| |
| |
| |
Het Socialism & de katholieke Godsdienst
II
Welke is de toekomst van den katholieken godsdienst tegenover het socialism?
Catholicismus en socialism zijn geboren vijanden.
Het socialism is goddeloos van afkomst en van natuur.
Uit de goddeloosheid der philosophen van de verledene eeuw zijn twee wijsgeerige stelsels gesproten: socialismus en liberalismus, twee koppen van de Revolutiedraak.
Het socialism werd belemmerd in zijnen wasdom en is alsdan niet voortgeschoten.
Het liberalismus der burgerij heeft de overhand behaald en eene eeuw lang gewoeld. Het liberalismus heeft al gedaan wat het doen konde. Het heeft gewoeld zooveel als een stelsel woelen kan, alle grondvesten afgebroken welke het konde afbreken; ziel en lichaam aangetast, met de scholen en de huisgezinnen door zijne schijnheiligheid en losbandigheid, de overheid door zijnen woelgeest, den arbeid en de werkplaats door zijn onmenschelijk Manchesterdom te bederven.
Na eene eeuw gaan de oogen open. Alwie het wel meent met den godsdienst, met de zedeleer, keert er zich van af als van eene pest. De werklieden hebben ook ondervonden dat het woord vrijheid op de lippen van het liberalism eene huichelarij was, alsmede eene handleiding tot noodwendige verdrukking. Het libera- | |
| |
lismus ligt zieltogend. Het heeft en zal misschien nog lang stuiptrekkingen hebben: maar toch zijne bewegingen zijn stuiptrekkingen van eenen stervende. Alwie oogen heeft om te zien moet dit zonderling verschijnsel bemerken.
Het socialism wiens eersten voorstaander, te weten Babeuf, het Burger-Liberalismus op het schavot gebracht heeft, is nochtans met zijnen aartsvader niet gestorven. Het heeft van lieverlede nieuwe verdedigers gevonden. Na een tijdstip van allerhande utopiën, bekroond met eene revolutie in 1848, is het als partij duchtig ingericht geworden. Het heeft overal, met de volksdrommen in beroering te brengen, het liberalismus onttroond en zal eerlang overal zijne plaats innemen.
Het socialism heeft al de ongodsdienstigheid van het liberalismus opgenomen.
Liberalismus en socialismus zijn vijand op huishoudkundig gebied: op alle andere gebieden zijn zij naar bevriend, als vader en kind.
De gelijkheid, zooals ze het socialism verstaat, verwerpt het bestaan van God, miskent en haat alle overheid die van God komt, en is in strijd met den Godsdienst zelfs op huishoudkundig gebied. Immers, het socialism ziet in alle ongelijkheid, welke het toevallig heet, eene onrechtveerdigheid. De Godsdienst daarentegen, hoe talrijk ook de misbruiken van den tegenwoordigen toestand wezen mogen, misbruiken welke hij erkent en doemt, leert toch dat het verschil van eigendom onder de menschen in zich zelven geene onrechtveerdigheid is. Moest het socialism den godsdienst erkennen, het zoude staken eene rechtsleering te wezen om slechts utopie te worden, gelijk er vele gemaakt werden van af Thomas Morus tot de hersenschimbouwers van heden. Daarom hebben wij gezeid dat het socialism zelfs op huishoudkundig gebied, van natuur ongodsdienstig is.
Er volgt hieruit dat de vrede tusschen catholicismus en socialismus onmogelijk is. De strijd moet zijn op leven of dood.
Wie van beide zal nu den zegepraal behalen? De
| |
| |
socialisten, gelijk al de andere vijanden van den katholieken Godsdienst, roepen triomf van het begin af van den strijd.
