Het Belfort. Jaargang 9(1894)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 367] [p. 367] De discipelen van Emmaüs. Mane nobiscum, Domine, quoniam advesperascit et inclinata est jam dies. Tot afscheid groet de Dagvorstin Des Tempels gouden koepeltin, Trompetgeschal roept overluid Het volk ten avondoffer uit. Het Paaschfeest stuwt in dichten drom Aanbidders' naar het Heiligdom, En Sion bauwt de psalmen na Gejubeld op den Moriah. Een tweetal wandelaars verlaat Jerusalem en volgt de straat Naar Emmaus, zoover men mag Op reis gaan bij den Sabbatdag. Vanaf hun onverhoedsch vertrek Gewikkeld in een druk gesprek, Ontwaren zij den vreemdling niet, Die hun den groet der Vaadren biedt. ‘Welk onderwerp behandelt gij, Israëlieten, zegt het mij, Mij dunkt gij lieden zijt bedroefd, Door kommernis en leed beproefd?’ Kleopas neemt verbaasd het woord: ‘Gij hebt van Jezus niet gehoord, Den Christus eeuwen lang verwacht, Op Golgotha ter dood gebracht. Zijn wondren waren zonder tal; Zoo Hij het is die komen zal, Herstellen Davids rijk en kroon, Eerbiedigt 't graf Jehova's Zoon. [pagina 368] [p. 368] Het is de derde dag alreeds Dat Hij te sluimren ligt en steeds Verwachten wij het hart bedrukt, Den meester ons zoo wreed ontrukt. 't Was heden in den morgenstond Dat men de tombe ledig vond; Wij zochten vruchteloos den Heer En keerden met de vrouwen weer.’ - ‘O kleingeloovigen, van wie Getuigt Jesaja's profetie, Zoo niet van Jezus, 't vlekloos lam, Dat uwe zonden op zich nam. Ontrolt de schriften en doorzoekt Hetgeen van Christus staat geboekt: Hij koos de bittre lijdensbaan Om tot zijn glorie in te gaan.’ De spreker onderrichtte hen En gaande weg bereikte men Het dorpjen Emmaüs alwaar Men aandringt bij den wandelaar. ‘Blijf met ons Heer, de dag verkwijnt, Het schemert reeds, de zon verdwijnt; Deel met bedrukten, zonder praal, Rabboni, 't needrig avondmaal.’ - ‘Het zij zoo, dat uw wensch geschied',’ Hij breekt het brood dat men hem biedt, Herkend, verdwijnt de Zegenaar Gelijk het neigend westerklaar. Weerhouden werd uw sterflijk oog Toen Jezus met u herwaarts toog, Maar toch gevoeldet gij in Hem Een meer dan bovenaardsche stem. Hoe zalig werd uw hart ontroerd Bij ieder woord door Hem gevoerd, Als schonk Hij u den vredekus, Discipelen van Emmaüs. Keert weder, kondt den broed'ren aan: ‘De Heer is waarlijk opgestaan, Wij hebben Hem na zijnen dood Herkend aan 't breken van het brood.’ Hasselt. Karel Quaedvlieg. Vorige Volgende