niet: eenen die brake blijft, naarvolgens het onvruchtbaar liggende brakeland. Zoo noemt insgelijks de bieboer: brakelingen, zijne korven die niet gezwermd hebben binst het jaar.
Ja, de tale is gansch het volk! en in de tale blijven getuigenissen van 's volks verleden bewaard die klaarder spreken van zijn vroeger bestaan en leven dan 't vermeluwd perkament en de wormstekige boeken der ouden.
Ten eeuwigen dage blijft in de tale onzer voorouders geschreven dat zij akkerlieden waren, want hunne dochters noemden zij melksters en hunne ossen, kerretrekkers.
En onuitwischbaar draagt onze hedendaagsche tale den stempel die een vroeger zeevolk er moet op geslegen hebben want zij wemelt van zuivere zeemanswoorden: houzee, houra, hooveerdig, oog in 't zeil, over boord, 't gat uit, van kante steken, aan boord leggen, hoe vaart ge, op schuit zijn enz.
Langs welke wondere wegen zijn zoo vele woorden, in volle leven nog, maar verdwaald als zwervelingen die zij zijn, tot bij ons gekomen?
Amaat De Paepe.
Hoe bolide verdietscht?
Wij slaan Kramers open en vinden daar de letterlijke overzetting van aérolithe, luchtsteen... en daarbij eene beschrijving die geen woord is, die niemand zal voldoen.
Hoe krachtiger, hoe schilderachtiger is het volk in zijne uitdrukkingen niet!
Gisteren spraken wij met eenen werkman over vliegende sterren en zoogezeide luchtsteenen.
Wij wisten van niets anders te spreken dan van vurige steenen die soms met eene zonderlinge klaarte uit de lucht vallen.
't Gepaste woord stond onzen werkman zonder de minste moeite te monde.
‘Ja, van die vierdraken, zeide hij, ik heb ze dikwijls uit de lucht zien vallen.’
O dichterlijk en scheppend vlaamsche volk! Wat goed gekozen woord! Wat kernachtige benaming! Wat uitnemende verdietsching van 't fr. bolide!
Wij zochten het woord en vonden het enkel in De Bo.
Daar had het nochtans eene andere beteekenis:
‘Soort van spook dat over eene halve eeuw nog, zegt het volk, in onze bosschen hier en daar verscheen, en de reizigers bij nachte in eene wolk van vlam en vuur omringde.’
't Staat hier met zijne tweede bediedenis van aérolithe aangestipt.
J. Cl.
Luidens De Flou, Philol. Bijdr. II, bl. 9, is de i-umlaut van a ook in het Thieltsche verneembaar.
A.D.