Wij hebben in ons eerste artikel gezien hoe het dagblad ‘Le Peuple’ de zaak inziet: ‘Om logiek te zijn moet de werkliedenpartij stand nemen ter zelfder tijde op het terrem van den klassenstrijd en van den strijd tegen de Kerk’. ‘De vrijdenkerij leidt dus naar het socialism... Zij moet tegenover het christen ideaal een ander ideaal stellen, stellig en vatbaar, de religie der menschheid’. - ‘De katholieken die zich zouden inbeelden dat de dood van het Doctrinarism in ons land het einde van den oorlog tegen de Kerk zal medebrengen, geven zich aan wondere begoochelingen over; 't en is maar nu dat de strijd gaat beginnen..... De nieuwe godsdienst heeft, gelijk de katholieke Godsdienst, zijne apostelen en zijne martelaren: hij heeft eene wonderbare waarborg van welgelukken, te weten de bliksemsnelle spoedigheid zijner voortplanting. Aan deze teekenen moet de Kerk erkennen dat haar stervensuur welhaast slaan zal.....’ Voor Benoît Malon is dit stervensuur reeds geslegen: ‘De christene beschaving, zegt hij, zoude niet meer kunnen leven in den hedendaagschen wetenschappelijken en maatschappelijken dampkring. Zij is dood, al gebaart zij te leven.’
Doch, dit is al prietpraat, en het eenigste dat wij daarop te bemerken hebben, is de spreuk van den dichter:
Les morts que vous pleurez se portent assez bien!
Zal die strijd tusschen catholicism en socialism een geweldige strijd zijn, een vervolgingsstrijd?
De socialisten van heden, als zij ernstig spreken, zeggen neen: de strijd, zeggen zij, zal alleenlijk bestaan tusschen twee gedachten. Het geweld zal onnoodig worden: het catholicismus zal van zelfs sterven. Ziet, voegen zij erbij, hoe het zich reeds nu niet anders kan verdedigen tenzij met sluwheid en listigheid: ‘De krijgskunst gebruikt in den wereldbrief van Leo XIII, bestaat
| |
| |
hierin, dat men toegeeft aan de noodwendigheden van den tijd op puntjes van klein belang, terwijl men vasthoudt en sterker vasthoudt dan ooit aan hetgeen de grond van de kwestie is Deze krijgskunst is geenszins nieuw: de Kerk stelt ze in werke sedert den oogenblik dat de geboorte der nijverheidswereld de leenroerige orde is komen in duigen slaan, en dat hare macht zich heeft gekwetst gevoeld. In duigen geslegen door de hervorming der XVIe eeuw, schaft de Kerk den handel der aflaten af; maar in de kerkvergadering van Trenten steunt en versterkt zij het gezag dat zij toekent aan de overlevering die betwist was. De Revolutie slaat hare hierarchie uiteen, neemt hare goederen in beslag, het Concordaat verbreekt de banden welke de Fransche nationale kerk aan den Heiligen Stoel verbinden: de Kerk teekent het Concordaat maar herstelt de opperheerschappij van Roomen met het afkondigen der pauzelijke onfaalbaarheid. De wetenschap betwist hare heilige boeken, de Kerk speelt oolijk met de wetenschap, maar bevestigt zonder schroomen het recht dat zij eischt hare overleveringen tegen de wetenschap aan te kleven, met het geloofspunt der Onbevlekte Ontvangenis uit te roepen.
En nu dat de vraagstukken, gesteld door de schikking van den arbeid, boven alle andere gesteld worden bij alwie bezorgd is voor de maatschappelijke orde, proeft de Kerk dezelfde kunst. Maar deze behendigheid heeft haar niet belet verslegen te worden door de hervorming, verslegen door de omwenteling, verslegen door de wetenschap, en zal haar ook niet beletten verslegen te worden door het socialism.’ (Le Peuple, 19 mai 1893.)
Voor als nu zeggen onze socialisten, dat zij de vernietiging der katholieke geloofsleering van de wetenschap verwachten. In Vooruit teekenen zij rondekens om te bewijzen dat er geen hemel bestaat. Zij beweeren dat, indien er een God bestond, donder en weerlicht, ramp en ellende zouden onmogelijk zijn. Och arme! is
| |
| |
het met zulke wetenschap dat zij de katholieke geloofsleering moeten ondermijnen, het werk zal lang aanslepen!
