Eene Sandhiverandering.
S, zegt De Bo, staat aan 't hoofd veler woorden, die ook zonder die letter gebruikt zijn.
Wij staan hier, zoo antwoordt de spraakwetenschap, voor een verschijnsel der satzphonetik.
In 't Grieksch hebt ge zoogenomen de dobbelvormen στεγος en τεγος, dak.
Elke vorm hong af van de klanken waarmede 't voorafgaande woord in 't zinverband gesloten was.
Een der vormen kwam dan later algemeen in voege en zoo gebeurde het dat de oorspronkelijke s van den wortel, die voor een consonant stond, verloren ging.
't Wegvallen der s geschiedde om den overgang tusschen twee woorden te verlichten, te vergemakkelijken.
Vele zulke tweevoudige gedaanten met en zonder s worden in de Indogermaansche talen waargenomen.
Men leert dat de wortels met s + consonant reeds in het tijdperk der Indogermaansche grondtaal hunne oorspronkelijke s verloren hebben.
Wij zullen hier enkele voorbeelden aanhalen:
Ierl. slath, Oudhoogd. latta, Bort. laz; Got. slaupjan, Ags. slupan, Ohd. sliofan, Lat. lubricus. - Ohd. smelzan, Gr. μϵλλω, Ags. meltan. Ohd. malz. - Ohd. snura, Kiliaan snurre, Oudind. snusͮâ, Lat. nurus, Gr. νυὁς. - Oudind. sthágāmi, ik dek, Gr. στεγος, Lit. stogas, Lat. tego, Oudh, dah, Vl. dak.