Het Belfort. Jaargang 8
(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
Wenken en vragen.Antwoord op Belfort 1893, II, blz. 129. Als antwoord op hetgeen in de vorige aflevering van dit tijdschrift, onder de rubriek ‘Wenken en Vragen-’, over twee Maerlant-hand-schriften wordt gezegd en gevraagd, het volgende. Voor iemand die zich maar eenigszins met onze Middelnederlandsche handschriften heeft bezig gehouden, was de mededeeling van Prof. Verdam, als bevindt zich het gewaande Brugsche Martijn-handschrift eigenlijk in Den Haag, eene ware verrassing, omdat daarin tegelijk het antwoord besloten ligt op de vraag van X., wat er mag geworden zijn van het zoogenaamde Clignett-Serrure-handschrift. Inderdaad, ziehier de geschiedenis van dit handschrift: Uit het bezit van Adriaan van Boscheiden, in leven predikant te Leiden, ging het na diens dood, in de handen van Clignett over. Op diens auctie werd het gekocht door Heber, uit wiens nalatenschap het in 1837 aangekocht werd door Serrure, voor 785 franken, de kosten medegerekend. Toen Serrure's bibliotheek onder den hamer kwam, werd de boekhandelaar Pieter Kockx de eigenaar van het kostbare boek, voor den geringen prijs van 95 fi. Naar eene schriftelijke mededeeling van den heer Joseph Kockx aan mij (4 Juli 1889), verkocht zijn broeder naderhand dit handschrift aan een zekeren heer Kwik; hij, Joseph Kockx, wist me echter niet te zeggen wie de eigenaar geworden was op de verkooping Kwik. Wat ook de lotgevallen van het handschrift in die jaren geweest zijn, een ding is zeker: namelijk dat het in 1876 onder den hamer kwam, op eene verkooping gehouden weder door Pieter Kockx: die Catalogue d'une belle vente de Livres rares et précieux qua aura lieu le Lundi 11 Décembre 1876 et jours suivants, nr 863. Het handschrift schijnt dan het eigendom geworden te zijn van Della Faille. Het werd in elk geval op zijne auctie verkocht, nr 933, voor 660 fr. Koopster was de Koninklijke Bibli theek, in den Haag, waar de codex thans genummerd is O 261Ga naar voetnoot(1). Het is echter nooit in mijn hoofd gekomen, dit handschrift te identificeeren met datgene, volgens Verwijs op het Brugsch Archief berustende, om de goede reden dat dit laatste, altijd volgens Verwijs, slechts twee boeken van de Martijns bevatte, terwijl in het andere niet alleen de drie Martijns voorkomen, maar Van der Drievoudicheden | |
[pagina 219]
| |
nog zelfs met één strofe meer dan in de andere bekende handschriften. Men zal dus begrijpen, dat ik, de mededeeling van Prof. Verdam lezende, een oogenblik aan verwarring dacht, ter oorzake van de daareven vermelde verschillen. Ik heb me derhalve dadelijk naar den Haag begeven, en kon me daar overtuigen, dat de mededeeling van Prof. Verdam volkomen juist is: de varianten, door Verwijs opgegeven, zijn wel degelijk die van dit handschrift. Hoe Verwijs er toe gekomen is, om op te geven: ‘Varianten van het Ie en IIe boek van den Wapene Martijn, uit een hs., gevonden in het archief te Brugge’ blijft me een raadsel; te meer, daar het derde boek in het handschrift onmiddellijk op het tweede volgt. Aan alle belangstellenden zal hiermede, hoop ik, de geheele toedracht der zaak klaar en duidelijk wezen. Om deze mededeeling niet nutteloos lang te maken, heb ik bij bovenstaande geschiedenis geene bewijsplaatsen gevoegd: al het daar gezegde is ontleend aan eene monographie over de Doctrinale-handschriften, door mij in de jaren 1888-'89 bewerkt. Wellicht heb ik binnen kort gelegenheid het ding in zijn geheel uit te geven. Om te eindigen nog het volgende. In alle catalogi wordt het hier besprokene handschrift gezegd van de 14de eeuw te zijn; alleen Jonckbloet, in zijne inleiding op den Doctrinale, zegt dat het van de 15de eeuw is. Dit laatste alleen is juist: het handschrift dateert uit de zoogenaamde Burgondische periode, en is zeker niet vóór 1450, maar zeer waarschijnlijk tusschen 1470 en 1500 geschreven. Willem de Vreese. Leiden, 7 Augustus 1893.