Maar laat eens het socialism aan het roer komen, (en wie kan voorzeggen dat zulks nooit zal gebeuren?), dan zal het spel veranderen. Gelijk het liberalismus, zoo zal het socialismus aan de vervolgingszucht offeren. In den naam van de schijnheilige spreuk, ontleend ten anderen aan het liberalismus: ‘alsdat godsdienst privaatzake is,’ zullen de socialisten er op los gaan om den katholieken godsdienst alle openbaar bestaan te weigeren, scholen en huisgezinnen te verpesten en den geest des volks naar volledige ongodsdienstigheid te keeren.
De sterkste hinderpaal zal de katholieke geestelijkheid zijn. Daarom zal het socialism aan de geestelijkheid den oorlog verklaren. Zijn programma zal luiden en luidt reeds nu als volgt: ‘Wij zijn tegen de leering niet: die zal van zelfs ineenvallen gelijk een kaartenkasteel onder den drang der wetenschap: maar wij zijn tegen de priesters omdat zij het volk beletten tot het socialism over te gaan, aldus tegen het volk zijn, en als zijne vijanden optreden.’
Intusschen zal het socialism van langs om beter inzien dat het christendom, tot zelfs in zijne eenvoudigste leeringen, zijnen weg zal dweersboomen.
Zoolang als de menschen rechtzinnig het Onze vader bidden, zullen zij daardoor zelf van het socialism afgekeerd worden. Het socialismus leert dat er noch God, noch ziel, noch hemel is, en dat, op het einde van het spel, de stof de eenige vattelijke wezenheid is die er bestaat. Het Onze vader leert de menschen eerst van al zorgen voor het zedelijke: geheiligd zij uw naam; ons toekome uw rijk; uw wil geschiede op de aarde als in den hemel.
Het socialismus leert de menschen hunkeren naar stoffelijken overvloed en den hemel zoeken op de aarde. Het Onze vader leert de menschen tevreden zijn met het dagelijksch brood: ‘Geef ons heden ons dagelijksch brood.’
| |
| |
Het socialismus wil den klassenstrijd, en ja den klassenhaat: het Onze vader leert de menschen malkander beminnen, niemand haten en zelfs hunnen vijanden vergeven: ‘En vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren.’
Zoo is het dat het socialismus zal moeten kiezen tusschen ondergang en geweld. Het zal geweld kiezen, even als tot hiertoe al de vijanden van den katholieken Godsdienst het geweld gebruikt hebben.
En de uitslag?....
Dit herinnert mij eene bladzijde welke Graaf Joseph De Maistre geschreven heeft op het einde der verledene eeuw, als het Fransch schrikbewind, bloeddronken, den katholieken Godsdienst poogde in de modder en het bloed te versmooren. De Maistre schreef in 1796 (Considérations sur la France, C.V.): ‘Weest aandachtig, gij allen welke de geschiedenis niet geleerd heeft. Gij zeidt dat de scepter de pauzenkroon ondersteunde. Welnu! er is geen scepter meer: in het groote strijdperk werd hij gebroken en de stukken ervan liggen in het slijk. Gij wist niet tot hoever de invloed eener rijke en machtige priesterschap kon onderstand bieden aan de geloofswaarheden welke zij predikte; ik geloof moeielijk dat er eene macht is die kan doen gelooven; doch, laat ons hierover glijden. Er zijn geene priesters meer. Men heeft hen weggejaagd, verworgd, vernederd; men heeft hun alles ontroofd; en dezen die ontsnapt hebben aan de guillotien, aan de brandstapels, aan de dolken, die noch versmoord, noch neergeschoten, noch vervoerd werden, ontvangen nu de aalmoes welke zij eertijds gaven. Gij vreesdet de kracht der gebruiken, het ontzag der overheid, de begoochelingen der inbeelding: van dit alles bestaat er niets meer: er bestaan geene gebruiken meer, er zijn geene meesters meer: iedere mensch is meester over zijn verstand. Het philosophism heeft de moortel, die de menschen onder malkander verbond, uitgebrokkeld: er zijn geene zedelijke vergaderingen meer. De
