| |
| |
| |
Klankstand der Westnederfrankische eigennamen der Chartes de Saint-Bertin van het jaar 648 tot 1100.
Een woord vooraf.
Het middeldietsche letterkundig tijdvak begint, zooals algemeen geweten is, in de tweede helft der 12e eeuw, met Hendrik van Veldeke. Om over den staat onzer tale, voor dat tijdstip, te oordeelen, moeten wij onzen toevlucht nemen tot de Wachtendonksche Psalmen en de Glossae Lipsianae, die tot het einde der 9de of het begin der tiende eeuw behooren, en in het oostelijk gedeelte van het Nederfrankisch taalgebied ontstaan zijn. Van het westelijk Nederfrankisch bezitten wij geene letterkundige gewrochten. Willen wij een gedacht hebben over de tale, zooals zij in onze streken gesproken was, in die verre tijden, die onze letterkunde voorafgaan, zoo zijn wij gedwongen de oude oorkonden te doorsnuisteren, die in 't Latijn geschreven zijn, en daaruit te nemen wat tot onze taal behoort, te weten, vooral en bijna uitsluitelijk eigennamen van personen en plaatsen, soms ook een gemeen naam- of werkwoord. Het onderzoek dezer woorden levert weinig nut op, in vergelijking met hetgeen wij uit een breedvoerig gewrocht, in de volkstale geschreven, zouden kunnen putten; doch, bij gebrek aan zulke gewrochten, moet eene studie over de disjecta membra der tale, die wij kunnen achterhalen, hoogst belangrijk genoemd worden. Natuurlijk moet dit onderzoek, wil de wetenschap er staat op maken, met de grootste nauwkeurigheid uitgevoerd worden; alleen, wanneer de daadzaken, zoo 't behoort, vastgesteld zijn, is het toegelaten tot gevolgtrekkingen over te gaan.
Bijblad van 't Belfort.
Philologische Bijdragen. - 2e Jaar nrs 3 en 4. Juli 1893.
| |
| |
Eene studie van dien aard is het die wij hier aangaan. Wij hebben ondernomen een statistisch overzicht te geven van de klanken der stamlettergrepen in de eigennamen die voorkomen in: Les Chartes de Saint-Bertin, publiées ou analysées par M. l'abbé Daniel Haigneré. Tome I. Dit boekdeel begint met het jaar 648 en reikt tot 1240; wij eindigen met het jaar 1100 De oorkonden, die hier in betref komen, zijn getrokken uit ‘Le Grand Cartulaire’, opgesteld in de vorige eeuw door Dom Ch.-Jos. Dewitte, laatsten Archivist van St Berstens klooster. Met welk eene zorg Dom Dewitte de stukken die hij onder handen had afgeschreven heeft, kan men zien in de inleiding van het genoemde werk, dat zelf ook met de meeste nauwkeurigheid afgewrocht is. Wij bezitten hier dan eene bron, waarop wij in dit opzicht, volkomen mogen betrouwen; ongelukkiglijk had de afschrijver niet altijd met oorspronkelijke stukken te doen, zooals haast blijken zal. De 100 oorkonden, die strekken van het jaar 648 tot 1100, zijn, volgens halve eeuwen, op de volgende wijze verdeeld:
1 tot 10 van het jaar 648 tot 700; |
11 tot 18 van het jaar 700 tot 750; |
19 tot 24 van het jaar 750 tot 800; |
25 tot 40 van het jaar 800 tot 850; |
41 tot 55 van het jaar 850 tot 900; |
56 van het jaar 900 tot 950; |
57 tot 66 van het jaar 950 tot 1000; |
67 tot 72 van het jaar 1000 tot 1050; |
73 tot 100 van het jaar 1050 tot 1100. |
Zijn uit het oorspronkelijke afgeschreven: 1, 3, 18, 35, 49, 52, 63, 64, 66, 70, van 72 tot 77, van 79 tot 83, 85, 86, van 89 tot 96, 98, 100. Zijn getrokken uit het Cartularium van den diaken Folcwinus, opgemaakt in het jaar 962: 2, van 5 tot 8, van 10 tot 17, van 19 tot 24, van 26 tot 34, van 36 tot 48, 50, 51, van 53 tot 62, 65. Zijn getrokken uit het Cartularium van den Abt Simon I, dat het voorgaande werk voortzette tot 1095: 67, 68, 69, 71, 88. Zijn opgesteld volgens oude afschriften: 25, 78, 84, 87, 88, 97, 99. Zijn ontleend aan den Abt en Chroniekschrijver Iperius (12de eeuw): 4 en 9.
De getallen die wij hier aangeven, en in de navolgende verhandeling bij de namen voegen, wijzen op de nummers der oorkonden, zooals zij in het werk van den Heer Haigneré voorkomen.
Wij hebben vooral de persoonsnamen behandeld; onder de plaatsnamen, meest deze die van persoonsnamen afstam- | |
| |
men, daar vele andere een al te twijfelachtig uitzicht aanbieden, en niet genoegzaam uitwijzen of zij wel eigentlijk van germaanschen oorsprong zijn of niet.
Waar het doenlijk was, zijn de bestanddeelen der namen tot hunne oud-germaansche stamgedaante teruggebracht. Wat twijfelachtig is, of toch mij twijfelachtig scheen, wordt als zulkdanig aangeduid, of, waar gegronde redenen ontbraken, gansch verzwegen. De uitgaande stamklinker wordt ook weggelaten, waar hij niet als volkomen zeker mag aanzien worden. Om praktische redenen, is de verbeelding, door bijzondere teekens, der oorspronkelijk germaansche klanken, niet gansch getrouw doorgevoerd.
| |
Klinkers.
A.
1o A = Germ. a komt voor in menigvuldige woordstammen:
Aγ-: Ag-olfus 1, Ac-hardus 100.
Alđo-: Alde-bertus 1.
Am-l-: Amla-charius 3; Amal-fridus 6, -garius 1, -ricus 96; Amel-bertus 37.
Anso-, Ansu-: Ans-chiddus 1, -helmus 53, -elmus 80, -kerus 70.
Arn-: Arn-oldus 80, -olfus 55, -ulfus 56.
Aþ-, Aþ-l-: Ada 75; Atzo 66; Adal-ardus 39, -baldus 1. -charius 1, -fridus 6, -uinus 53; Adelardus 36, -elmus 64; Athela 73, Athelaidis 96; Alardus 87, -bertus 72, -cherus 98, -elmus 73, -ulfus 73, -olfus 87; Adlingeem loc. 69.
