmuntendheid, en dat la Belgique, van Miry, allerliefst als melodie en goed van tekst, geen kans heeft in hoogere kringen, waar men houdt aan de herinnering van 1830, aangenomen te worden, uiten wij den wensch dat men den tekst van Rogier verspreide:
Le Roi, la Loi, la Liberté!
Hooger repten wij van de eerste Brabançonne. Eigenlijk is die niet de eerste, maar de tweede, want Jenneval (de tooneelnaam van
| |
| |
Dechez, die op de planken speelde) vervaardigde er eene den 27 Augustus 1830, ter eere van Oranje, welker aanhef luidt:
Aux cris de mort et de pillage,
Des méchants s'étaient rassemblés;
Mais notre énergique courage
Loin de nous les a refoulés.
Maintenant, purs de cette fange
Qui flétrissait notre citée,
Amis, il faut greffer l'Orange
Sur l'arbre de la liberté.
Dit eerste lied was gericht tegen het ministerie, en hield, in 't slotcomplet, eene bedreiging tot koning Willem:
Mais malheur si, de l'arbitraire,
Protégeant les affreux projets,
Sur nous du canon sanguinaire
Tu venais lancer les boulets!
Alors tout est fini, tout change,
Plus de pacte, plus de traité,
Et tu verras tomber l'Orange
De l'arbre de la Liberté.
Hooger zegden wij, dat men Rogier's lied diende te laten zingen door de Walen, ja; maar de Vlamingen? Moeten die ook Fransch zingen?
Fr. d.P.
Allerlei. - In Vlaamsch en Vrij komt, benevens het portret van den eerw. heer A. Joos, eene waardeerende studie over dezen verdienstvollen schrijver. Wenschen wij dat hij welhaast, geheel genezen, zijn onderbroken arbeid kunne voortzetten. - De heer L. Mathot heeft een Vlaamsch stuk ontdekt, uitgaande van het Luiksch magistraat en gedagteekend van 1369. Het heeft betrekking op marktrechten en is een antwoord van de stad Luik aan de stad Antwerpen. Zoo men ziet, waren in de 14e eeuw de Walen inschikkelijker en heuscher dan nu jegens de Vlamingen, die dan nochtans nog hunne eigenlijke broeders niet waren. - Hoogleeraar J. Vercouillie heeft den prijs De Keyn (1000 fr.) behaald met zijne Nederlandsche Spraakkunst (in handschrift), en de heer Piters met Anthologie de littérature française. - Godefroid Kurth en Paul Fredericq zijn tot werkende leden bevorderd in de klas van letteren in de Belgische Academie; de heer Discailles tot briefwisselend lid. - In het bisschoppelijk college van N.D. de la Tombe, te Kain, bij Doornijk, is van de 5e klas af tot de hoogste het Vlaamsch verplichtend en wordt drie uren te week onderwezen. De werken van Verstraeten, Bols, Muyldermans en Conscience, zijn er classiek. In de twee hoogste klassen wordt het vaderlandsch gevoel opgewekt door den Boerenkrijg en de Leeuw van Vlaanderen! Daarenboven worden de leerlingen geoefend in het
| |
| |
spieken der Vlaamsche taal. In de Waalsche athenea schijnt de studie onzer taal ook meer en meer veld te winnen. Een leerling in het athenea van Verviers won reeds den prijs van Vlaamsch op zijne Vlaamsche mededingers. Dat iedereen zich daaraan spiegele! - De geleerde archeoloog-musicoloog, de heer Edmond Vanderstraeten, heeft een werk uitgegeven Charles-Quint musicien, waarin hij bewijst dat Philip de Goede en Philip de Stoute vurige bewonderaars waren der muziek, dat Karel de Stoute en Margareta van Oostenrijk zelf componeerden en dat Keizer Karel zich uitrustte van de staatkunde op zijn spinet, zijne fluit, zijn clavecyn en zijn orgel. Te Saint-Just beijverde hij zich met het herinrichten van den kloosterzang en bracht er verscheidene godsdienstige stukken in van onze Vlaamsche meesters. - Dezer dagen werd Frans Gittens, de verdienstelijke tooneelschrijver, de schepper van Parisina, Karel van Gelderland, Melusina, De Maire van Antwerpen