| |
| |
| |
‘Een onbekende Lamartine.’
EEN boek ‘Lamartine inconnu’ werd onlangs door baron de Chamborant de Périssat in 't licht gegeven. De auteur doet eerder den mensch dan den dichter kennen. Met reden heeft hij geoordeeld dat de schrijver der ‘Harmonies poétiques’ en ‘Méditations poétiques’ geen ‘onbekende’ mag heeten, en dat de herhaling van den lof, hem door de strengste kritieken gegeven, zijne gloriekroon niet schitterender zou maken. Het lezend publiek heeft nog in 't geheugen wat Sainte Beuve zegde: ‘Lamartine éblouit par l'opulence des couleurs, par ces courbures de cygne, décrivant ses cercles sacrés au plus haut des airs’, en wat de Mazade schreef: ‘On dirait que Lamartine n'a qu'à ouvrir son âme et son imagination pour que la poésie coule de source et s'épanche en inépuisables torrents d'harmonie... Le chant naît sur ses lèvres et s'élance sans efforts. Hymnes de la nuit et du matin, prière de l'enfant à son réveil, ivresse de la beauté et de l'amour, cantique de bonheur ou désespoir s'exhalant dans le Crucifix, dans le Novissima verba, tout se mêle et se succède, s'idéalisant.’ L. Veuillot las geern Lamartine's gedichten, echter spaarde hij de waarheid niet en ongenadig maar rechtveerdig verweet hij hem de verkwisting zijner krachten en begaafdheden. ‘De twijfel en de ijdelheid hebben die machtige wondergaven verstrooid in nietige gewrochten, al te dikwerf misprijselijk. Van zijn reuzenwerk zal niets overleven dan brokken, menigvuldige, enkele grootsch’. Deze strenge beoordeeling, Lamartine heeft ze aanvaard, op voorhand. Den 11 Juli 1832, ging hij te scheep naar het Oosten.
| |
| |
Een oneindige droefheid valt op zijne ziel. Hij zucht, hij klaagt over zijne onmacht om een eeuwigdurend gedenkteeken op te richten. ‘J'ai souvent senti en moi un autre homme: des horizons immenses, infinis, lumineux, de poésie philosophique, épique, religieuse, neuve, se déchiraient devant moi; mais, punition d'une jeunesse insensée et perdue! ces horizons se refermaient bien vite... Adieu donc à ces rêves de génie, de volupté intellectuelle! Il est trop tard! J'esquisserai peut-être quelques scènes, je murmurerai quelques chants, et tout sera dit.’
Is de gang bij Lamartine onberispelijk of, gelijk M. de Mazade vraagt, bestaat er soms geene eentonigheid in deze immer vloeiende uitboezemingen, in die steeds murmelende wateren, in die onophoudende zachte symphonie die u wiegt en soms ten hoogste wat zoetjes schokt? De dichter neemt hij niet te groot behagen in d'aanschouwing van zijn persoon?
Een onverdiend verwijt werd aan Lamartine, in onheusche termen, toegebracht. De Goncourt's noemen ‘den grooten dichter’ piano à vendre ou à louer. In die spotternij ligt er evenwel een grond van waarheid. Gelijk het gezegde speeltuig nooit zijne klanken weigert als er op zijne toetsen wordt gedrukt, zoo ook kon men, op alle oogenblikken, uit de steeds gespannen lier van onzen ‘vates’ eene zoete melodij hooren opstijgen.
‘Toutes les fois qu'une forte impression remue mon âme, je suis poussé à écrire ce que j'éprouve, à chanter quelque part une joie de ma joie, un retentissement de ce qui m'a frappé.’ 't Is waar, Lamartine heeft op zijn hert de drukking gevoeld van het geldgebrek en het is geweten dat hij menigmaal zijne lier met koortsachtige haast heeft bespeeld, tot groote schade voor zijnen letterkundigen roem. Maar aan wat loffelijk en vereerend gevoelen gehoorzaamde hij, bij dit overdreven zwoegen? Dit voor later.
| |
| |
Lamartine had Europa doorreisd en, meende hij, uitgeput. Zijn drift naar verre tochten en zijn hongerige inbeelding deden hem eene reis ondernemen in het Oosten. Ginder als hier, was zijn geest steeds aan 't werken, zijne pen onophoudend aan 't loopen. Hoe die buitengewone bedrijvigheid uitgelegd? Zijne ingeboren liefde voor het werk werd geholpen door de uitstekendste gaven, gevoed met afwisselende tafereelen in de prachtigste wereldstreken door natuur en kunst geleverd, geprikkeld door de bewondering van eene aangebeden vrouw en van een uitgelezen vriendental, altijd bereid om zijne geniale uitboezemingen en meditatiën met warme toejuichingen te begroeten.
