| |
| |
| |
Germaansche plaatsnamen in Frankrijk.
(Vervolg van blz. 228.)
Al de plaatsnamen, tot dusverre in deze verhandeling genoemd en verklaard, zijn eigen aan plaatsen die nog heden ten dage bestaan, en komen in bovenvermelde, zoowel verbasterde als zuiver Dietsche vormen, in de hedendaags geldige Fransche taal voor. Deze namen zijn bij honderdtallen te tellen. Wil men echter in grondboeken en in oude geschriften, in middeleeuwsche oorkonden, vooral in oude koopbrieven gaan zoeken, dan vindt men de Dietsche namen van velden en wegen, van huizen en straten in Oud-Artesië bij duizendtallen. Ook onder dat zeer groote aantal Oud-Dietsche namen van dat gewest, die in den loop der eeuwen door den overheerschenden Franschen invloed zijn verloren gegaan, en die den hedendaagschen ingezetenen volkomen onbekend zijn, komen er zeer velen voor die uit een taalkundig oogpunt allermerkweerdigst zijn, en die ten volsten de aandacht, de opsporing en onderzoeking der Germaansche taalgeleerden van onzen tijd verdienen. Hoe geerne zoude ik dezen schat van oude namen den Lezer nader ontsluiten, ten volle kenbaar maken. Een geheel boekdeel zoude ik daarmede kunnen vullen, en - slechts weinige bladzijden in dit tijdschrift staan mij daar voor ten dienste. Zoo moet ik mij tot enkele tientallen van deze oude namen beperken.
Namen van stukken land, velden, akkers, enz. Bried- | |
| |
stic, Grotstic, Langstic, Cromstic (Breed-, Groot-, Lang-, Kromstuk), Hangstic (aan de helling van den heuvel), Skermestic, Vierhornstic en Driehornstic (het stuk met vier en dat met drie hoeken of hoornen; nog heden is het woord hoek in 't Friesch horn of hoarne, en is daar een stuk land te Marsum in Friesland, dat de Thrye-hoarne-fenne, de Driehornfenne, heet). Stridland, Gendekinslant (Gendekin is een mansnaam, in verkleinvorm), Morlant, Rodelant, Tarwelant, Brunevelt, Stienvelt en Sanctingevelt (Sint-Inge-veld? aan den weg van Gisen (Guines) naar Witzand (Wissant), heden ten dage tot Saint-Inglevert verfranscht). Stridaker, Gomenacre, Hobbenaker, Blekenaker, Nantacre, Alvesmerscene (Alvesmeerschen; Alf is een Oud-Germaansche mansnaam), Bonemersene, enz.
Namen van bosschen en hout. Cortebosc, Mafferbosc, Bochout en Bocholt (Beukenhout of -bosch, hedendaags nog bestaande en tot Boucquehault verfranscht), Ekhout (Eekhout, Eikenbosch), Malshout, Scapshout, Mutshout, Lantershout.
Namen van straten en wegen, dijken, putten, huizen, bruggen. Hostraet, Hostrat, Ostraet, (Hoogstraat, zeer algemeen in de steden en dorpen van Oud-Artesië), Haghestraet, Stienstraet, Witestraet, Weststraet, Weetstraet, Waghestraet; in de stad Sint-Omaars: Arkestraet (Rue d'Arques - Arques is een naburig dorp - hedendaags Rue d'Arras genoemd), Becquestraet, zie bladzijde 227, Potestraet - Rue du Pot -, Wackestraet, Vincquestraet, enz. Mellewog, Oudewog en Oudewoghe, Scalrewoge, de weg naar Scalle, hedendaags tot Escalles verfranscht; Gisenewog, Papenwoge, Herewog - Koldic (Koldyk is de naam van eene sate of landhoeve bij den dorpe Grouw in Friesland, en deze naam komt bij de hedendaagsche Friesen ook nog veelvuldig als geslachtsnaam voor), Scardic (Schaardijk; Scharendijke is de naam van een dorp op het eiland Schouwen in Zeeland). Calkpit, Marlepit. Pit in plaats van put is nog hedendaags West-Vlaamsch. Wolhus, Winthus. Het raadhuis
| |
| |
van het stadje Ouderwijk (Audruicq) heette voor twee eeuwen nog le Landshus, Landhuis, omdat het niet enkel voor Ouderwijk en diende, maar tevens voor het geheele Land van Breedenaerde, eene kleine gouw in Artesië, waar af dit stedeke middenpunt en hoofdplaats was. En zoo ook heette het raadhuis van het Land van den Hoeke, eene andere kleine gouw in dit gewest, Gyselhus. - Lenebrigge. Het dorp Hoogbrugge bij Sint-Omaars heet tegenwoordig Hautpont, maar komt in de geschriften uit vorige eeuwen als Hobrigge voor, en de ingezetenen van dat dorp als Hobrighenards, Hoogbruggenaren in onze hedendaagsche taal en spelling. Twee bruggen te of bij Sint-Omaars in oorkonden van de 14de en 15de eeuw: Lobrighe en Texbrighe.