Bađwô-: Ger-badus 26, Baddonus 1.
Balþo-: Als eerste lid: Balde-t-hramnus 6; Baldricus 87, -uinus passim, -ulfus 72; Bladringehem loc. 88? - Als tweede lid: Adal-baldus 1, Clarem-102, Er-55, Grim-48, Huc-55, Rad-1, Ted-91, Tet-98, Tiodo-1, Thid-91, Trud-43, - Wine-d-baldus 55; Clar-boldus 70, Clare-80, Grim-70, Tit-boldus 82; Ege-boldo 33.
Blanko-: Blanc-ardus 81.
Brand-: Hilde-brandus 57
| |
| |
Daγo-: Dag-maringahem 39.
Gasti-: Bur g astus 1, Lon-asto loc. 24?, Lon-astingahem 31?
Harđu-: Als eerste lid: Hard-radus 20, -uinus 69: Ardo 73, Art-aldus 95, -oldus 94, Ard-ulfus 70. - Als tweede lid: Ac-hardus 100, Evor-64, Ger-64, Grim-26, Gunt-41, Marc-55; Sec-hardus 72, Adalardus 39, Adel-36, Al-87, Blanc-81, Boz-81, Eln-75, Ever-70, Ger-71, Tein-87, Vulf-ardus 72.
Harjo-: Als eerste lid: Char-ricus 1 (= Harirîk?). - Als tweede lid: Adal-charius 2, 13; Chlothacarius 8; Elf-harius 26, Erl-26, Hlot-63, Nant-18, Rotharius 70.
Haþw--: Hadw-idis 87; Saro-adsclusa 12?
Hraƀno-: Als eerste lid: Ramne-bertus 3, Cravangerus 3, Ravengarius 98. - Als tweede lid: Balde-t-hramnus 6, Eber-t-ramnus 1, Ingel-ramnus 71.
Karlo-: Karolus 19 sqq.
Lando-: Als eerste lid: Lande-bertus 1, Land-bertus 72, Lan-bertus 80, Lam-bertus 85. - Als tweede lid: Berto-landus 1, Grim- 70, Her- 70, Od-landus 23.
Mann-: Nor-mannus 81, Wine-95, Here-mannus 81.
Mark-: Marc-hardus 55.
Maþlo-: Madal-aulfus 1, -gisilus 1, -lebus 22; Mal-gerus 70, -trudis 94.
Nanþ-: Nant-harius 18.
Raγno-: Ragn-ulfus 1.
Rando-: Rant-wigus 26.
Sarwo-: Saro-adsclusa 12.
Swan-: Suaninus 72.
þraso-: Tras-waldus 1.
Wakro-: Aud-acer 25, alias Aud-ather 51.
Walo- Walu-: Walo 80, Wal-bertus 4, 77 (of Walđ-), Gal-andus 82?
Walđ-: Waldo 61. Als eerste lid: Walde-gisilus 1; Wald-bertus 21, 64, -marus 1; Walt-erus 64, Galt-erus 98. - Als tweede lid: Horod-waldus 47, Hruad-41, Hruod-42, Osoro-1, Tras-waldus 1; Adroaldus 1, Dan-oaldus 1. - Twijfelachtig is het of het tweede lid in de namen Arn-oldus 80, Art- | |
| |
oldus 94, -aldus 95 tot den stam Walđ- of Halđbehoort.
War-: Warinus 73, Garinus 98.
Verder moeten de volgende, alleenlijk in geographische benamingen voorkomende, stammen nog beschouwd worden: Arđ-: Suin-ard 76; Bakjo-: Wid-baci 24; Mar-isko-: Marisca, loc. 31, in marisco 51, Mars-beke (= Marisk-?) 54; Dalo-: Brattinga-dala 28, Pascan-dala 40.
Andere a's meest van twijfelachtigen aard, doch in 't algemeen wel beantwoordende aan eene Germ. a, komen voor in menigvuldige namen,: Abbunfontana, fluv. 34, Appiliaco, loc. 12 (beide behoorende bij Got. aba = vir?); Adr-oaldus 1 (met â, behoorende bij ader, dat eertijds ook gemoed, geest, zin beteekende?); Ango 36, Angan-bertus 6, Aganes-berga, loc. 30; Asilendus 1, As-ricus 85 (Ans-?); Babbinus 1, Babonus 1, Bavo 37; Baginus 22, Bagingatun 28; Basinus 1; Brattinga-dala 28; Dan-oaldus 1, Joli-than 27; Dar-mundus 12; Dur-andus 32, Galandus 82 (behoorende bij Oudhd. Anto = zelus?); Gammo 49 (Ohd. Gaman = Gaudium?); Grampingaham 40, Ciampinga-ham 51; Hamma, loc. 54, Hamensis 98 (Ham = pascuum?); Clar-boldus 70, Clareboldus 80; Stapulas loc. 68 (bij Stapel); Tatingavilla 1; Vrasc-olfus 31; Waga 66, Wachun-villare 58; Wastina, loc. 91 (afklankende vorm behoorende bij woest); Wazo (bij wađ- in waden?).
2o A = Germ. ê, westgerm. â, in:
Mêr-: Audo-marus 1, Chrod-1. Er-1, Folc-alias Fole-41, Gisle-55, Here-9, Her-98, Lot-66, Regem-41, Regen-72, Ut-21, Wald-marus 1.
Rêđo-: Razo 85. - Als eerste lid: Rad-baldus 1, Ra-bodus 89. - Als tweede lid: Hard-radus 20, Hild-55, Sighe-20, Thiod-53, Win-radus 79.
Wêr-: Riq-uara 87.
3o A schijnt te beantwoorden aan germ. ai, in den uitgang -ham, die nevens -hem, in eenige plaatsnamen voorkomt: Ciampinga-ham 51, Grampingaham 40, Huolinga-ham 40, Widinga-ham 39.
| |
| |
| |
E.
1o E = Germ. e in:
Ber-n-: Bere-woldus 99, Bern-ulfus 98, Berminga-hem 40?
Berhto-: Als eerste lid; Berto-landus 1, Bertinus 1, Bert-ulfus 103, Bertruda 41. - Als tweede lid: Alde-bertus 1, Aude-3, Chune-1, Ermen-1, Gisle-1, Ingo-1, Is-bertus 1 en menigvuldige andere.