Uiterlijk was Lamartine een flink en schoon mensch met aristocratische manieren; hij beminde de pracht en de verfijnste ‘confortable’ te huis, op zijne reizen, op de ontvangsten en gastmalen; de geldquaestie schoof hij, voor die hoofdzaken, op den achtergrond. Gewoonlijk ernstig, kwam hij geern tot redetwisten, zich altijd houdende binnen de palen der hoogste kieschheid. Elke schoone inval werd op staanden voet in verzen gebeiteld, onder 't snuiven van dikke grepen tabak en 't aanvuren, niet het oprooken van een twintigtal sigaren. Zijn eigen gedichten kon hij niet onthouden, vreemde verzen, hoe grof, plat en koddig ook kon hij niet vergeten; hij bezat een fraaie stem, maar kende geen noot muziek, toch zong hij, na ze enkel eens gehoord te hebben, geheele arias en fragmenten uit de operas. Zijne vrouw las zijne handschriften, verzachtte d'een of d'andere al te gewaagde uitdrukking, schreef alles in 't schoon en verbeterde de drukproeven.
't Heeft waarlijk spot en schertsen geregend op den ‘staatsman’ Lamartine. ‘Hij draaide zelfs zonder wind.’ ‘Il changeait d'idée fixe.’ Om dit verwijt van onbestendigheid zal hij geglimlacht hebben.
| |
| |
Hij schreef immers: ‘Il n'y a pas d'homme complet que celui qui a beaucoup voyagé, qui a changé vingt fois la forme de sa pensée et de sa vie.’ Twintig maal is overdreven. Zijne politieke ommekeeren bereikten nooit dit getal. Wat er ook van zij, niemand zal betwisten dat Lamartine zich steeds hield op de hoogten der gedachtenwereld, en dat, onder betrek van inbeelding en edelmoedigheid, zijne puikste redevoeringen mogen staan nevens zijne heerlijkste gedichten. Hij viel, slachtoffer van zijn ideaal, dat was: een gemeenebest beheerscht door de rechtveerdigheid en de gelijkheid voor God en Vaderland! De leus zijner Republiek luidde: Eerbied aan de overwonnen! en niet: ‘Wee den overwonnen!’
In 1848 was Lamartine mededinger met Napoléon voor het voorzitterschap der Republiek. Hij bekwam 18000 stemmen. Frankrijk schonk hem eene vergoeding, te weten 80,000 inschrijvingen op den ‘Conseiller du peuple’ drie maand later door den mislukten candidaat uitgegeven, waaruit blijkt dat men den beruchten schrijver verre boven den onpractischen staatsman stelde en dat hij zelf geen wrok had tegen zijne medeburgers.
De schrijver van ‘Lamartine inconnu’ poogt de draaingen van zijnen vriend, op staatkundig gebied te rechtveerdigen. Rechtuit gesproken, hij slaagt tamelijk wel. Neen, Lamartine was geen meerdere kameleon en valsche profeet dan deze en gene zoogenaamde uitstekende staatkundige. 't Is waar, hij had eens dienst genomen bij de Bourbons en hij dichtte ter eere van het ‘kind van mirakel’. ‘Néanmoins’ bekent hij met eene lofbare vrijmoedigheid ‘si j'étais attaché de préférence et de coeur à la mémoire des princes de mon berceau, les idées avaient grandi en moi, et je n'étais nullement un croyant au dogme des légitimités; je trouvais que de tous les préjugés de gouvernement, la légitimité était le plus honnête, le plus sentimental...
| |
| |
Je compris que la république était le seul gouvernement assez fort par calmer et régulariser la révolution et pour séparer les partis dynastiques ou anarchiques qui allaient s'entre-déchirer, si on donnait le trône à celui-ci ou à celui-là.’ Zagen wij niet, meer dan dertig jaar nadien, de ware katholieken, gehoor gevende aan het heiligste gezag, die verklaring schrijven op hun vaandel van ‘hereenigden’ met de republiek?