Nog enkele Oud-Dietsche namen, uit middeleeuwsche oorkonden verzameld en allen aan plaatsen in Artesië eigen, mogen hier ten slotte een plaatsken vinden: Helde, Stapels, Stripe, Witstien, Walrichove (hof van Walrik, Germaansche mansnaam), Hongercoutre, Boffershil, Wolfham, Bontun, Riede, Knol, Brocshole, Doetlage, Stienrokkes (Steenrots), Ravenstiene, Robarsdal, Walleshouck (Walle is een mansnaam), Hasewinkel, Rambrectesgat (van Rambert, Ravenbrecht, volledige oude mansnaam), enz.
Als aanhangsel noemen wij hier nog de namen van sommige Artesische wateren, en wel eerstelijk de naam van het riviertje, dat langs de stad St. Omaars vloeiende, de grensscheiding vormt tusschen Artesië en Fransch-Vlaanderen, en de Aa heet. Geen oorbeeldiger Dietsche waternaam is er bekend, dan juist deze naam Aa, die eigen is aan riviertjes, stroomkes, beken, schier zonder tal, in alle landen, gewesten en gouwen van geheel Neder-Germanië, van Artesië langs de kusten van Noord- en Oostzee tot in de Oostzee-gewesten van Rusland toe. Deze naam, in de Friesche gewesten als Ee of Ie en Ye, Y voorkomende, beteekent eenvoudig water, stroomend water. Een water bij het stedeke Ouderwijk (Audruicq), waarschijnlijk eene gegravene vaart, heette
| |
| |
nog in de 17de eeuw Stavart (Sta(de), oever? ook voorkomende in den ouden naam van eene kade te St-Omaars, namelijk Erbostade, thans Quai des Tanneurs genoemd; en vaart). Het riviertje dat tusschen Gisen (Guines) en Kales (Calais) vloeit, komt in eene middeleeuwsche oorkonde voor als Leda, in eene andere van den jare 1208 als Gisenlet, en nog anders als Ghisnenlet voor. De vergelijking met den naam van het rivierke Leda in Oost-Friesland, en met den naam Leie, die in Friesland tusschen Flie en Lauwers aan verschillende wateren eigen is, zoo mede aan de Vlaamsche plaatsnamen Lendelede, Lede, Ledezele, Ledeberg ligt voor de hand.
In Artesië vloeit een helder stroomke, weinig meer dan eene beek, al westwaarts kronkelend door een liefelijk dal, verbreedt zich verder tot eenen flinken stroom, die langs de stad Boonen (Boulogne sur Mer) loopt, en de haven van deze schoone zeestad vormt. Deze rivier draagt den naam van Liane, een naam die volstrekt geen Dietsch voorkomen en heeft. Toch meen ik dat ook deze naam van Dietschen oorsprong zij. Maar oude, middeleeuwsche vormen van den naam Liane en zijn mij niet bekend. Zoo neme men den volgenden naamsuitleg voor anders niet als voor eene ongegronde gissing. En, men weet het, gissen doet missen. De grondslag, de oorsprong van den naam Liane dan, meen ik te vinden in den eenvoudigen, boven reeds vermelden waternaam Aa of A. In sommige Nederduitsche tongvallen wordt de naam of het woord Aa verbogen tot Ane, Aan; dezen verbogenen vorm vinden wij in de plaatsnamen Mundahn (Mond van de Aa of Aan) en Overahn, Nordahn (in de middeleeuwen Norda) en Middelstenahe (in de middeleeuwen Middelstenane), die in de Friesche gouwen van Oldenburg en van Hanover (Land Wursten) in Duitschland voorkomen. Het mannelijke lidwoord luidt in de gouwspraak van het Fransch, die hedendaags aan Artesië eigen is, als li. Dit lidwoord neemt wel de plaats in van het Dietsche
| |
| |
lidwoord de, ook al blijft het hoofdwoord dat er op volgt, onvertaald. Zoo is de geslachtsnaam De Jager, De Jaghere heden ten dage in Artesië half-verfranscht tot Liagre (Li Jagre) en niet geheel (Le Chasseur). Zoude nu dit lidwoord ook niet het eerste gedeelte van den naam Liane zijn (Li Ane), en deze naam dus eenvoudig De Ane, De Aa, met andere woorden het water, het stroomende water beteekenen?