Eƀur- Eƀr-: Eber-t-ramnus 1, Ebro-gerus 26, Ever-ardus 70, Evor-hardus 64.
Erkno-: Erkem-bodo 16.
Erlo-: Erle-bertus 11, Erli-fridus 12, Erl-harius 26, Erl-uinus 98.
Ermeno-: Ermen-bertus 1.
Helmo-: Ans-helmus 53, Adel-elmus 64, Al-73, Ans-80, Will-elmus 81. Tot eenen anderen stam behooren de namen: Ele-bertus 94, Elem-bertus 95, Hele-berus 81. Ellen-fridus 83, Eln-ardus 75, Hellinus 70.
De stam Berγo- komt voor in plaatsnamen: Bergis 87, Aganes-berga, loc. 30, Gruonom-berg 39, Gruonon-berg 43; evenzoo de stam West-: Guestkerke 93, West-kerka 69.
Moeilijk te beoordeelen e's komen voor in: Beborna, Be-brona loc. 26, Bre-ulfus 1, Fleterna fluv. 50, Fletrinio loc. 26, Fresinga-hem 22, Fresinnio 24, Gezo (bij γeƀô- of γaizo-?), Gueserna 93, = Weserna 70, = Weserinio 40, = Wesarinio loc. 39 (wisselend met i: Wiserna 91), Mellinga-sele 39, Hebben-curt 51, Requio 33, Squerdia 39 (later Suerdes, Swerdes), Stem 39, Terts-tornus 50.
2o E = Germ. i in: Asi-lendus 1 (= linþ-); in Frede-ricus 79 (in eene oorkonde komende uit het Roomsche Hof), Rein-guenescura loc. 94 (= Raginwini); voor r in: Gode-verhd 85 (= - friþu-), Westkerka 69, Guest-kerke 93 (ouder kirika). In Sec-hardus 72 hebben wij wel den stam seγoz- of seγu (bestaande nevens siyiz- of siγi).
| |
| |
3o E = omgeklankte a:
Aγ + i - afleiding: Ege-boldo 33.
Alƀi-: Elf-harius 26.
Angilo-: Engel-gotus 55.
Aþ-l- + ing-: Hetlinge-hem 92 (nevens Adlingeem); + în-: Hetzelinus 72 (nevens Acelinus 94).
Bakjo-: Crum-beke 58, Mars-beke 54.
Harjo: Als eerste lid: Her-ricus 55, Herlandus 70, -marus 98; Here-bertus 55, -mannus 81, -marus 9, 94, Heri-bertus 44; Her-oaldo lugo 18, Her-aldo luco 20, Her-vethingehem 85. - Als tweede lid: Wini-t-herius 78, Al-cherus 98, Got-erus 72, Galt-erus 98, Walt-64, Rain-70, Regen-64, Sig-erus 72? (of Si-gerus, bij γaizo-).
Maγin-: Megen-fridus 47.
Raγin-: Regeno 55, Regen-erus 64, -marus 72, Regem-marus 41.
Sali-: Heinga-sele 45, Mellinga-39, Ostra-sela 80, Selis 30, Selem 40, Strat-sele 50; Ostra-seld 75 (met aangevoegde d, of te vergelijken met Oudsaks, Seliđa).
Stađi-: Ho-stede 39,
Wandilo-: Wendel-bertus 55.
4o E = a voor r in: Merki fiscum 30, Merke fiscus 56, Merch villa 99.
5o E beantwoordt misschien aan eene germ. ê, Westgerm. â in: Leod-redingas mansiones 16 (stam rêđo-), Rot-nedh 85 (= nâþ- < nêþ-? of behoorende bij nîþ-?)
6o E = Germ. ai:
Aizô-Aiz-n-: Er-marus 1 (of uit Erm-marus), Erbaldus 55 (of behoorende bij Harjo-), Erem-boldus 66, -fridus 70.
Gailo-: Magni-geleca 1?
Gaizo-: Gerla 92. - Als eerste lid: Ger-ardus 71, hardus 64, -badus 26, -bodo 66, -oldus 70. - Als tweede lid: Ebro-gerus 26, Mal-70, Rod-71, Wini-gerus 1; Sigerus 72? Ans-kerus 76.
Haim-: Chen-ricus 21, Hen-ricus imperator 67, Hen-rikingahem (of deze beide laatste behoorende bij Haγin-), Hemma-wic loc. 39? Hierbij de talrijke
| |
| |
plaatsnamen uitgaande op hem, zooals: Aldom-hem 40, Buosinga-hem 18, Ricolvinga-hem 39, enz. enz.
Staino-: Stena-ecclesia 70, Sten-kerka 92, Stenkerca 98.
Of hier ook de e van Hethenas-berg 39, Helicbruna fluv. 44, behoort, kan betwijfeld worden.
7o E = Aγi: Men-olvingahem 52 (= Maγin-).
8o E = Germ. eu in: Leb-drudis 27, Madal-lebus 22, Led-winus 71, Ted-baldus 91, Tet-baldus 98, Tedso 73.
| |
I.
1o I = Germ. i:
Fripu-: Als eerste lid: Fride-gisus 25, Frido-gisus 25. Fridu-gisus 32. Als tweede lid: Adal-fridus 6, Amal-6, Ellen-83, Erem-70, Erli-12, Gun-72, Hein-95, Hrod-50, Hum-41, Liod-55, Megen-fridus 47.
Gilđjo-: Gil-bodo 80.
Hilđjo-: Als eerste lid: Child-olfus 11, Childericus 17, Hilde-bertus 9, -brandus 57, Hild-radus 55, -uinus 43; Hild-waldcurt loc. 24, Hildincurtis loc. 55, Hilsferod loc. 40, - Als tweede lid: Chrode-childis 8, Chrothe-childis 8, Ric-hildis 64.
Hilpjo-: Chilpe-ricus 13.
Siγi(z)-: Sige-berta 22, -bertus 55, Sighe-radus 20, Si-woldus 82, Si-gerus 72?
Wiljon-: Wille-boldus 70, Will-elmus 81.
Wini-: Als eerste lid: Wini-gerus 1, Wini-t-herius 78, Wine-burga 31, -mannus 95, Wine-d-baldus 55, Win-radus 70, Winninga-hem 39. - Als tweede lid: Folc-winus 26, Gund-55, Hlot-30, Od-37, Liob-winus 55; Adal-uinus 53, Bald-passim, Erl-98, Folq-35, Fulc-98, Hard-uinus 69, Seoq-uinus 1.