Ofschoon de schrijftaal van Nederland ook voor Vlaanderen geldt, valt toch niet te ontkennen dat de taal welke de Vlamingen schrijven in menig opzicht nog van de Nederlandsche schrijftaal afwijkt. Zelfs de beste Vlaamsche schrijvers, die zich het meest toeleggen op het vermijden van dialectische uitdrukkingen, schrijven geene bladzijde, waaruit zij door den Noordnederlander niet onmiddelijk als Zuidnederlander worden erkend. Voornamelijk in het gebruik van de partikels bestaat er tusschen Noord en Zuid verschil. Onder de bijwoorden zijn de volgende bijzonderlijk eigen aan de Zuidnederlanders: dan en alsdan (nederl. toen), tot dan toe (nl. tot dien tijd toe), van dan af (nl. van toen af), slechts (nl. eerst), iederwerf (nl. telkens), langs daar (nl. langs dien weg), weeral (nl. alweer, opnieuw); onder de voegwoorden: wanneer (nl. toen), nu dat (nl. nu), zoohaast (nl. zoodra), eens dat, b.v. hij begonnen was (nl. toen hij eens begonnen was). Vooral in het gebruik der voorzetsels is het verschil aanzienlijk. De Zuidnederlander schrijft b.v. mits (nl. behoudens of door), rond (nl. om of omstreeks), bij middel van (nl. door middel van), op weinigen tijd, op eene maand (nl. binnen korten tijd, gedurende eene maand) enz. Overgankelijke werkwoorden worden in Vlaanderen onovergankelijk gebruikt, b.v. versmachten (nl. smoren), aftakelen (nl. laken, berispen), en omgekeerd, b.v. verteederen (nl. week worden). Afscheidbare samengestelde werkwoorden zijn in Vlaanderen dikwijls onafscheidbaar, b.v. overhaalde en aanzag (nl. haalde over, zag aan). Eenige woorden worden met eene andere beteekenis gebruikt, b.v. aanduiden (nl. aanwijzen), afstellen (nl. afzetten), inrichten, b.v. feesten (nl. op touw zetten, organiseeren),; uitroepen (nl. verklaren), aanranden in geschriften (nl. aanvallen) sommige worden bovendien in verband met andere woorden gebruikt' | |
[pagina 220]
| |
b.v. zich aanspannen aan (nl. zich inspannen voor), in beweging stellen (nl. in beweging brengen), zich beproeven (nl. zich oefenen), ergens in gelukken (nl. ergens in slagen). Andere woorden komen voor in ongewonen vorm, b.v. het bijzonderste (nl. het voornaamste), of worden in 't geheel niet gebruikt, b.v. iemand feesten (nl. vieren, verheerlijken), herbeginnen (nl. opnieuw beginnen). opzoekingen (nl. onderzoekingen), plichtig (nl. schuldig), stal (nl. gestalte) enz. Vooral merkwaardig zijn de gallicismen welke de Zuidnederlander gebruikt: letterlijke vertalingen uit het Fransch, b.v. gekend (fr. connu nl. bekend), denken (fr. penser, nl. meenen), smaken (fr. goûter, nl. genieten), houden aan iets (fr. tenir à q.ch., nl. hechten aan iets), prijs hechten (fr. attacher du prix, nl. waarde hechten), zich ergens aan verwachten (fr. s'attendre à q.ch., nl. ergens op rekenen), eene wet stemmen (fr. voter une loi. nl. eene wet aannemen of over eene wet stemmen), ontslag geven (fr. donner sa démission, nl. ontslag nemen of indienen), ik weet niet wat zeggen (fr. que dire, nl. wat te zeggen), om te hebben bijgewoond (fr. pour avoir assisté à, nl. omdat hij bijgewoond had) enz. Bijzonderlijk op het gebied van de voorzetsels zijn de gallicismen talrijk, b.v. onder dit opzicht (fr. sous ce rapport, nl. in dit opzicht), onder dit oogmerk (fr. sous ce point de vue, nl. uit dit oogpunt beschouwd), gelijken aan (fr. ressembler à, nl. gelijken op of naar), onverschillig aan (fr. indifférent à, nl. onverschillig voor), te kort komen aan (fr. manquer à, nl. te kort schieten in), rekening houden van (fr. tenir compte de, nl. rekening houden met) enz. Jan te Winkel: bl. 645 en 646, in het eerste deel van den Grundrisz van H. Paul.
In de Vragen en Wenken van het vorige Belfort-nummer hebben wij ons, schijnt het, aan een paar ‘grove fouten’ bezondigd, bij het aanstippen van een lijstje taalbokjes. Onzen besten dank aan het Volksbelang van 12 Augustus, dat zoo vriendelijk was er ons op te wijzen. Doch van de twee terechtwijzingen kunnen wij slechts met de tweede vrede hebben. Rechtervleugel, inderdaad, moet geschreven worden in één woord, niet in twee. Wat de andere grove fout betreft, ‘de criticus in quaestie’, zegt Volksbelang, had ‘behooren te weten dat barsten of bersten tot hoofdtijden heeft barstte, gebarsten, daarnevens borst, geborsten. Hij geeft slechts de laatste aan, alhoewel het de bijvorm is.’ Wij zijn gelukkig op onze beurt onzen welwillenden doch ietwat ergdenkenden anti-criticus naar Cosijn's Nederl. Spraakl. 7e dr., bl. 93 te mogen verwijzen, waar de vormen bersten, borst, geborsten, door ons opgegeven, wel degelijk als de regelmatige, en barsten, barstte, gebarsten, als bijvormen worden aangestipt. L.S. |
|