Dit laat ons toe vóor s van mees r in te schuiven; mee(r)s, meers.
Meers zal allichte alleen van meersman overgebleven zijn, in de plaatsen waar het volk de rondleurders en de marskramers zoo niet meer en heette, en het de bediedenesse van meersman verloren had.
Zulke weglatingen zijn in onze tale nog te vinden.
Wat nu de gegrondheid der gezegden aangaat, hier valt op te merken dat zij veelal gebruikt worden, daar waar het een waagspel geldt.
Twee partijen die aan 't spelen zijn en van dewelke de eene nu eens wint en dan weer verliest, zullen op 't einde van 't spel ridder of meersman spelen. 't Is te zeggen: spelen om te weten welke van de twee partijen het gansche gelag betalen moet.
Die wint is ridder, is rijk, is edelman; die verliest, wordt arm en is daardoor gedwongen als een meersman, een marskramer, een rondleurder zijn brood te verdienen.
Een geneesheer die 'nen laatsten middel aanwendt om 'nen zieke te genezen, meestert ridder of meersman. Zoo die middel lukt, de zieke geneest, hij is ridder, gelukkig; zoo de middel mislukt, de zieke sterft, hij is meersman, ongelukkig.
Dendermonde.
Jul. Van Lantschoot.
‘Ridder of meersman zijn’ (Belfort 1894, I, bl. 74) en hebbe ik nooit gehoord, maar wel Rudder of meers, dat men bij ons en te Gent, en elders nog misschien, ‘Rudder, Ridder of mis’ uitspreekt.
Insteê van Rudder of meers... zegt men hier, met een stafrijm: Male of mantel spelen, en dat is om al of niet. Na mijnen zin beduidt male de male (De Bo) den bedelzak, en de mantel het overkleed, b.v. van eenen Ridder. In de spreuke Rudder of meers schijnt de male vervangen door de meerse, de schooier door den omgaanden meersedrager of meerseman; en de ridder door den mantel.
In Holland zegt men ‘of ridder of marskramer’, z. P.J. Harrebommée's spreekwoordenboek, Utrecht, Kemink en zoon, II, bl. 219a.
Marskramer, meerskramer, meersman, mercier, mercenier en meers, zullen wel wisselnamen zijn, en allemaal 't zelfste bedieden.
Wat Blaffeture betreft, diende er ingezien te worden dat Kiliaen, d'Arsy, Mellema en anderen zeggen dat Blaf ample, wijd, uitgestrekt beteekent; dat Blaffaert wijd, uitgestrekt papier is, papier ample; en Blaffeture fenestre de papier.
‘Ik houd mij aan plaffeture = plat de devanture,’ zegt uw briefwisselaar; waarom, dat zou ik geerne vernemen.
Guido Gezelle.