Kort is ook de i in Ingo-bertus 1 (Inguio, heidensche godheid), Ingel-ramnus 71 (Angil- of Ingit), Igel-bertus 27 (deze i kan verschillig beoordeeld worden), Sinninga-hem 39, Siningehem 87 (Sin-), Wist-kirka 51 (Kirika), Ans-chiddus 1, Hiddigareca loc. 31, Middelhem loc. 30. Wat is zij in Milo 70, Miln-hem loc. 39, Mighem loc. 39?
| |
| |
2o I = Gem. î:
Gîso-: Fride-, Frido-gisus 25, Fridu-gisus 32, Leod-gisus 55.
Gîslo-: Als eerste lid: Gisle-bertus 1, -marus 55, Gisel-bertus 55. Als tweede lid: Ful-gislus 20, Madal-gisilus 1, Walde-gisilus 1.
Grîmo- (of ook γrimm-?): Grim-baldus 48, -boldus 70, -hardus 26, -landus 70; Od-grimus 36.
Iso-: Is-bertus 1.
Rîkjo-: Als eerste lid: Ric-hildis 64, Rigo-bertus 1, Rike-linus 61, Riq-uara 87, Ric-olvingahem 39. - Als tweede lid: Amal-ricus 96, As-85, Char-1, Chen-21, Childe-17, Chilpe-13, Chune-1, Hen-67, Her-55, Rode-68, Ro-64, Theode-5, Ube-70, Vulf-ricus 80. Liod-ric 45.
Wîđo-: Wido 83, Widinga-ham loc. 39, Wid-baci fluv. 24.
Wîgo-: Wibezo 64, Rant-wigus 26, (Hlude-vicus imperator 29).
Wîk-: Hemma-wic loc. 39, Salper-wich loc. 95, Quent-wico 39.
Lang ook is de i in Suin-ard loc. 76, Vol-wif 87, waarschijnlijk in Ivo 82; zij kan zoowel lang als kort zijn in Ida 99, Hadw-idis 87.
3o I = e in het eerste lid van Wist-kirka 51, ook wel in Wiserna 91, nevens Weserna 70.
4o I = Germ. eu in: Lid-bertus 82, Nivacio 6?, Thid-baldus 91. Tit-baldus 82.
| |
O.
1o O = germ. u, o:
Buđon-Bođon-: Gil-bodo 80, Ger-bodo 66, Erkem-bodo 16, Ra-bodus 89. Bod-ningahem 40.
Guđo-Gođo-: Gode-verhd 85, Got-erus 72?
Hluđo-Hlođo-: Chlodo-charius 2, Chlotha-carius 8, Chlodo-veus 8, Hlot-harius rex 63, Hlot-winus 30, Lot-marus 66; - doch Hludo-vicus imperator 29 in eene oorkonde uitgaande van het keizerlijk hof onder Louis le Débonnaire.
| |
| |
Hulto-Holto-: Ru-holt silva 76, Junc-hold loc. 51.
Nurþ-Norþ-: Nord-bertus 72, Nor-bertus 86, Nor-mannus 81.
In de volgende stammen, voor eene liquida, vooral voor 1, wisselt o met u:
Brunnon-: Be-borna, Be-brona loc. 26, Kosebrone loc. 82, Helic-bruna fluv. 44.
Fulko-: Folc-marus 41, Folc-winus 26, Folq-uinus 35, Fulc-uinus 98.
Fullo-: Fol-bertus 28, Vol-wif 87, Ful-gislus 20.
Wulfo-: Als eerste lid: Vulf-ardus 72, -ricus, 80, Wulfa-haldus 6. - Als tweede lid: Al-ulfus 73, Ard- 70, Arn- 56, Bald- 72, Bern- 98, Bre- 1, Rod-ulfus 53; Arn-ulphus 86; Ag-olfus 1, Al- 87, Arn-55, Child- 11, Vrasc-olfus 31; Roth-ulfus 85.
Eens komt o voor in den stam ƀurv-: Brodborch 83 (nevens Broburg, enz.). Hebben wij eenen stam þur-þur-n in: Dur-andns 32, Turringahem villa 52, Thor-bodeshem 40, Thorn-bodashem 51, Tor-bodeshem 70, Tur-bodeshem 92, Tur-bodessem 98, Turboteshem 92, Terts-tornus 50? Verwisseling van o en u komt ook voor in Un-: On-gyr 99, Unrocus 35, Hun-rocus 38, Hum-fridus 41? Hils-ferod loc. 40 (= -furđ-, -forđ-).
Pupurninga villa 40, wordt later ook Poparingehem 70, Popringahem 92, Popelingehem 98.
Eene korte o hebben wij nog in Drogo 70 (got. driugan = militari).
De o in Bozardus 81, Engel-gotus 55, Rain-gotus 80 (Got-erus 72?), Gozelinus 72, Goscelinus 98 kan verschillig beoordeeld worden.
2o O = germ. ô:
Hrôpo-: Chrodo-boldus 1, Chrode-childis 8, Chrodmarus 1, Chrothe-childis 1, Horod-waldus 47, Rodbertus 72, -gerus 71, -inus 53, -ulfus 53, Rode-ricus 68, Rot-bertus 98, -harius 70, -hardus 85, -nedh 85, Roth-ulfus 85, Ro-ricus 64.
Kôni-: Cono 87.
Ôp-, Ôp-l- (zoo verre niet Auđo- in aanmerking
| |
| |
moet genomen worden): Odo 70? Odelo 27, Otto 59? Hottinga-hem 87?
De o is ook lang in Bovo 70, Bofri-hem 98, Dodo 70, Dodolinus 64, Dodsolo 55?, Broch-burh loc. 70, Hrochas-hem 18, Hrocas-hem 20, Morini passim, Morninge-hem 40 (of bij Maur-?), Hokningahem 39? Totinge-tun 27?
3o O = germ. au:
Auđo-: Odo 70? Od-bertus 48, -grimus 36, -landus 23, -winus 37.
Aus-: Os-mundus 70.
Aus-ro-: Osoro-waldus 1 (Vgl. Wesarinio, met Wes-r bij Wes-t-r, gelijk Aus-r- bij Aus-t-r?).
Hauho-: Ho-stede 39.
Launo-: Lonasto 24? Lon-astingahem 31, Lon-ingaheimo 21, Lon-ingahem 40.
