d, j niet vervangen lijk nu in medaalde, maalde, poelde, Terkoende enz.?
To delane en to delande hebben dezelfde beteekenis en staan in dezelfde bediening.
Wat belet de volkomene overeenstemming?
To delane is de afgesleten gedaante van een gerundium dat eertijds eene j na de n heeft bevat.
To delande bevat eene d na de n.
Die j van den eenen kant en die d van den anderen kant zijn dus 't eenigste dat de volmaakte gelijkenis kan beletten.
Maar d en j zijn wisselklanken: wij mogen dus besluiten dat wij to delande niet anders dan to delane behoeven te ontleden.
Dr Van Helten schrijft in zijne Middelned. Spraakkunst bl. 282.
‘Voor de ontwikkeling der verbindingen neemdi, naemdi, geefdi, gaefdi.... uit een niet meer gebruikelijk *nemedi, *namedi, *gevdi, *gavedi..., Oudfr. *nemedi, *nâmedi, *gevedi, *gâvudi... dit is *nemed. *namud... + i, de samentrekking van het enclit. pronom. ji verwijs ik naar Taalb. 3,91 en 5, 310...’
Wij hebben al die veronderstelde vormen niet noodig om dit Middelned. vraagstuk op te lossen,
In de volkstaal luidt de gedaante neemtje, neemdje.
T verduistert en men hoort enkelijk neemje?, 't geen bewijst dat wij niet enclit. i maar enclit. ji onder den vorm van je bewaard hebben.
Gaat nu naar Oostvlaanderen, Brabant en Limburg en men zal niet zeggen: neeme gij? maar: neemde gij?
Lijk wij neemde als wisselgedaante van neemje verstaan met de wisselklanken d en j, zoo ontleden wij het Middelned. neemdi, al zoo gemakkelijk en eenvoudig als het neemde der volksspraak.
J. Claerhout.