Lamartine was geen meerdere dweper en droomer dan een ander. De noodlottige gevolgen van eenen oorlog, begonnen zonder welingerichte legers, zonder volksdrukking, werden zij door hem niet voorspeld? Klaar had hij in de toekomst gezien. Een gebrekkig beleid liet de fransche troepen verdelgen; de ijselijkste regeringloosheid en de verbrokkeling van 't vaderland sloten het bloedig drama van 1870. Wie is verantwoordelijk voor die rampen? Napoléon III, de maker van de eenheid van Italië. ‘Comment l'empereur ne prend-il pas enfin un généreux repentir et ne secoue-t-il pas sa crinière de lion, par laquelle les Anglais et les Piémontais le conduisent à sa perte? La bombe d'Orsini est-elle devenue la boussole du monde?’
Zijn beginsel, in de sociale quaestie, steunt niet op de tegenstrijdige rechten van kapitaal en werk, maar op hunne wederzijdsche verplichtingen. Overal stelt hij ‘de rechten van God’ tegen de rechten van den mensch, naar J.J. Rousseau. Het huisgezin, geschonden door de burgerwet en bedreigd met volkomene verwoesting, door 't Socialism, wat forschen verdediger zoude het op onze dagen niet hebben in Lamartine, den liefdevollen echtgenoot en vader? ‘L'esprit de famille est la seconde âme de l'humanité; les législateurs modernes l'ont trop oublié; ils ne songent qu'aux nations et aux individualités; ils omettent la famille,
| |
| |
source unique des populations fortes et pures, sanctuaire des traditions et des moeurs où se retrempent toutes les vertus sociales.’
Is het echt dat in ‘Histoire des Girondins’ de guillotien verheerlijkt wordt en de nieuwe machtspreuk ‘que le sang ne souille pas’, schitterend gehuldigd? Emiel Ollivier loochent en beweert dat de historieschrijver-dichter het schavot niet verguld maar onteerd heeft. De rechtveerdige eischen der Omwenteling worden verdedigd, ja, maar de misdaden geschandvlekt, de slachtoffers opgehemeld, hunne lijfstraffen beschreven met een medelijdend penseel. Hij bekeert niet tot 1793, verre daarvan, hij maakt het schrikbewind hatelijk. De dwalingen en drogredenen die het werk ontsieren, geen kritiek heeft ze gelaakt gelijk de auteur zelf. Hoort hem: ‘Tout est juste dans mon jugement sur le crime de la république à l'égard de Louis XVI. Une seule phrase m'y blesse: il y eut une puissance sinistre dans cet échafaud, concession menteuse à cette école historique de la Révolution qui a attribué un bon effet à une détestable cause, et qui prétend que la Terreur a sauvé la patrie. Honte sur moi pour cette complaisance? J'ai été indigné contre moi-même en relisant ce matin la dernière page lyrique des Girondins (sur l'ensemble de la Révolution), et je conjure les lecteurs de la déchirer eux-mêmes, comme je la déchire devant Dieu et devant la postérité.’
Lamartine ‘beter gekend’ verdient hij niet, dat, wij, in zekere maat, zijne eereherstelling beproeven? De goedgunstige lezer zal hem voortaan min streng oordeelen; hij zal niet meer volkomenlijk zijne staatkunde en vooruitzicht betwisten; hij zal zijne grootmoedige afkeuring niet vergeten van de ‘guillotine dorée’. Zeker blijven er opwerpingen en mogelijk een onoverkomelijke tegenzin om Lamartine te vergeven. Lichten wij dus nog een anderen hoek op van den sluier
| |
| |
die ‘Lamartine inconnu’ voor onze oogen verbergt. Die halsstarrig bleven tot hiertoe, zullen misschien eindelijk beklagen en vereeren dezen van wien Veuillot schreef: ‘que son tombeau renfermera plus d'or et plus de magnificence que les tombeaux de Musset et de Hugo.’
Tot 1830, smaakte Lamartine een ongestoord geluk.
Het mislukken zijner candidatuur voor de Kamer was het eerste wolksken aan zijn blauwen hemel. Uit spijt misschien, zeker uit lust voor 't reizen, ondernam hij eene bedevaart van dichter naar het Oosten, ‘cette scène évangélique où se passa le grand drame d'une sagesse divine aux prises avec l'erreur et la perversité humaines’. Lamartine huurt een schip, de Alceste, van 250 ton, met 19 matrozen; hij neemt met zich zes knechten, kamenieren, zijne vrouw, zijne dochter, drie vrienden; in de ruimste zaal des vaartuigs stelt men eene bibliotheek met 500 boekdeelen, wapenbundels, een arsenaal van geweren, pistolen en sabels; op het dek vier kanons, want de passagiers zijn besloten hun leven duur te doen betalen door de grieksche zeeschuimers; daarbij allerhande voorraad, voor eenen tocht van twee jaar, in schrale landen. Gelukkige poëet! Hij zwemt in den Pactool! Het schimpend verwijt van te hebben gezeteld ‘au plafond’, op de zoldering, past beter aan L. huis- en geldbestuurder, dan aan L. staatkundige. In het Oosten verkwistte hij goud, met volle grepen. Een meubelstuk, een toom, een tuig, eene vaas, een weefsel, een tapijt, een sabellemmer vallen zij in zijnen smaak, hij koopt en betaalt koninklijk. In de eindelooze, verblindende oostersche bazars triomfeert de bekoring over hem, bij elken stap. Een jong wit veulen ‘la perle des chevaux du désert’ betaalt hij zes duizend piasters. Hij ontdoet er zich van met verlies, schaft zich andere peerden aan, die hij weêrom, als een makelaar, aan den man brengt, altijd met schade.