4o O = a voor l + tandklank in de stammen ƀalpo- walđ- (halđ-?): Chrodo-boldus 1, Clar-boldus 70, Clare-boldus 80, Ege-boldo 33, Erem-boldus 66, Grim-boldus 70, Tit-boldus 82; Arn-oldus 80, Artoldus 94, Rum-oldus 64.
5o O = w in walđ- voorkomende als tweede lid der samenstelling, achter eenen medeklinker, in de namen: Adr-oaldus 1, Dan-oaldus 1; alsook in Saroadsclusa 12 (= Sarwadsc-, stam sarwo-).
6o O = Svarabhaktiin Horod-waldus 47 (= Hrôþo-).
| |
U.
Voor de u afwisselend met o = germ. u, o, zie onder o.
1o U = germ. u:
Burγ-, Burγi-: Burgastus 1, Liod-burgan 37, Wine-burga 31, Broch-burh loc. 70.
Gunpo-: Gund-bertus 21 -winus 55, Gunt-bertus 33, -hardus 41, Gun-fridus 72, Gummarus 103, Gundel-bertus 36.
Mund-: Dar-mundus 12, Os-mundus 70.
| |
| |
Verder beantwoordt u nog aan eene germ. u in Mummo-linus 1, Crumbeke 58, Junc-hold 51.
2o U = germ. û:
Hûγ- (of ook Hŭγi-?): Hugo 58, Hug-bertus 41, Huc-bertus 41, -baldus 55, Hu-bertus 70. Ube-ricus 70?
Hûni-: Chune-bertus 1, Chune-ricus 1, Humbaldingahem 3, Hum-bertvisin loc. 65, Hum-fridus 41? Hun-ulfi curtis 6.
þrûdo-: Als eerste lid: Trud-baldus 43, -bertus 55, -gaudus 66. - Als tweede lid: Leb-drudis 27, Maltrudis 94, Ber t ruda 42.
Tûn-: Baginga-tun 28, Diorwaldinga-tun 41, Totinge-tun 27, Vertuno 52.
De u in Ru-holt 76 zal ook wel beantwoorden aan eene germ. û (rûho-); zoo ook in Ut-marus 21.
3o U = germ. ô in: Rum-oldus 64, Rum-ingahem 40 (Hrômo-), Udo 98, (Oþ-?).
4o U = w in wini-, voorkomende als tweede lid der samenstelling, achter eenen medeklinker: Adal-uinus 53, Bald-passim, -Erl- 98, Fulc- 98, Harduinus 69. Zoo ook in Suin-ard 76, Suaninus 72.
| |
Y.
Y komt voor in On-gyr 99 (behoorende bij gierig, midnedl. ghere uit γĭr, of bij geer uit γaizo-?), Ymmo 88 (= Immo, vleinaam behoorende bij Ermeno-Irmino-?).
| |
AI.
1o Ai komt voor in Bainus 1, Haimo 70.
2o Ai = aγi in Rain- = Raγin-: Rain- aldus 87, -erus 81, -gotus 80.
3o Ai = germ. ai in Athel-aidis 96 = (Haiđu-).
| |
AU.
1o Au = germ, au in:
Auđo-: Aud-acer 25, alias Aud-ather 51, Aude-alias Audo-bertus 3, Audo-marus 1.
| |
| |
Launo-: Laun-ardiaca villa 1.
Verder in Maurilio 1, Mauritius 81, Trud-gaudus, 66.
2o Au = u, o in Madal-aulfus 1.
3o Au = al + tandklank in Auden-fort 81.
| |
EI.
1o Ei = germ. Ai in Loninga-heimo 21.
2o Ei = Aγi in Hein-fridus 95 (Haγin-), Reinguenescura 94 (Raγin-), Beinga villa (= Baginga, vgl. Baginge-tun 28), Heingasele 45 (= Haginga).
3o Ei = eγ-: Tein-ardus 87 (þeγno-)?
| |
EO.
1o Eo = germ. eu in Leod-gisus 55 (leuđi-), Theode-ricus rex 5 (þeuđô-), Jeodo 30, Eode-bertus 11 (Oudnoordsch iođ = proles).
| |
EU.
Eu = germ. eu in Leudo-lenus 1.
| |
IO.
Io = germ. eu in: Liob-winus 55 (leuƀo-), Liod-burgan 37, - fridus 55, - ric 45, Thiod-bertus 87, - radus 53, Tiodo-baldus 1, Dior-waldingatun 41. Niopa, fluv. 50?
| |
OI.
Oi komt te voorschijn in Goi-bertus 30 (= Gaude-?) en Goizlenus 49, Gois-lenus 51 (= Gauz-goz-? vgl. Goze-linus 72, Gosce-linus 98.)
| |
OU.
Ou = al + tandklank in Ouden-fort 82 (= Aldenfort) en Ouden-hem 82 (= Alden-).
| |
| |
| |
UA.
Ua = germ. ô in: Hruad-waldus 41.
| |
UO.
Uo = germ. ô in: Hruod-waldus 41, Buosingahem 51 (Bôso), Huolinga-ham 40 (Odilo?), Gruonom-berg 39, Gruonon-berg 43 (Grôni-). - Guo-bertus 1 (= Guod-bertus? stam Gôđo-).
| |
Medeklinkers.
B.
1o Ingaande B, zoowel in het eerste als in het tweede lid: = germ. ƀ, onder andere in de stammen: ƀađwô-, ƀakjo-, ƀalpo-, ƀerγo-, ƀerhto-, ƀer-n-, ƀlanko-, ƀrand-, ƀrôk-, ƀrunnon-, ƀuđn-, ƀurγ-: Bald-ricus, Bern-ulfus, Berto-landus, Burgastus, Grim-Baldus Aldebertus, Erkem-bodo, Ger-badus, Wine-burga, enz. Verder in Babbinus, Babonus, Baddonus, Baginus, Bainus, enz.
2o Binnen de woorden: a) Enkele b = ƀ in: Babonus, Eber-t-ramnus 1, Ebro-gerus 26, - Ubericus?- Madal-lebus.
b) Dubbele b, in afleidingen van vleinamen: Abbun-fontana fluv., Babbinus, Hebben-curt.
3o Uitgaande b in het eerste lid = ƀ: Lebdrudis 27, Liob-winus 55.
| |
P.
1o Ingaande P in: Pupurninga villa, Poparingahem; Pascandala.