enz., plechtig te Antwerpen gevierd. - De Geschied- en Oudheidkundige Kring alhier, onder het voorzitterschap van Jhr de Maere, heeft het gelukkig denkbeeld opgevat de Sint-Nicolaaskerk te Gent te herstellen en te ontdoen van de huizen die ze omringen: om de kosten te bestrijden zou men eene loterij met premiën inrichten, zooals destijds te Rijsel met goed gevolg gedaan is voor het bouwen van een museum. Hoe eerder, hoe liever! - In het verslag van den heer Wilmotte, hoogleeraar te Luik, over den vijfjaarlijkschen Staatsprijskamp van Fransche letterkunde, wordt met veel waardeering hulde gebracht aan de jongere richting, waarvan La Jeune Belgique de vaandrig geweest is. Lemonier, Giraud, Gilkin, Maeterlinck, Verhaeren, Severin, Nautet, Eekhoud, Destrée, Maubel, Goffin, de Monge, Picard, worden er besproken, alsook de eerw. heer Hoornaert, Carton de Wiart, Firmin van den Bosch,
schrijvers in Le Magasin littéraire. Zij bekleeden eene eervolle plaats in deze lijst. - Dr Aug. Snieders, hoofdopsteller van Het Handelsblad te Antwerpen viert in December de 50e verjaring van zijn intreden in de pers.
† Ernest Slingeneyer, kunstschilder, oud-lid der Kamer, geboren te Loochristi in 1823. Hij was leerling van Wappers en legde zich inzonderheid op de geschiedkundige schildering toe, waarin hij blijken gaf van ongemeen talent. Bijzonderste gewrochten: De Wreker (1842), Dood van Classicus, Dood van Jacobsen (1845), Slag van Lépante (1848), Dood van Nelson te Trafalgar (1850), Slag van Brouwershaven (1852), Camoëns, la Saint-Barthélémy, De martelaar, Aanhouding van graaf Lodewijk van Crecy (1884).
In de Kamer was zijne jaarlijksche redevoering eene prachtige studie over kunst; hij was een oprechte Mecenas voor de jonge kunstenaars; Vlaamschgezind schonk hij zijn steun aan alle Vlaamsche wetten.
† William Mac Cublagh Torrens, Schotsche volksvertegenwoordiger in het Engelsch Parlement. Hij schreef onder andere het
| |
| |
leven van Lord Wellesley; de memorién van burggraaf Melbourne en thans was onder pers eene geschiedenis der ministers. Bijziende liep hij onder een rijtuig dat hem verbrijzelde.
† Pater Martinoy, S.J., geboren in 1821 te Kazan, in Rusland. Hij was medewerker der Bollandisten, schieef in de Revue des questions historiques, Polybiblion en Etudes; zijn bijzonderste werk is Annus eeclesiasticus groeco slavicus. Hij was een diep geleerd man en hoog gewaardeerd om zijn karakter, zijn helderen geest en zijne veelomvattende kennis.
† Sylvain Van der Gucht, kunstschilder en bestuurlid der Aalstersche afdeeling van het Davids-Fonds. Hij schreef in den volkstrant: Jan Clerken of de laatste binders van Vlaanderen, Gaston Blankaert, Het kasteel der verdoemenis, Doctor Goris Hals. Hij was 71 jaar.
† Sybrandus van den Anker, S.J., secretaris sedert 25 jaar der Redactie van het gewaardeerd tijdschrift Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied. Hij stierf te Culemborg den 9 April laatst, 73 jaar oud. Vóór zijn optreden in Studiën schreef hij onder andere de levens van den H. Aloysius, H. Berchmans en Stanislas Kostka; in het tijdschrift zelf komen vele geprezen artikelen van zijne hand over de anti-semitische beweging, de katholieke beweging in Engeland, de Schismatieke Oostersche Kerk, de Parijsche Commune, de vruchten der leeke-opvoeding, de onderwijsquaestie, het algemeen stemrecht, het naturalisme, het eigendomsrecht, enz. enz.
† Mgr Feye rustend leeraar der Hoogeschool van Leuven. Hij was hoog geschat om zijne groote geleerdheid.
† Sacher-Masoch, beroemde Galicische letterkundige, die meer dan 100 romans schreef, waarvan vele van groote waarde.
|
|