gevestigd op den God van zijn Geloof, in den hemel, op Gods Stedehouder den Paus van Rome, hier op de aarde. In een woord, een katholiek van één stuk, en katholiek in den wijden, waren zin.
Het Geloof was 't, dat in Weber den geneesheer, den dichter, den politieken man elk afzonderlijk volmaakte, en al te samen tot eene zoo krachtige en glanzende éénheid versmolt. In al zijn doen en droomen bleef hij bedacht op het eeuwige: het voorbeeld, dat hij gaf, ga niet verloren voor ons, en het bate hem tot spoediger en volkomener zaliging daarboven.
Daarom believe het den lezers van het Belfort niet enkel den grooten dichter te bewonderen en zijn afsterven te beweenen, maar die groote en edele ziel indachtig te blijven in hunne gebeden. Zeker, het goede, dat hem zoo kwistig uit hert en hand ontvloeide, wierd reeds hier in arbeid en lijden gelouterd; rein en zuiver, als niet ééne, schittert zijne glorie voor de oogen der menschen: doch, sterven is verschijnen voor Hem, die op de vlerk der Serafijnen zelve vlekjes bespeurt. Dat ons gebed er toe helpe om, al ware 't maar een oogenblik vroeger, het volle licht der glorie Gods te laten verschijnen aan hem, die voor ons en voor de komende geslachten, zooveel liefde en licht laat stralen uit al zijne werken.
Eug. De Lepeleer.
Nota. - Weber was vijftig jaar oud, toen hij, in 1863, zijn eerste schrift ‘Die Arminiusquelle zu Lippspringe’ in de wereld zond. In 't jaar 1869 volgden vertalingen van Tennyson's gedichten ‘Enoch Arden’ en ‘Aylmers field’; - in 1872, ‘Schwedische Lieder übersetzt und mit ihren Sangweisen und Klavierbegleitungen’; - in 1874, Tennyson's ‘Maud’ (sedert herdrukt); - in September 1878, het lyrisch-episch gedicht ‘Dreizehnlinden’ (sedert lang zijn honderdsten druk voorbij); - in 1881, ‘Gedichte’ (meermaals herdrukt); - in 1892, ‘Goliath’.