2o Binnen-p = p in Chilpe-ricus, Niopa fluv.? Waarschijnlijk moeten wij verscherping eener ingaande b van het tweede lid en versmelting met
| |
| |
den slotmedeklinker van het eerste lid zien in de p van: Ciampingaham, Grampingaham, Lampanessa.
Dubbele p hebben wij in Appiliaco, loc. (behoorende bij Abo, Abbo?)
| |
PH.
Ph = f in Arn-ulphus 86.
| |
F.
1o Ingaande F, zoowel in het eerste als het tweede lid = germ. f, vooral in de stammen Fripu-, Fulko-, Fullo-: Fride-gisus, Folc-marus, Ful-gislus, Adal-fridus, enz. Verder in Fletrinio loc., Fleterna fluv., Fresingahem, enz.
2o Binnen-f a) = f in Wulfo-: Ag-olfus, Arn-ulfus, enz.
b) Verscherping van v voor r in Bofrihem.
3o Uitgaande f = a) ƀ in Vol-wif 87, Elfharius 26.
b) = f: Vulf-ardus, Vulf-ricus.
| |
V.
1o Ingaande V: a) in Vrasc-olfus.
b) = f, in het eerste lid: Vol-wif; in het tweede lid: Gode-verhd.
c) = w, voor u, in: Vulf-hardus, Vulf-ricus.
2o Binnen-v: a) = ƀ in: Evor-hardus 64, Everardus 70 (Eƀur-, Eƀr-), Cravan-gerus 3, Raven-garius 98 (Hraƀno-). Verder in Bavo, Bovo, Ivo.
b) = f in Ricolvingahem.
| |
W.
Komt alleenlijk voor als ingaande klank, zoowel in het eerste als het tweede lid = germ. w, ouder andere in de stammen: Walđ-, Wal-, Wandil, War-, Wîƀo-, Wîgo-, Wîdo-, Wiljon-, Wîk-, Wini-, Wulfo-: Wal-bertus, Walde-gisilus, Wari- | |
| |
nus, Wendel-bertus, Gund-winus, Tras-waldus, enz. Verder in Wago, Wazo, Wastina loc. enz.
De lettergrepige verdeeling van Hadwidis zal wel zijn Had-widis.
Over de verandering van w in o, u, als tweede lid der samenstelling achter eenen medeklinker, zie onder o en u.
In het tweede lid, is de w, achter den slotmedeklinker van het eerste lid, regelmatig weggevallen in wulfo-: Ag-olfus, Bern-ulfus, Ragn-ulfus, enz. Zoo is zij ook weggevallen in Aud-acer (wakro-), Her-aldo luco 20, nevens Her-oaldo lugo 18. Of de namen Arn-oldus, Art-aldus, -oldus, Ger-oldus, Regen-oldus, Rum-oldus, bij den stam walđ-, of bij den stam halđ- behooren, kan niet beslist worden. Soms kunnen namen op -inus bij wini- behooren.
| |
M.
1o Ingaande M, zoowel in het eerste als in het tweede lid, = Germ. m, vooral in de stammen: Maγin-, Mann-, Mark-, Marisko-, Maþlo-, Mêr-, Mund-: Megen-fridus, Marc-hardus, Madal-aulfus, Normannus, Os-mundus, Er-marus, enz. Verder in Maurilio, Milo, Mum-molinus, enz.
2o Binnen de woorden: a) Enkele m = m vooral in de stammen: Amlo,- Ermeno-, Grîmo-, Helmo-: Amla-charius, Amal-fridus, Ermenbertus, Od-grimus, Will-elmus, enz.
b) Dubbel in vleinamen en de woorden daarvan afgeleid: Gammo, Ymmo, Mummolinus, Hemmawic loc. - Alsook in Hamma loc.
c) Mn = ƀn in Balde-t-hramnus 6, Eber-t-ramnus 1, Ramne-bertus 3.
3o Uitgaande m: a) = m, zoowel in het eerste als in het tweede lid, vooral in de stammen: Grîmo-, Haim-, Helmo-, Hrômo-: Grim-baldus, Rumoldus, Dagmaringa-hem, enz.
b) Als uitgaande klank van het eerste lid voor eene ingaande b, f, m van het tweede lid, = n:
| |
| |
Erem-boldus, Erkem-bodo, Hum-fridus, Gum-marus, Regem-marus, enz. Daarnemens bestaan ook niet ingelijkte vormen.
| |
D.
1o Ingaande D: a) in het eerste lid = germ. đ, in: Dag-maringahem, Dior-waldingatun, Drogo. Verder hebben wij nog d in: Dan-oaldus (þ?), Dar-mundus, Dodo, Dur-andus (þ?) enz.
b) In het tweede lid, = þ in Leb-drudis 27.
2o Binnen de woorden: Enkele d, a) = đ (of d, achter n), komt menigvuldig voor, onder andere in de stammen: Alđo-, Auđo-, Buđ-n, Brand-, Guđo-, Hluđo-, Haiđu-, Harđu-, Hilđjo-, Lando-, Leuđi-, Mund-, Rêđo-, Stađi-, Theuđô-, þrûđo-, Walđ-, Wandil-, Wîđo-,: Alde-bertus, Audo-marus, Leudo-lenus, Walde-gisilus, Hard-radus, Lande-bertus, Os-mundus, enz.
b) = þ, vooral in de stammen: Aþ-, Aþ-l-, Balþo-, Friþu-, Gunþo-, Hrôþo-, Linþ-, Maþlo-; Adal-ardus, Chrodo-boldus, Amal-fridus, Rad-baldus, enz.
c) D = þ uitgevallen in Adal, Madal: Al-bertus 72, Al-ulfus 73, enz. Mal-gerus 70, Mal-trudis 94.
d) D ingelascht in Wine-d-baldus.
Dubbele d in: Ans-chiddus, Hiddigareca loc., Baddonus, Middel-hem loc.
3o Uitgaande d in het eerste lid a) = đ (d) in de stammen: Auđo-, Hilđjo-, Harđu-, Lando-, Leuđi-, Theuđô-, þrûđo-, Walđ-, Wîđo-: Aud-acer, Child-olfus, Hard-radus, Land-bertus, Leod-gisus, Thiod-bertus, Trud-baldus, Wald-bertus, Wid-baci fluv. enz.
b) = þ, in de stammen Balþo-, Gunþo-, Haþ(w-)-, Hroþo-, Norþ-: Bald-uinus, Gund-bertus, Hadwidis, Chrod-marus, Nord-bertus, enz.
c) In het tweede lid: = đ in Hils-ferod (= ford), = þ in Gode-verhd, = t in Junc-hold (Holto-?).
d) Uitgaande d in het eerste lid uitgevallen voor den ingaanden medeklinker van het tweede lid: Gil- | |
| |
bodo, Gum-marus, Gun-fridus, Lam-bertus, Lan-bertus, Nor-bertus? Nor-mannus? Ra-bodus, Ro-bertus, Ro-ricus, - Guo-bertus?
