De diminutieven van krote, meest kroten (van vlas), krote (kindje), note (vrucht), tote zijn gewoonlijk, misschien altijd, krötje, meest krötjes, krötje, nötje, tötje. De ö is kort, en gesproken zooals eu in het fransch peuple. Wel is waar geeft De Bo, nevens krote (kindje) en note (vrucht), tote ook de wisselvormen kreute, krutte, neute, teute, die in het Westen en het Noorden van Westvlaanderen al of gedeeltelijk in gebruik zijn, en natuurlijk in de diminutieven krötje, nötje en tötje (geschreven krutje, nutje en tutje) moeten geven, doch in het Kortrijksche en hebbe ik die vormen met eu voor ō nooit vernomen, noch en zijn zij er gekend. Bij de verkleinwoorden van gote (fr. gouttière), zot, kot, enz... wordt meest eene korte (gemengde) o gehoord; doch heeft deze o eene neiging om tot ö over te gaan, en ik geloove dat ö nu en dan kan vernomen worden.
Over de woorden die op eenen klinker uitgaan, en waarvan de diminutieven gevormd worden op -tje en valt er hier niets te zeggen: zij worden gezamentlijk met langen klinker en zonder de minste neiging tot omklank gesproken: alzoo papaatje, spaatje, bootje van papa, spâ (spade), boô (bode).
Door ‘het Kortrijksche’ versta ik de omstreken van Kortrijk, hier meer bepaaldelijk het Noorden en het Westen, en door ‘het Kortrijksch’ de tale die daar gesproken wordt. De overkant, dat is de rechter kant der Leye, en behoort niet meer tot het Westvlaamsch taalgebied. Nauwkeurig de grenzen aanduiden, binnen dewelke de hooger besproken omklank heerschende is, is mij onmogelijk; doch voorbeelden van omgeklankte a heb ik vernomen tot in de omstreken van Rousselaere.
A. Dassonville.