| |
| |
Hij richt eene karavaan in, voor vier duizend frank. Aan de vriendinnen zijner dochter schenkt hij gouden halssnoeren.
Zijn eenig kind sterft. De ‘Alceste’ zal het lijk naar Europa voeren. Het schip komt niet op tijd. Aanstonds huurt de mistroostige vader een ander vaartuig dat hem en zijne vrouw zal dragen, het betaamt immers niet dat zijne gade zich bevinde bij het lijk der arme Julia. Onze Crésus schrijft aan eenen vriend die aan 't bouwen is eener villa: ‘Maak schoon en houd niet op met bouwen!’ Hoe hij de herbergzaamheid verstond kan men gissen uit talrijke brieven. ‘Mme Craigy, de Londres, et ses filles, sont ici. Dargaud et sa femme aussi. Mes nièces aussi. Roland aussi. Nous avons plein le château d'Anglaises et de Smyrniotes. Couturier et sa femme partent ce matin’. Zoude men niet denken aan het
Donec eris felix, multos numerabis amicos?
en nochtans L. op dit tijdstip gevoelde al het nijpende van het: ‘res angusta domi’.
Baron Chamborat en Lamartine's vrouw beschuldigen hunnen vriend en echtgenoot van niets anders dan van ‘une prodigalité de générosité’.
Wanneer ontwaarde onze poëet eerst den afgrond waar hij ging instorten? Wij denken eenigen tijd na de geldleening gedaan voor den afkoop der deelen zijner vijf zusters, in het erfgoed van Milly. ‘Le poids de cette terre dont je payai jusqu'au dernier cep avec de l'argent d'emprunt, m'écrasa longtemps... Si le temps a des ailes, les intérêts d'un capital ont la rapidité et le poids du waggon’.
Als de blinddoek is afgerukt, stijgen onophoudend alarmkreten uit al zijne brieven. De voormalige Nabab bukt onder het noodlot. Twintig duizend hectaren grond en wijngaarden geschonken, voor 25 jaar, door den Sultan
| |
| |
Abl-ul-Medjid, aan den genialen zanger van het Oosten, waren ontoereikend om het te kort te dekken. En welke teleurstellingen met het vruchtbare land Burgaz-Owa en zijne negen turksche dorpen! Lamartine, werd wel geboren onder der dichtren ster, maar hij was hoegenaamd geen wijngaardenier, noch kudden- en echelsfokker. Op dit veld ook zou hij zijn ‘ideaal’ niet bereiken. Zijn nieuwe eigendom, verre van winst te geven, verzwolg, van den beginne af, 80.000 fr. geleend geld. Ten einde raad, knoopt hij onderhandelingen aan met een engelsch vennootschap voor het bebouwen en bewerken van zijn turksche landouwen. Lamartine eischt 30.000 fr. om eene reis te doen naar ginder: ‘paraître là-bas et ne pas agir un peu sur ma terre, c'est me perdre de considération et de crédit à Constantinople’. De Engelschen, wantrouwig, weigeren. De Sultan die niet geern de zonen van Albion hunne tenten laat opslaan, in zijn land, neemt Burgaz-Owa terug en betaalt, vijf en twintig jaar lang, aan Lamartine, eene lijfrent van 80.000 piasters.