Al deze Artesische plaatsnamen, op de voorgaande bladzijden opgenoemd, en nog honderden dergelijken zijn (bij enkelen is dit nader aangeduid geworden) in vorm, oorsprong en beteekenis naverwant of ook volkomen gelijk aan andere namen, die in alle andere Germaansche landen, maar vooral in Vlaanderen, Friesland en Engelland voorkomen, in die landen dus, waar de bevolking oorspronkelijk geheel of ten deele van eenen zelfden stam, van eenen zelfden bloede is met die van Artesië.
De namen, op bladzijde 228 en vervolgens vermeld, zijn allen aan middeleeuwsche oorkonden ontleend, en, naar men mij in Artesië mededeelde, zijn ze daar heden ten dage onbekend; dus uitgestorven. Dit moge voor een groot gedeelte dezer namen waar zijn; dat het echter voor allen zonder onderscheid zoude gelden, meen ik te mogen betwijfelen. Immers namen over het algemeen, en bijzonderlijk plaatsnamen hebben een taai leven. En, al zijn zulke namen van velden en akkers, van dijken en vaarten, van straten en wegen niet meer in geijkten zin bekend, noch ook en komen ze nooit meer in geschrifte voor, het eenvoudige landvolk kent ze nog wel, en gebruikt ze nog zoo wel als de voorouders, van geslachte tot geslachte, die deze namen eerst gegeven hebben, dit altijd gedaan hebben. De taalvorscher, die dus bij het van ouds ingezetene volk te lande in Artesië naar zulke Oud-Dietsche namen zoeken wil, zal dit zekerlijk niet te vergeefs doen. Zelfs in de steden vindt men nog wel zulke namen, ja, in de stad Kales (Calais), die toch nooit volkomen Dietsch is geweest, zooals
| |
| |
de dorpen in den omtrek. Daar ter stede draagt een buurtje aan de haven, waar de visschersschepen liggen, buiten den ouden vestingwal, ter plaatse waar oudtijds het strand zich uitstrekte, den naam van Place de l'Estran, zoo als ik zelve gelezen heb op het naambordje aan het hoekhuis. Wie herkent in dit Estran niet den verfranschten vorm van ons woord strand, of strange volgens de West-Vlaamsche, strân volgens de Friesche uitspraak? En, als om de Oud-Dietsche herinnering te volmaken, de tapper die in dat hoekhuis zijn bedrijf uitoefent (althans in 1891 uitoefende) draagt den oorbeeldigen geslachtsnaam van Barends.
Zeer bijzonder en hoogst opmerkelijk zijn sommige woordvormen die in deze Oud-Artesische namen voorkomen; zoo als wog (in verbogenen vorm woge, woghe) voor weg, en brigge voor brug. Ook mille en melle voor molen, rok voor rots, enz.
Voorbeelden van wog en brigge, in plaatsnamen, zijn op bladzijden 250 en 251 reeds genoemd. Anders en elders is dit woord wog mij nooit voorgekomen. In eene oorkonde van den jare 1286 wordt bepaaldelijk de weg die van het stedeken Gisen (Guines) naar het dorp Witzand (Wissant) voert, de Gisenewog genoemd. Men vergelijke de Gisenlet, op bladzijde 251 vermeld. Dat men evenwel oudtijds het algemeen geldige Dietsche woord weg, verbogen als wege, ook wel kende in Artesië, blijkt uit oorkonden van de veertiende en vijftiende eeuw, waarin melding gemaakt wordt van den Boerwegue bij Baienghem, en van den Oudeweg bij Salperwijk (Salperwic). Aan het voorkomen dezer twee woordvormen wog en weg, nevens elkanderen, zal wel de zelfde of eene soortgelijke oorzaak ten grondslag liggen, als die is, welke het voorkomen der twee vormen ing en ink, bij den patronymicalen uitgang, heeft te wege gebracht. Zie bladzijde 135 hiervoren.
