| |
| |
| |
Germaansche plaatsnamen in Frankrijk.
(Vervolg van blz. 143)
Het getal van Germaansche plaatsnamen in Artesië is zeer groot en zeer menigvuldig. Wij moeten nog vermelden:
Audreselles, Aringzele, Tramezele. De eerste dezer namen is verfranscht in zijnen hedendaagschen vorm. Is hij oorspronkelijk Ouderzele (Ter ouder Zele, woonstede bij de oude zale of halle) geweest? Dus de zelfde naam die nog eigen is aan het dorp Oudezele in Fransch-Vlaanderen, en aan het stadje Oldenzaal (ook Oldenzeel genoemd) in Twente, gewest Overijssel, Nederland? Waarschijnlijk wel. - Aringzele is weer een oorbeeldig Germaansche naam, bestaande uit een patronymicon, met het bekende woord zele daar achter, dat zoo menigvuldig aan Vlaamsche plaatsnamen eigen is. De mansnaam, die aan dit patronymicon ten grondslag ligt, komt als Ara en Aro, en in samengestelde vormen als de mansnamen Arafrid en Aragis, en de vrouwennamen Arohildis en Arolinda in oude geschriften voor. Ook leefde hij nog, als Are, bij de Friesen in de jaren 1500. Arema, oudtijds Aerma geschreven, is nog heden een Friesche maagschapsnaam, even als het patronymicon in den Sassischen vorm Arink nog elders in de Nederlanden als geslachtsnaam bestaat.
Zoo het al twijfelachtig is, of de bovengenoemde verfranschte naam Audreselles, bij gemis aan bescheiden, wel werkelijk Ouderzele zij, bij eenen anderen verfranschten naam, die eveneens als eerste lid dit Audre
| |
| |
heeft, is het wel zeker, dat oorspronkelijk het Dietsche oud, verbogen tot ouder, oudtijds, en nog heden in sommige onzer oostelijke gouwspraken ald, alder, aan den hedendaagschen verfranschten vorm ten grondslag ligt. Namelijk bij den naam van Audruicq, het voornaamste dorp van het Land van den Hoeke of le Pays de l'Angle, eene bijzondere gouw van Artesië. Deze naam en is anders niet als Ouderwijk, in goed Nederlandsch: ter ouder Wijk. In eene oorkonde van de 12de eeuw komt deze naam voor als Alder Wick, en in latere eeuwen vindt men hem geschreven als Auderwick en Ouderwick. De vorm aud voor oud, ook in België niet onbekend, komt nog voor in de Artesische plaatsnamen Audeland, een gehucht bij Licques; Audrehem, enz.
Het woord hof, in verbogen vorm hove, komt niet zeldzaam in Artesische plaatsnamen voor. Polincove is de verbasterde naam van een dorp. In goed Nederlandsch zoude men Polinkhove moeten schrijven; dat is, het hof (in den locativus ten hove) der Polinks of Polingen, der afstammelingen van den man die Pole heette. Deze was waarschijnlijk een Sas, te oordeelen naar den vorm van het patronymicon, als ink. Dit zelfde patronymicon leeft nog, in den Frieschen vorm, als Pohlenga, de naam van eene Oostfriesche maagschap. - Verder vinden wij het woord hof nog in de namen van eenige landhoeven of hofsteden en gehuchin Artesië. Bij voorbeeld: Westhove bij Blendecques (Blendekens of Blindekens, als in West-Vlaanderen?); Westerhove bij Eperlecques; Zuthove (Zuidhove), bij Boisdinghem; Monckhove (de hoeve der monniken), Ophove, enz. Alle deze zuiver Dietsche namen bestaan in gouwen, waar thans geen woord Dietsch meer gesproken en wordt, en men dus ook deze namen niet meer en verstaat. Geen wonder dan ook, dat men ze niet goed meer en kan schrijven, en dat men ze langzamerhand verfranscht, verbasterd. Zoo is de naam der hoeve Ophove in deze eeuw reeds verbasterd tot: ‘Au Pauvre’, en zal er in de volgende eeuw misschien een Franschman zijn,
| |
| |
die naspoort, hoe deze hofstede aan zulken vreemden naam, ‘Aan den Arme’ gekomen zij. Waarlijk, van de namen, zoo wel als van de boeken, mag het oude gezegde gelden: habent sua fata.