L. verlost van kommer en druk, in het Oosten, zucht onder den last van zijne eigendommen, in Frankrijk, te Saint Point, Monceau en Milly. ‘Ma situation est affreuse, et mon humiliation dépasse celle de Job ‘Je pars à l'instant pour Monceau où mes vignerons sont venus hier, me sommer de vendanger vert et pourri, sous peine de ne pas vendanger du tout. J'avais 300.000 fr. dans mes vignes il y a trois mois, je crains de ne pas avoir de quoi payer seulement les tonneaux. Il faudra suspendre de nouveau ses payements! - Mes récoltes, mon dernier refuge, viennent de s'évanouir en huit jours, sous la maladie des vignes. Je ne ferais pas de quoi payer l'impôt sur quinze cent mille francs de terre. - J'éprouve les plus grands égards de la part de mes quatre cents créanciers du pays.’ Ja, lezer, vier honderd schuldeischers van de streek,
| |
| |
meest wijngaardeniers, zijne geburen, die, vol betrouwen, hem, op zijn eerlijk woord, hunnen wijnoogst verkochten, welken hij, naar gewoonte, met verlies uitzette. ‘Mijn man lijdt schrikkelijk, meldt Me L.; hij heeft aanvallen van wanhoop die mij benauwd maken.’ Gelukkig is de ziel van eenen dichter vatbaar voor plotselinge ommekeeren.
De minste zonnestraal verdrijft de wolken van het gelaat; een gunstig voorval is als een tooverroede die het hart doet jubelen en juichen om het opklarend verschiet.
‘J'ai fait une belle récolte de 3000 pièces de vin. Cela va m'aider. - Mes vendanges vont commencer demain, et seront superbes. Environ 120.000 francs, je pense!.... - Voilà la table déblayée de 500 comptes, arriérés depuis deux mois d'angoisses. Mes affaires sont en bonne perspective.’ - De wijnstokken brengen druiventrossen voort en Lamartine's pen talrijke boeken.
De koorts en de zinkingpijn nemen niets af van zijne zielskracht en werkzaamheid.
Hij beroemde zich op zijne vruchtbaarheid. ‘Je passe mes nuits à l'ouvrage. J'ai écrit un volume de quatre cents pages, en 24 jours.’ Zijne nicht zegt: ‘Mijn oom werkt buitengewoon. Op dertig dagen maakte hij 500 bladen van het Leven van Alexander den Groote. Daarbij spreekt hij dagelijks met 60 boeren, hij maakt de wijnrekening, bezoekt de wijngaards enz.’ De man, kon, wel is waar, zijnen geest losrukken van de geldbeslommeringen, en zijn pijnigenden toestand vergeten van het oogenblik dat hij de pen in de hand vatte, maar 't blijft immer waar dat ‘haast en spoed, is zelden goed’. Dat ondervinden de lezers van ‘Histoire de la Restauration; Histoire de Turquie; Histoire de Russie; le Tailleur de pierres de Saint Point; Geneviève, etc.’ Onze dichter heeft soms luimige en prettige invallen. ‘Tout ce qui a une retraite rurale, inviolable aux huissiers, et où il peut dormir dans le lit de son père et manger des pommes de terre de son jardin, est heureux.’
| |
| |
Hoe velen, geplaatst in den toestand van Lamartine, geven den moed op, ofwel spotten met hunne schuldeischers, of stellen een einde aan hun rampzalig leven, door de zelfmoord?
Lamartine gaat troost zoeken in den godsdienst. Hij zal strijden tegen de Fortuin die hem met hare vier wielen te gelijk vermorzelt; uit eergevoel, verslaaft hij zich aan een afbeulend werk, ten einde, in zekere mate, zijne schuldeischers te voldoen. ‘Quant à moi, je serais mort déjà mille fois de la mort de Caton, si j'étais de la religion de Caton, mais je n'en suis pas; j'adore Dieu dans ses desseins; je crois que la mort patiente du dernier des mendiants sur sa paille est plus sublime que la mort impatiente de Caton, sur le tronçon de son épée.’ Mgr Perraud, in eene merkweerdige lijkrede, uitgesproken in de hoofdkerk van Macon (1890), herinnerde eenige der verhevene gedachten, die in de werken van onzen dichter schitteren als sterren aan zijn christenen hemel. ‘Toute civilisation qui ne vient pas de l'idée de Dieu, est fausse. Toute civilisation qui n'aboutit pas à l'idée de Dieu, est courte. Toute civilisation qui n'est pas pénétrée de l'idée de Dieu, est froide et vide. La dernière expression d'une civilisation parfaite, c'est Dieu mieux connu, mieux adoré, mieux servi par les hommes. La prière est le dernier mot et le dernier acte de toute civilisation vraie.’
Lamartine stierf in 1869, na de heilige rechten te hebben ontvangen uit de handen van den Eerw. Deguerry, pastoor der H. Magdalena en toekomenden martelaar. Zij was verhoord geworden, zijne bede:
Sois le Dieu de ma tombe!
Lovendegem.
E. Pauwels, pbr.
|
|