| |
| |
De vormen brigge (op bladzijde 251 vermeld), Friesch bregge, brug; mille of melle, molen (in den hedendaagschen dorpsnaam Wimille, oudtijds voluit Windmille, windmolen, en in Mellewog, dat in eene oorkonde van 1286 voorkomt, en als Chemin du moulin wordt verfranscht), en rok voor rots (in Stienrokkes - meervoudsvorm, en misschien ook in Roccalf en in Brocshole = bij Rokshole, bij het hol in de rots?), deze drie ook in de oorkonde van 1286 vermeld, bieden eene zeer opmerkelijke overeenkomst, ja eene volkomene gelijkvormigheid aan met de vormen die deze drie woorden in de Engelsche taal hebben (bridge, mill en rock). Deze overeenkomst bevestigt te meer mijne meening dat de voorouders van een deel der hedendaagsche Engelschen, en die van de oorspronkelijk Germaansche bevolking van Artesië, lieden zijn geweest van eenen en den zelfden bijzonderen Sassischen volksstam, lieden die, gezamenlijk uit het Oosten (dat is in dit geval, voor het naast uit Noordwestelijk Duitschland) opgetrokken en westwaarts getogen zijnde, voor een deel naar Brittannië overstaken, uit de havens van Kales en Boonen; maar voor een ander deel in de gouw rondom deze oude, reeds door de Romeinen bezette steden, achterbleven.
En niet enkel met het Engelsch, ook met het Friesch leveren de Oud-Germaansche plaatsnamen van Artesië punten van overeenkomst op. Trouwens dit kan wel niet anders, waar Friesch en Engelsch beiden nog heden zoo naverwant zijn, en oudtijds uit eene zelfde bron ontsproten. Deze overeenkomst vinden we, in gezamentlijken zin, in het woord aker, ook wel gespeld acre, hedendaagsch geijkt Dietsch akker, dat deel uitmaakt van sommige Oud-Artesische plaatsnamen. Dit woord, in het Friesch zoowel als in het Engelsch als eker uitgesproken, is nog heden eigen aan de taal van Friesen en Engelschen, en komt in de plaatsnamen dezer volken voor: Franeker in Friesland; Longacre in Engelland. Verder stemmen de Artesische woorden
| |
| |
stic voor stuk, horn voor hoek, stripe voor streep, stien voor steen, enz. allen in oude plaatsnamen voorkomende, letterlijk overeen met de zelfde woordvormen in het Friesch, zooals het nog hedendaags leeft. Trouwens, in den loop dezer verhandeling hebben wij reeds meermalen gelegenheid gehad, den Lezer te wijzen op de bijzondere overeenkomst tusschen Oud-Artesisch en Friesch.