Eene andere verbastering van het woord hove kan men aantoonen bij den naam van het Artesische dorp Offekerque, eene verbastering die lichtelijk op een dwaalspoor, ter naamsverklaring, leiden kan. Immers het ligt voor de hand om dezen naam te duiden als Offekerke, de kerk (ter kerke in den locativus) van Offe, van den man die Offe heette. Offe toch (Offo, Offa, Uffo) is een Oud-Germaansche mansnaam, die nog heden bij de Friesen als zoodanig in volle gebruik is, en al mede oorsprong gegeven heeft aan de Friesche geslachtsnamen Offinga, Offema, Offes, Offen, Ofkes, enz. en aan de plaatsnamen Offingawier, een dorp in Friesland; Offenwarden, een dorp bij Bremen (Duitschland); Offignies (dat is oorspronkelijk het patronymicon Offingen), dorp in Picardië (Frankrijk): Offa's Dyke, een oude grenswal in Engelland, in de 8ste eeuw opgericht door den Angel-Sassischen koning Offa van Mercia; enz. Intusschen, het Artesische Offekerque en heeft met dezen ouden mansnaam niets te maken. Deze plaatsnaam is oorspronkelijk Hovekerke (ter kerke bij den hove), zoo als hij nog in oude geschriften voorkomt. In eene oorkonde van den jare 1100 heet deze plaats eenvoudig Hove; misschien en was daar toenmaals nog geene kerke aanwezig.
Ook nog andere plaatsnamen met kerke samengesteld, komen in Artesië voor: Ostkerke, Nordkerke, Zutkerke, St-Marie-kerke, die ook wel, als Dunkerque en Offekerque, geschreven worden: Ostkerque, enz. Twee andere dorpen aldaar hebben hunne namen heden ten dage volkomen verfranscht, als Vieille-Eglise en Nouvelle-Eglise. Maar op oude landkaarten, zelfs nog uit de vorige eeuw, heeten ze Ouderkercke en Nieuwerkercke. Laatstgenoemde plaats vinden wij in oorkonden van de 12de eeuw, als: Niukerka en Niwkerka.
| |
| |
Artesië is, vooral in hare zuidelijke helft, eene schoone landstreek, met zacht glooiende heuvels en liefelijke dalen, met schoone bosschen en heldere bronnen en beken. Deze eigenheden van den bodem worden ook in de namen der plaatsen aangeduid. De heuvels heeten bergen - naardien het woord berg bij alle volken van het bergelooze Neder-Germanië (onze Nederlandsche gewesten, Noord en Zuid, en die in Frankrijk daarbij inbegrepen) in gebruik is voor de heuvels en de kleine, soms haast onmerkbare verheffingen des bodems. Zulke bergnamen, als plaatsnamen, zijn Boulemberg, Colemberg, Brunemberg, Reberg, Fauquembergue, (dit is Valkenberge), enz. Verder heet een heuvel bij het dorp Tilques: Blackenberg. Die bij Journy gelegen is, komt in oude oorkonden voor als Calenberg, die bij Tournehem als Vierberg, en die bij Moulle, ofschoon thans tot Hautmont verfranscht, komt in een stuk van de 15de eeuw voor als de Hoberch (hooge berg). Aan den naam van het dorp Brunemberg bovengenoemd, ligt ongetwijfeld de oud- en algemeen-Germaansche, zeer bekende mansnaam Bruno ten grondslag, naar dien Lambert van Ardres, een Artesische schrijver uit de 12de eeuw, dezen naam als Brunesbergh (de berg van Brune, Bruno of Bruin) vermeldt.
De dorpsnaam Colenberg of Colemberg wordt heden ten dage door de Franschen ook wel als Colembert misschreven. In oude oorkonden vindt men wel Coleberg, en Lambert van Ardres bovengenoemd verlatijnscht dezen naam tot Colsbergium. Of de mansnaam Cole, op bladzijde 142 hiervoren vermeld, de oorsprong aan dezen plaatsnaam gegeven hebbe, of Sint-Nicolaas, of iets anders (steenkool?), moet ik in het midden laten.
Aan den voet der heuvels of bergen strekken de dalen zich uit; en zoo zoekt men ook, nevens de bergnamen, onder de Artesische plaatsnamen de dalnamen niet te vergeefs. Deze namen zijn zoo wel eigen aan de werkelijke dalen zelven, als aan de dorpen, gehuchten, landhoeven, in die dalen gelegen. Op zich
| |
| |
zelven, zonder bijvoegsel, is het woord dal, als naam, eigen aan Dalle, een gehucht bij Lacre. Met bijvoegsels vinden wij de plaatsnamen Waterdal, gehucht bij Seninghem; Bramendal, bij Boisdinghem; Langhendale; Diependal, geh. bij Boucquehault. Verder Bruckdal, gehucht bij Hesdin-l'Abbé; Grisendal, eene landhoeve bij Wimille; Merlingdal, hoeve bij Verlincthun; Pittendal, Totendal, Wysquedal, Kinendale, enz. De vier eerstgenoemden van deze dalnamen zijn nog geheel oorbeeldig Dietsch, en in hunne beteekenis volkomen duidelijk voor iederen Nederlander. In Bruckdal herkennen wij het woord bruck, broek, moeras, dat ook in den naam Brussel (oorspronkelijk Broekzele) voorkomt; in Pittendal het woord put, dat ook in West-Vlaanderen en elders in dezen bijzonderen vorm wordt uitgesproken. Aan den naam Merlingdal ligt een patronymicon ten grondslag.