| |
| |
burgerlijke overheid, uit al hare krachten werkende aan de vernietiging van het oud stelsel, geeft aan de vijanden van het Christendom al de ondersteuning welke zij voortijds aan het Christendom zelf verleende: het menschelijk verstand neemt alle mogelijke vormen aan om den ouden nationalen Godsdienst te bestrijden. Deze pogingen worden toegejuicht en bezoldigd, en de pogingen daartegen worden aanzien als misdaden. Gij hebt niets meer te vreezen van den toover der oogen, die altijd de eerste zijn om bedrogen te worden; noch prachtig apparaat, noch ijdele ceremonien kunnen nog menschen bekoren vóór dewelke men sedert zeven jaren alles misbruikt en mishandelt. De kerken staan gesloten en gaan niet meer open tenzij voor de luidruchtige beraadslagingen en de baldadigheden van eene onbeteugelde menigte. De autaren liggen ten gronde; men heeft afzichtelijke dieren door de straten geleid, getooid met het priesterlijk gewaad; de heilige vaten hebben gediend voor afschuwelijke wulpschheden en op deze autaren welke het al oud geloof met ingetogene cherubynen omringde, heeft men naakte boelerinnen laten plaats nemen. Het philosophism heeft dus geene klachten meer in te brengen; alle menschelijke kans is ten zijnen voordeele; alles wordt gedaan te zijner bate en tegen zijne mededingster. Behaalt het de zege, het zal wel niet mogen zeggen gelijk Cesar: gekomen, gezien en gezegepraald! maar toch het zal de overwinning behaald hebben: het mag juichen en zich nederzetten op een neergeveld kruis. Maar, staat het christendom uit deze schrikkelijke beproeving op zuiverder en sterker dan te voren; slaagt het den christenen Hercules, met zijne eigene krachten alleen, den zoon der aarde op te heffen en tusschen zijne armen te versmachten, patuit Deus!’
Dit alles belet niet dat vele afvallen te verwachten zijn. Als de vervolging woedde tegen de priesters op het einde der verledene eeuw, een zeker getal pries- | |
| |
ters zijn afgevallen; als het liberalism opgedaagd is onder de burgerij, een groot deel der burgerij heeft zich daarmede laten besmetten; (namelijk in Belgie is er schier geene gemeente waar het liberalism de overhand niet behaald heeft, zoodanig dat men België op het liberalism heeft moeten heroveren); als de schoolstrijd woedde, zijn een groot getal schoolmeesters afvallig geworden: nu dat het socialism de werklieden komt bekoren, het ware buiten verwachting indien niet een zeker getal werklieden afvielen.
Doch, dit zal maar zijnen tijd duren! Per crucem ad lucem!
In de vijftiende eeuw was er eene sekte opgestaan, te weten de Lollaards, die, gelijk nu het socialism, in geheel westelijk Europa woelde. Zij was, even als nu het socialism, in geweldige vijandschap met den katholieken Godsdienst. Zelfde huishoudkundige beloften als nu; zelfde beschimpingen en lasteringen tegen al wat heilig is. De Lollaards hadden den naam aangenomen van Fratres liberi spiritus. In den naam alleen ziet men reeds het gevierde vrijheid, broederlijkheid, gelijkheid duikelen. Zij hadden hulp van eene soort van progressisten van dien tijd, die homines intelligentiae heetten, gelijk de socialisten hulp krijgen van onze hedendaagsche progressisten welke ook den naam van vrijdenkers opnemen! De strijd is hevig en hardnekkig geweest!
Welnu wie spreekt nog van de Lollaards, de Fratres liberi spiritus, en de homines intelligentiae? Schakel in die lange keting van dwaalleeringen die tegen den katholieken Godsdienst zijn opgestaan, zal het socialism het lot ondergaan van de andere schakels, dat is zijne kreits omloopen, tot dat het onder de versletene wapenen van het arsenaal der leugen moet gebergd worden.
En dan?