Indien men met opmerkzaamheid eene aardrijkskundige kaart van Artesië gadeslaat, valt het den Nederlander al spoedig in het oog dat een zeer groot deel der plaatsnamen, daarop vermeld, Dietsche namen zijn, gelijk hierboven breedvoerig is aangetoond. Maar nevens en tusschen deze Dietsche namen kan men ook vele namen opmerken, die een Fransch voorkomen vertoonen in hunnen vorm en in hunne spelwijze, en die door niemand voor oorspronkelijk Dietsche namen zullen worden gehouden. Werkelijk zijn dan ook eenigen van die namen, welke van jonge dagteekening zijn, en ontstaan ten tijde dat de Dietsche volkstaal in die gouw van het Artesische land reeds geheel of ten deele uitgestorven was, Fransch, behooren tot de Fransche taal. Maar anderen zijn toch oorspronkelijk Dietsch, al zien ze er in hunne hedendaags geldige vormen ook nog zoo Fransch uit. Die namen zijn eenvoudig in sterke mate veranderd, verbasterd, naar de uitspraak der Fransche tonge, naar de spelwijze der Fransche penne vervormd, verdraaid, mismaakt. Reeds zijn een paar van dat soort van namen vermeld op bladzijden 131 en 223, waar medegedeeld is dat van den ouden en oorspronkelijken naam Henrickinghem heden ten dage Heuringhem is geworden, en dat Ophove tot Au Pauvre is verfranscht. De volgende Artesische plaatsnamen behooren verder nog tot deze groep: Hydrequent, de hedendaagsche naam van een dorp is Artesië, is oorspronkelijk Hildheringa-heim, de woonplaats der Hil- | |
| |
deringen, der nakomelingen van Hildheri of Hilder, een volledige algemeen Oud-Germaansche mansnaam In eene oorkonde van den jare 1286 staat deze volledige dorpsnaam in den vorm Hildrichem vermeld, een vorm die wel reeds eeniger mate versleten is, maar die nog duidelijk een Germaansch voorkomen heeft, terwijl het hedendaagsche
Hydrequent volkomen onkenbaar zoude zijn, ware 't niet dat de genoemde middeleeuwsche oorkonde ons op het goede spoor bracht ter herkenning en verklaring. Een tegenhanger van Hydrequent is de hedendaagsche naam Rinxent, mede eigen aan een Artesisch dorp. Deze naam vinden wij in eene oude oorkonde vermeld als Erningessem, en in een ander middeleeuwsch geschrift, maar van latere dagteekening, als Reningessem. De oudste vorm is de oorspronkelijkste, en doet ons dezen naam duiden als Erninges hem, Ernings heim, Erning's woonplaats. De vorm Reningessem is slechts een letterkeer van Erningessem, en Rinxent is daarvan eene verdere verbastering. Eindelijk nog Hardinxent, dat van oorsprongs wegen Hardingessem, de woonplaats van den man Harding is. Erning en Harding, als samenstellende deelen van de twee laatstgenoemde plaatsnamen zijn wel patronymicale vormen, maar deden toch dienst als eenvoudige mansnamen, gelijk uit hunne genitiefvormen op es uitgaande blijkt, en gelijk nog heden in Friesland voorkomt, waar Tjalling, Waling, Eling, enz. ofschoon eigentlijk patronymica zijnde, toch ook als eenvoudige mansdoopnamen dienst doen. Verder, Dohem heette in de elfde eeuw Dalhem, de woonplaats in het dal, een plaatsnaam die als Dalhem (in 't Land van Luik), als Dalem (in Gelderland) en als Thalheim, nog heden aan België, Nederland en Duitschland eigen is. Upen komt in oude oorkonden als Ophem voor, een naam die door eenen geleerden Franschman dezer eeuw terecht als ‘Village
d'en haut’ is verklaard. Het hedendaagsche Weims is ook zeer sterk verbasterd, naardien de oorspronkelijke vorm van dezen naam is Widinghem, dat is: woon- | |
| |
plaats der afstammelingen van Wido (Guido in verfranschten vorm). De mansnaam Wido is in verschillende vormen en onderscheidene afleidingen en samenstellingen zeer algemeen, vooral onder de Friesen (Wytse). - De dorpsnaam Tubersent van heden ten dage en, doet ook den oorspronkelijken vorm niet raden noch erkennen. Die oude, volledige vorm is Thorbodessem, Thorbodes heim, de woonplaats van den man, die den zeer ouden en schoonen mansnaam Thorbodo droeg.
Nog drie dorpsnamen zijn er in Artesië, die in zoo sterke mate verbasterd en verfranscht zijn, dat niemand ze meer en zoude kunnen herkennen als namen die eenen Germaanschen oorsprong hebben, dat iedereen ze voor Romaansche, voor echt Fransche namen moet houden. Dat zijn de namen Herbelle, Annezin en Fampoux. Den eerstgenoemden naam vinden wij in eene oorkonde van de elfde eeuw vermeld als Hardberg. Inderdaad ligt Herbelle op eenen heuvel of berg, die heden ten dage Roide-Mont heet. - Annezin is verbasterd van Annineshem, zooals deze dorpsnaam in oude geschriften voorkomt. De oorsprong, de beteekenis van dit Annineshem is niet recht duidelijk. Het kan oorspronkelijk Anningsheim zijn, samengesteld met eenen mansnaam Anning, die een patronymicale vorm van den mansnaam Anne is, oneigenlijk gebruikt, zooals op de voorgaande bladzijde aangegeven is bij Harding en Erning Tjalling, enz. Het kan ook beteekenen: woonplaats van Annin, 't welk dan als een verkleinvorm van Anne gelden kan. Anne, op zich zelven, is nog heden als mansnaam bij de Friesen in volle gebruik, en sommige Friesche geslachts- en plaatsnamen zijn aan dezen mansnaam ontleend; bij voorbeeld, om van beide naamsoorten slechts eenen naam te noemen: de geslachtsnaam Annema, en de naam van het dorp Anjum, oorspronkelijk voluit Anninga-heim. - Fampoux eindelijk is langs de vormen Fampoel, Vanpoel, Venpoel, ontstaan uit den oorspronkelijken naam Venepoel (Friesch Feanpoel, Oudfriesch ook Faen voor veen), door eenen Artesi- | |
| |
schen
geleerde van deze eeuw, vrij juist vertaald als Etang de la tourbière.