DS in Dodsolo, Tedso.
| |
T.
1o Ingaande T: a) in het eerste lid: Tertstornus, Tatinga villa, Totingetun, enz.
b) = þ in þeuđô-, þraso-, þruđo-: Tiodo-baldus, Tras-waldus, Trud-gaudus, enz. Ook in Tein-hardus, (þeγ;no-) Tor-bodeshem, nevens Thor(n)bodeshem, Turringahem?
c) in het tweede lid: = þ in Mal-trudis, = t in den stam Tûno-: Baginga-tun, Diorwaldingatun, enz.
2o Binnen de woorden: Enkele T, a) = t: Berto-landus, Bertinus, Al-bertus, enz.
b) Verscherping van d (= þ) voor l in: Hetlingehem, nevens Adlingeəm.
c) = tt (= tþ) in Bertruda.
d) Ingelaschte t in Balde-t-hramnus, Eber-t-ramnus, Wini-t-herius.
Dubbele t in Otto, rex orientalis Galliae, en Hottingahem.
3o Uitgaande T in 't eerste lid:
a) = t: Bert-ulfus
b) = d (đ, d, þ) voor den ingaanden medeklinker van het tweede lid, ook voor h, zelfs als deze (of ook w?) uitgevallen is: Stammen: Harđu-, Hluđo-, Hrôþo-, Gunþo-, Nanþ-, Rando-, Theuđô-, Walđ-: Art-oldus, Hlot-harius, Rot-bertus, Gunt-hardus, Nant-harius, Rant-wigus, Walt-erus, enz.
T met klankweerde ts in Mauritius.
Tz in Atzo.
| |
TH.
1o Ingaande Th = þ in Thid-baldus, Theode-ricus, Thiod-bertus, - radus; - Thorbodeshem, Thornbo-dashem nevens Torbodeshem?
| |
| |
2o Binnen Th: a) = þ in Chrothe-childis, Athela 73, Athelaidis 96, Hethenes-berg 30.
b) = đ in Chlotha-carius.
3o Uitgaande Th = þ in Roth-ulfus.
| |
Z.
Z, met de klankweerde ts, meest in vleinamen en daarvan afgeleide vormen: Bozardus, Gezo, Gozelinus, Goizlenus, Hezelinus, Razo, Wazo, Wibezo.
| |
N.
1o Ingaande N = Germ. n: Nant-harius (Nanp-), Nord-bertus, (Norp), Nor-bertus. Nor-mannus.
2o Binnen de woorden: Enkele n: a) = n, onder andere, in de stammen: Angil-, Ans-, Brand-, Blanko-, Gunþo-, Lando-, Mund-, Nanþ-, Rando-, Wandil-; Hûni-, Kôni-, Launo-, Wini-: Engel-gotus, Ans-chiddus, Gund-bertus, Chune-ricus, Berto-landus, Os-mundus, enz.
b) = nn in Brunnon-; Bebrona, Beborna, Helicbruna, Kose-brone.
Dubbele n = nn in: Nor-mannus, Wine-mannus, Here-mannus. Verder hebben wij nog nn in Sinningahem 39, nevens Siningehem 87, Winningahem 39.
3o Uitgaande n in het eerste lid: a) = n, in de stammen: Arn-, Ber-n-, Ermeno-, Erkno-, Un-, Haγino-, Maγin-, Raγ(i)no-, Wini-: Arn-olfus, Ermen-bertus, Un-rocus, Hein-fridus, Ragn-ulpus, Win-radus, enz.
b) = m voor r? in Chen-ricus, Hen-rikingahem,
Eene uitgaande n in het tweede lid hebben wij in den stam tûno-: Baginga-tun, Totinge-tun, enz.
| |
G.
1o Ingaande G, zoowel in het eerste als in het tweede lid, a) = Germ. γ, onder andere in de stammen: γaizo-, γîs-l-, γunpo-, γrîmo-: Ger-hardus, Gund-winus, Ebro-gerus, Od-grimus, Madal-gisilus, enz. Verder in Gezo, Guo-bertus, Gruonom-berg, enz.
| |
| |
b) = Germ. W: Gal-andus? Gar-inus nevens War-inus, Galt-erus nevens Walt-erus.
c) Reeds is door Grimm. bemerkt geworden dat de ingaande g van gast in het tweede lid soms wegvalt achter eenen medeklinker; zouden wij dit verschijnsel niet hebben in Lon-astingahem, Lon-asto loc.?
2o Binnen-G; a) = γ, g: Baginus, Drogo, Wago, Ege-boldo, Rant-wigus, enz. Is altijd bewaard gebleven achter n: Engel-gotus, Ingo-bertus, Angan-bertus, enz. Is soms bewaard gebleven in aγi: Megen-fridus, Regen-oldus, enz. Over het veranderen van aγi in ai, ei, e, zie onder ai, ei, e.
b) = c(k) in Rigo-bertus.
c) = gg in Burgastus.
3o Uitgaande G: a) = γ in Ag-olfus.
b) Uitgevallen in Hu-bertus, Si-woldus, Si-gerus?
GH = γ in Sighe-radus.
GU = Germ. w in: Gueserna nevens Weserna, Guest-kerke nevens West-kerke, Rein-guenescura (Wini-?).
| |
K.
1o Ingaande K a) in het eerste lid = Germ. k: Karolus.
b) in het tweede lid: = k: Guest-kerke, West-kerke, = g (γ) in Ans-kerus.
2o Binnen K = k: Erkem-bodo, Rikelinus, Crum-beke.
| |
C.
C met de klankweerde k. 1o Ingaande C: a) = k: Cono, Clarboldus, Crum-beke.
b) = h in Cravan-gerus, Chlotha-carius.
2o Binnen C = Germ. k: Aud-acer (wakro-), Amal-ricus, As-ricus, enz.