Gelijk Redewitz gedicht heeft:
Der Menschheit Herz durchwehn,
Und werden auf und nieder
| |
| |
Wij zouden ons voortuitzicht kunnen staven op de beloften van het Evangelie. Wij hebben liever te luisteren naar de stem van eenen protestant, te weten, den wel bekenden Macaulay, in de Edinbourgh Review van October 1840: ‘De geschiedenis der Roomsche kerk, knoopt de twee groote tijdstippen der menschelijke beschaving aaneen. Onder de instellingen die nu bestaan is er niet eene welke het gedacht achteruit brengt tot die tijden alswanneer de rook der offering opsteeg uit het Pantheon, en luipaarden en tijgers sprongen in het Amphitheater van Flavianus. De fierste koninklijke huizen zijn slechts van gisteren, vergeleken met de stamlijn der Pausen... Het pausdom blijft recht, niet in staat van verval, niet als eene oudheid; maar vol leven en frissche jeugd. De Katholieke Kerk zendt altijd voort tot de verste uiteinden van de wereld, geloofszendelingen, even ieverig als deze die aanlandden in Kent met Augustinus; zij streeft altijd voort tegen vijandelijke koningen met den zelfden geest waarmede zij Attila te gemoet streef. Het getal harer kinderen is grooter dan in gelijk welk eenen der vorige tijden. Hare aanwinsten in de nieuwe wereld hebben meer dan gedekt hetgeen zij verloren heeft in de oude wereld. Haar geestelijke invloed strekt over de breede streken die liggen tusschen de vlakten van den Missouri en de kaap Hoorn... De leden dezer vergadering zijn ongetwijfeld niet min dan honderd vijftig millioenen in getal; en het ware moeielijk om bewijzen dat al de andere christene secten te zamen genomen, tot honderd en twintig millioenen stijgen. Verders, wij en zien geen een teeken dat het einde van hare lange heersching nadert; zij zag het begin van al de staatsbesturen en al de kerkelijke instellingen die nu bestaan in de wereld; en wij zijn niet verzekerd dat zij niet bestemd is om hunner alle einde te zien. Zij was groot en geeerbiedigd vooraleer de Saks zijnen voet op Bretanje stelde - vooraleer de Frank den Rhijn
| |
| |
had overschreden - als de Grieksche welsprekendheid nog bloeide te Antiochie - als afgoden nog vereerd waren in den tempel van Mecca. En zij zoude nog wel kunnen bestaan, met onverminderde kracht, als ievers een reiziger uit Nieuw-Zeeland, te midden eene wijde eenzaamheid, stand zal nemen op eenen gebrokenen boog der Londenbrugge om de puinhoopen van St Pauwelstempel af te schetsen!’
Het ware moeielijk, met eenige gegronde reden, de zelfde duurzaamheid toe te kennen aan landsbesturen en wereldlijke mogendheden, als aan het Pausdom. Wij zien nu reeds den eenen troon na den anderen in het stof tuimelen. Komt het socialism boven, dan zullen andere troonen in den grond stuiven. Niet alleen het koningdom, maar alle statelijke vorm wordt door het socialism aangerand en bestreden. Het Pausdom moet dus noodwendig de eenige reddingsplank van het maatschappelijk leven worden. Cardinaal Manning steunde op zulke beschouwingen als hij zeide dat de toekomende eeuw zoude de eeuw zijn van de volksmacht en van het Pausdom.
‘Indien de tegenwoordige drager der pauzelijke almacht een zonderling veel glanzender aanzien bezit dan velen zijner voorzaten, zoude het niet zijn omdat hij op dezen oogenblik de eenige onbetwiste vertegenwoordiger der overheidsgedachte is? Aldus heeft het de geschiedenis der drie laatste eeuwen gewild: zij heeft zich ontvouwen zonder rekening te houden van de pausen en dikwijls tegen hunnen dank: men zoude zeggen dat zij moet sluiten met eene verhooging van het pausdom, welke het verloop der vorige gebeurtenissen niet liet voorzien.’
Aldus schreef het vrijdenkersblad ‘Le Journal des Débats’ ter gelegenheid van de sluiting der pauzelijke jubelfeesten in 1894.
E. De Gryse.
Kortrijk, den 22 Februari 1894.
|
|