Aan het slot van dit opstel willen wij nog eene bijzondere zaak hier te berde brengen, die wel de aandacht verdient der volkenkundigen, bijzonderlijk van hen, die de tochten nasporen van die volken en volksstammen uit Noordwestelijk Germanië, welke Brittannië hebben ingenomen en aldaar hunne volkplantingen hebben gevestigd.
Reeds een en andermaal is er in deze verhandeling op gewezen, dat eenige bijzondere woorden en woordvormen, die in Artesische plaatsnamen voorkomen, eveneens gevonden worden in Engelsche plaatsnamen, of anderszins eigen zijn aan de Engelsche taal. Dit betrof echter in hoofdzaak slechts eenige samenstellende deelen van die namen. Maar daar bestaat nog eene grootere overeenkomst tusschen sommige Artesische en Engelsche namen, eene overeenkomst die den geheelen naam betreft. Zoo vinden wij de volgende namen:
in Artesië |
en |
in Engelland. |
Warhem. |
|
Warham. |
Frethun. |
|
Freton. |
Hollebecque. |
|
Holbeck. |
Sangatte. (Zie bladz. 227.) |
|
Sandgate. |
Inghem. |
|
Ingham. |
Wimille (Zie bladz. 228.) |
|
Windmill. |
Grisendale. |
|
Grisdale. |
Rattekot. |
|
Radcot. |
Le Wast. |
|
Wast. |
Appegarbe. |
|
Applegarth. |
Het en valt niet te ontkennen dat enkelen dezer namen een meer algemeen karakter hebben, en zeer wel, volkomen onafhankelijk van elkanderen, elk op
| |
| |
zich zelven, Noord en Zuid van het Engelsche-Kanaal kunnen zijn ontstaan; bij voorbeeld: Wimille, Windmill en Sangatte, Sandgate. Toch blijft, bij de andere namen, de overeenkomst opmerkelijk, en een gemeenschappelijke oorsprong blijft niet buitengesloten. In sommige patronymicale namen ligt zulk een gemeenschappelijke oorsprong nog nader voor de hand. Zie hier nog een lijstje van die overeenstemmende patronymicale plaatsnamen
in Artesië |
en |
in Engelland. |
Alencthun. |
|
Allington. |
Bazinghem. |
|
Bassingham. |
Colincthun. |
|
Collington. |
Hardinghem. |
|
Hardingham. |
Linghem. |
|
Lingham. |
Balinghem. |
|
Ballingham. |
Berlinghen. |
|
Birlingham (Berlicum - Berlinkheim - in Noord-Brabant en in Friesland). |
Elinghen. |
|
Ellingham. |
Eringhem. |
|
Erringham (Erichem - Erinkhem - in Gelderland). |
Lozinghem. |
|
Lossingham. |
Maninghem. |
|
Manningham. |
Masinghen. |
|
Massingham. |
Pelincthun. |
|
Pallington. |
Todincthun. |
|
Toddington. |
De patronymica die den grondslag van deze namen uitmaken, en die, aan den Artesischen en aan den Engelschen kant geheel de zelfden zijn, of anders zoo gelijkvormig, dat een zelfde oorsprong voor beiden aangenomen mag worden, hebben bij sommigen de meening doen ontstaan dat zoowel de Artesische als de Engelsche plaatsen, waaraan deze namen eigen zijn, door de zelfde lieden zouden zijn gesticht. Met andere woorden, dat de zelfde Hardingen, de afstammelingen
| |
| |
van eenen zelfden aartsvader Hardo, in Artesië zoowel een heim, eene woonstede zouden hebben gevestigd, een Hardinga-heim of Hardinghem, als in Engelland (Hardingham). Ofschoon deze zaak geenszins onmogelijk, zelfs niet onwaarschijnlijk te achten is, zoo vloeit ze toch ook geenszins noodzakelijk voort uit deze gelijkheid der plaatsnamen. Immers Hardo was, en is nog heden, een algemeene mansnaam, die door verschillende personen te gelijker tijde gedragen werd en wordt. Zoo zijn er ook verschillende maagschappen Hardinga's of Hardingen, onderling niet verwant. De eene maagschap van dien naam kan in Artesië, de andere in Engelland een heim hebben gegrondvest.