3o Uitgaande C: a) = k: Blanc-ardus, Folc-marus, -winus, Fulc-winus.
b) = g (γ) in: Ac-hardus, Sec-hardus, Huc-baldus.
| |
| |
c) Weggevallen in Bro-burg (Brôc-, Brôk-), Mars-beke (marisko-)? Het is twijfelachtig of de namen Fol-bertus, Vol-wif, Ful-gislus van den stam Fulko- of van den stam Fullo- moeten afgeleid werden.
C met de klankweerde ts (tz, z) in Acelinus.
| |
QU.
Qu. = kw in Folquinus, Riquara. - Seoquinus? Requio? (O.H.d. Recheo, Reccheo?).
Squ = sw in Squerdia loc. 39, nevens de later voorkomende vormen Suerdes, Swerdes.
| |
CH.
1o Ingaande Ch = H, zoowel in het eerste als het tweede lid, in de stammen: Harjo-, Haim-, Hilđjo- (Hidd-?), Hilpjo-, Hluđo-, Hrôþo-, Hûni-: Char-ricus, Chen-ricus, Child-olfus, Chlodo-charius, Chrode-childis, Aus-chiddus, Chune-bertus, enz.
2o Binnen Ch = k in Hrochas-hem 18, nevens Hrocas-hem 20, Hrokas-hem 51. - Wachun-villare?
3o Uitgaande Ch = k in: Broch-burh, Merch villa, Salper-wich.
| |
H.
1o Ingaande H, zoowel in het eerste als het tweede lid: a) = h, in de stammen: Haim-, Haþw-, Hraƀno-, Harđu-, Haγino-, Helmo-, Hilđjo- (Hidd?), Hluđo-, Hrôþo-, Hγ-: Had-widis, Hard-radus, Hlotwinus, Heri-bertus, Hugo, Erl-harius, Ans-helmus, Balde-t-hramnus, enz.
b) zoowel in het eerste als in het tweede lid is de H dikwijls weggevallen: Ard-ulfus, Lot-marus, Rod-gerus, Ramne-bertus; Adal-ardus, Adel-elmus, Walt-erus, Eber-t-ramnus, enz.
c) soms wordt zij gevoegd voor namen waarbij zij niet behoort: Hezelinus nevens Acclinus, Hunrocus nevens Unrocus, Hetlingehem nevens Adlingeem. - Hum-fridus? (Un-?)
| |
| |
2o H tusschen twee klinkers in Wulfa-haldus; uitgevallen in Ho-stede. - Tusschen twee medeklinkers altijd uitgevallen in Berhto-: Bertinus, Aude-bertus, enz.
3o Uitgaande H = g (γ) in Broch-burh.
HD = d (þ) in Gode-verhd.
| |
J.
J = Germ. j in Junc-hold loc. - Jeodo (misschien = Jodo 182) kan zijn voor Eodo, Iodo (met Germ. eu, vgl. Eode-bertus, Oudnoordsch iođ = proles). - Jolithan?
| |
S.
S in alle stellingen: a) = Germ. s: Sige-bertus, Suaninus, Tras-waldus, Ostra-sela, enz.
b) = z (ts) in Gois-lenus 31, nevens Goiz-lenus 49.
SU = sw: Suaninus, Suin-ard.
SC: a) = sk: Pascan-dala.
b) = ts (tz, z, ds): Goscelinus.
| |
L.
1o Ingaande L, a) zoowel in het eerste als in het tweede lid = Germ. l, onder andere in de stammen: Lando-, Launo-, Leuđi-, Leuƀo-, Linþ-: Laude-bertus, Laun-ardiaca villa, Leudo-lenus, Liobwinus; Asi-lendus, Berto-landus, Madal-lebus.
b) = hl in Lot-marus 66.
2o Binnen de stammen: Enkele L. a) = l, in Blanko-, Hluđo-, Amlo-, Erlo-; Alƀi-, Alđo-, Balpo-, Fvlko-, Gilđjo-, Gîlo-, Hilđjo, Hilpjo-, Walđ- (Halđ-), Wulfo-: Sali-: Blanc-ardus, Chlodo-charius, Amlacharius, Erle-bertus, Osoro-waldus, Ans-helmus, Agolfus, enz.
b) = r in Popelingehem 98.
Dubbele l = lj in den stam Wiljon-: Wille-boldus, Will-elmus. - Mellinga-sele 39?
3o Uitgaande L: a) = l: vooral in de stammen:
| |
| |
Angil- (Ingil-), Aþ-l-, Erlo- Maþlo-, Gîslo-, Walu-(-o-), Wandil-: Adal-charius, Erl-harius, Madal-gisilus, Gisel-bertus, enz.
b) = ll in den stam Fullo- (zooverre de volgende namen niet tot den stam Fulko- moeten gebracht worden): Fol-bertus, Ful-gislus, Vol-wif.
| |
R.
1o Ingaande R, in het eerste zoowel als in het tweede lid: a) = Germ. r, vooral in de stammen: Raγ(i)no, Rando-, Rêđo-, Rikjo-: Regen-oldus, Rantwigus, Rad-baldus, Amal-ricus, Hard-radus, enz.
b) = hr in Hraƀno-, Hrôþo-, Hrômo-: Ramnebertus 3, Raven-garius, Rod-ulfus, Rum-oldus, Ebert-ramnus, Ingel-ramnus, enz.
2o Binnen R: a) = r, onder andere in de stammen: Brand-, Fripu-, Grîmo-, Hraƀno-, Hrôþo-, þrûđo-, þraso-; Arđ-, Arn-, Ber-n-, Berhto-, Berγo-, Burγ-, Ermeno-, Erlo-, Erkno-, Eƀur-, Eƀr-, Harđu-, Mark-, Sarwo-, Harjo-, Mêr-, Marisko-, Wr-: Fride-gisus, Cravan-gerus, Chrodo-boldus, Ebro-gerus, Erkem-bodo, Erli-fridus, Here-bertus, enz.
Met en zonder metathese in Be-borna, Be-brona (Brunnon-). - Metathese in Gode-verhd. - Metathese en Svarabhakti in Hils-ferod (= ford). - Svara bhakti in Horod-waldus.
b) = z in de stammen aizô-aiz-n- en γaizo-: Eremboldus, Erem-fridus, Ger-badus, Ger-bodo, Cravangerus, enz.
3o Uitgaande R = r, vooral in de stammen Eƀur-Eƀr, Harjo-: Evor-hardus, Her-landus, enz.
A. Dassonville.
|
|