Aan de hellingen der heuvels en bergen ontspringen bronnen, en het water van die bronnen vloeit als beken door de dalen. Verschillende plaatsen in Artesië zijn naar die bronnen en beken genoemd. Het algemeen Dietsche woord bron komt even menigvuldig voor als born; Hoogduitsch Brunnen en Born; Engelsch burn, born (in de plaatsnamen Blackburn, Tyburn, Osborne, Hachborn) en bourne (Bournemouth, Ashbourne, Isbourne, Eastbourne). Zoo wisselt ook dit woord in beide vormen af, in de Artesische plaatsnamen. Een gehucht bij Licques heet heden ten dage Courtebourne, maar wordt in middeleeuwsche oorkonden als Curtebrona en Curtebrune vermeld. De naam van een ander gehucht, bij Audrehem, wordt hedendaags als Cousebourne geschreven, maar oudtijds Cusebrona, dat is: Kuischebron, of born van rein, helder water. Half verfranscht is tegenwoordig de naam Bellebrune, alsof het de schoone bron beteekende. Maar in de 12de eeuw werd deze naam door den geschiedschrijver Lambert van Ardres vermeld als Berebrona (de bron van den ber of beer, den edelman of baron?).
| |
| |
Nog vroeger, in de 9de eeuw, droeg deze zelfde bron den naam van Helichbruna, de heilige bron. Een openbare bornput te Wimille heet Losenbrune, en een andere bij Tingry Lienbrune, de Liên- of Liedenbron, de bron voor alle liên, voor iedereen. Dit zelfde woord komt ook voor in den naam Lienstrate, openbare straat of weg, zooals in de 17de eeuw nog eene buurt heette in het stedeke Ouderwijk of Audruicq. Bij Vieux-Moutier, eene plaats die in eene middeleeuwsche oorkonde Oudemonstre heet, is eene Rousquebrune bekend, oudtijds ook als Ruschebrune geschreven; dat is: de ruischende bron, waarvan het water, bij het afvloeien, een ruischend, klaterend gerucht maakt.
Estienbecq (overeenkomende met Steenbeke in Fransch-Vlaanderen en met Steenbeek bij Zetten in Gelderland) en Morbecque (oorspronkelijk de zelfde naam als Moerbeke in Fransch-Vlaanderen, dat ook wel tot Morbecque wordt verwaalscht, met Moerbeke in 't Land van Waas, Oost-Vlaanderen, en met Moerbeek, gehucht bij Niedorp in Noord-Holland) zijn twee Artesische plaatsnamen, waar het woord beek in voorkomt. Eene straat in de stad Sint-Omaars, hedendaags Rue de l'Arbalête geheeten, werd in de middeleeuwen Becquestraet genoemd.
Nevens al de bovengenoemde plaatsnamen, die allen samenhangen met algemeene aardrijkskundige woorden, zijn daar in Artesië nog vele plaatsnamen, die elk voor zich meer op zich zelven staan. Uit het groote aantal dezer namen, allen ook zuiver Dietsch van oorsprong en beteekenis, allen ook zeer bijzonder en zeer merkweerdig, en tevens in hunne hedendaagsche geijkte spellinge min of meer verfranscht, kunnen wij hier ook slechts eenige weinigen den Lezer van dit opstel nader voorstellen. Als voor de hand opgenomen vermeld ik dan, vooreerst: Sangatte en Wissant. Dat deze namen werkelijk in goed Nederlandsch, in algemeen Dietsch, Zandgat en
| |
| |
Witzand zijn, namen geheel eigenaardig aan plaatsen die aan zee en in het witte duinzand gelegen zijn, bewijst ons Lambert van Ardres. Deze middeneeuwsche Artesische geschiedschrijver, reeds meermalen in deze verhandeling genoemd, schrijft (in Latijn) dat de hooge, onstuimige zee oudtijds een gat zich had gebaand dwars door de zandduinen, ter plaatse waar later het dorp Sangatte verrees, en dat de bevolking dieshalve aan die plaatse den naam van ‘Arenae foramen’, gegeven had. En van het dorp Wissant, dat heden ten dage, nog meer verbasterd, ook wel als Wissan geschreven wordt, schrijft hij: ‘Ab albedine arenae vulgari nomine appellatur Witsant.’
Verder Marcq (mark of grens), Oye, hedendaags door de Franschen uitgesproken als hun woord oie, gans (ode of eenzame, onbewoonde plaatse), Wiere (Friesch wier of vluchtheuvel?), le Wat (wad of doorwaadbare plaats in waterstroom of beek), Wimille (windmolen), en vele anderen zijn eveneens zulke bijzondere namen.
(Slot volgt.)
Haarlem.
Johan Winkler.
|
|