Engelsche navorschers en geleerden hebben uit deze gelijkluidende of volkomen gelijke plaatsnamen nog eene andere meening afgeleid. Volgens hen zouden lieden, inwoners uit Hardingham in Engelland (om bij het eens genomen voorbeeld te blijven), als landverhuizers of volkplanters zijn uitgetogen, om in Artesië zich te vestigen. Bij hunne vestiging aldaar zouden zij dan, in herinnering aan hunne voormalige woonplaats, hunne nieuwe woonstede genoemd hebben met den zelfden naam, die het oude heim (ham) in Engelland droeg - gelijk zulks in deze eeuw menigvuldiglijk is geschied bij de volkplantingen van Engelschen, Nederlanders en andere Europeanen in Amerika. Intusschen, de geschiedenis leert ons dat de vestiging van Sassen en andere Neder-Duitschers in Artesië reeds van zeer oude dagteekening is, en, voor een deel althans, zeer zeker ouder dan de nederzetting dier volken in Brittannië. Wij meenen dus bij onze voorstelling dezer zake te mogen volharden, gelijk die op bladzijde 136 en vervolgens hiervoren is medegedeeld. Ook komt het ons aannemelijker voor bij deze gelijke namen in Artesië en in Engelland liever te willen denken aan eene toevallige gelijkheid, ontstaan door de algemeenheid van dezen of genen mansnaam (Hardo; Ale of Alle in Alencthun en in Allington en in Allingawier in Friesland) - dan aan eenzelvig- | |
| |
heid in den persoon van den aartsvader, 't zij deze dan Hardo of Ale of Colo, Colle of iets anders heette.
De patronymica van bovengenoemde Artesische en Engelsche plaatsnamen, en nog talrijke anderen hier niet opgenoemd, zoo mede de mansnamen, waarvan zij afgeleid zijn, komen verder nog, in verschillende onwezenlijk afwijkende vormen, bij schier alle andere Germaansche volkeren en volksstammen eveneens voor, en hebben ook daar aan een groot aantal geslachts- en plaatsnamen hunnen oorsprong gegeven. Dit alles na te sporen en hier te vermelden, en de menigerlei opmerkingen, die daarbij zich voordoen, nader te ontvouwen, is zeker eene aangename studie. Wij moeten ons echter te dezer plaatse bescheidenlijk daarvan onthouden, en willen deze verhandeling besluiten met een ‘Goed-Heil!’ den Dietschen, den Germaanschen volksgeest, die uit Vlaanderen moge doordringen in de verfranschte, maar oorspronkelijk echt Dietsche, zuiver Germaansche gewesten en gouwen van Frankrijk.
Haarlem.
Johan Winkler.
| |
Naschrift.
Dit opstel, over Germaansche Plaatsnamen in Frankrijk, in drie gedeelten verschenen, is, zoodoende, lang onder weegs geweest. Deze omstandigheid heeft het voordeel dat eenige op- en aanmerkingen, dit opstel betreffende, en die mij van Belgischen kant zijn toegekomen, nu nog in dit naschrift nader door mij kunnen worden behandeld. Zoo heeft men gemeend, dat ik, op bladz. 39 de Franschen te laag heb gesteld in hunne ontwikkeling op aardrijkskundig-, volken- en taalkundig gebied, en dat er Franschen zijn die, als geleerden, in deze vakken uitmunten. Deze laatste bewering en zal ik niet weerspreken. Ook breng ik dien geleerden geerne alle hulde die hun rechtmatig toekomt. Maar - enkele
| |
| |
geleerden, hoe uitstekend ook in hun vak, en vormen het gantsche volk niet. En op het volk in het algemeen heb ik bij mijne bewering uitsluitend het oog gehad. Wat nu de kennis aangaat die het Fransche volk, als zoodanig, van bovengenoemde wetenschappen heeft, zoo blijf ik bij mijne meening, dat de Germaansche volken, de Duitschers en de Nederlanders in de eerste plaats, den Franschen hierin verre overtreffen. Dit oordeel zal door iederen onpartijdige bevestigd worden.
Ook heeft men mij de opmerking gemaakt, dat ik te ongunstig heb geoordeeld over hetgene door Belgen (namelijk door Vlamingen) op het gebied van genoemde wetenschappen, bepaaldelijk van Aardrijkskunde wordt verricht. Wel, ik heb (in de noot op bl. 39) daar reeds op gewezen, dat de laatste jaren in deze zake verbetering, eene aangewakkerde belangstelling in, en beoefening van de Aardrijkskunde, vooral der oude Aardrijkskunde in de Vlaamsche gewesten, hebben gebracht. Het verheugt mij hieraan nog te kunnen toevoegen, dat er in den laatsten tijd in het Bijblad van het Brugsche wetenschappelijke tijdschrift Biekorf eene studie over ‘Westvlaamsche Oordnamenkunde’ verschenen is, waarin door de Heeren Ant. Verwaetermeulen en Edw. Vlietinck vele belangrijke gegevens den taal- en namenvorscheren worden medegedeeld. Maar, weêr in 't algemeen genomen, is het geenszins gunstig gesteld met de beoefening, met de kennis van deze wetenschap bij het Belgische volk; vele geleerden buitengesloten. Juist leverde de laatste tijd mij een paar voorbeelden daarvan. In een Vlaamsch Woordenboek, onlangs verschenen, staat van Haarlem, de hoofdstad van Noord-Holland, vermeld dat het is eene ‘gemeente in Noord-Brabant’. En een der eerste nieuwsbladen des lands, de Etoile Belge, schrijft in zijn no van 22 November l.l. ‘Darmstadt, capitale de la Haute-Autriche, ofschoon Darmstadt, wel verre van in Oostenrijk te zijn gelegen, de hoofdstad is van het Groot-Hertogdom Hessen, in Duitschland. Zulke misstellingen
| |
| |
zal geen Duitscher noch Noord-Nederlander maken, in Woordenboek noch in Nieuwsblad. Maar in Franschegeschriften en bladen komen ze menigvuldig voor.
Met genoegen neem ik deze gelegenheid te bate, om eene misstelling in mijn eigen werk te verbeteren. Op bladz. 135 heb ik geschreven dat men plaatsnamen, eindigende op ton, hier en daar te vergeefs zoude zoeken. onder anderen in Vlaanderen. Ik neem deze bewering hiermede terug, onder vermelding van den naam der stede Waasten in West-Vlaanderen, die in oorkonden van den jare 1007 voorkomt als Warnasthun, van de jaren 1066-1080 en 1103 als Warneston; in 1126 als Garneston verwaalscht, en in 1347, niet ten onrechte, als Garneri Fortitudo (de veste, de versterkte, omtuinde plaats, de tuin, tun of ton van Garner of Warner) in het Latijn vertaald. Dit een en ander leert mij de Westvlaamsche Oordnamenkunde van Ant. Verwaetermeulen in het Bijblad van Biekorf, no van Slachtmaamd des vorigen jaars.
Op bladz. 131 heb ik, ter verklaring van het woord tuin in zijne oude beteekenis, gewezen op den zoogenoemden ‘Hollandschen tuin’, eene zinnebeeldige voorstelling, den Vlamingen zeker weinig of niet bekend. Thans zie ik, dat de omslag van dit zelfde tijdschrift Het Belfort zulk eene gelijke zinnebeeldige voorstelling vertoont, tusschen de wapenschilden der Dietsche gewesten van Belgenland. Is dit eene voorstelling van de Gentsche stedemaagd? De tuin, die haar omgeeft, is nauwkeurig zóó voorgesteld als ook bij den ‘Hollandschen tuin’ gebruikelijk is.
H.
J.W.
|
|