Het Belfort. Jaargang 8
(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |||||||||||
Hypnotism.De lezers van ‘Het Belfort’ hebben al dikwijls over hypnotism hooren spreken. Echter zijn er misschien wel eenige die niet goed weten, wat het hypnotism eigenlijk is. Is b.v. het hypnotism natuurlijk? Of gaat het de natuur te buiten? Degenen, welke die belangrijke zaak wat beter zouden willen kennen, stellen wij voor, in 't veld dier wonderbare wetenschap, te zamen een uitstapje te doen.
Rond 1774 was er een Duitsche geneesheer, Mesmer, die het zoogenaamde dierlijk magnetism uitvond. In den beginne bracht het dierlijk magnetism slechts eenige zenuwverschijnselen voort. Maar later verviel het tot eene soort van superstitie, ja zelfs tot tooverij. Om iemand te magnetiseeren, gebruikte men handstreken (passes) of aanrakingen of inblazingen. Soms was een enkele oogslag, of een stellig gebod, of een inwendig bevel, voldoende om het doel te bereiken. Dr Braid van Manchester, die in 't magnetism goed te huis was, ondervond in 1841, dat het mogelijk was eenen staat, die grootelijks aan den magneetslaap gelijkt, voort te brengen, eenvoudiglijk met gedurende 20, 30 minuten een schitterend voorwerp te doen bezien. Aan die nieuwe kunst gaf hij den naam van hypnotism (van 't grieksche υπνος, slaap), 't is te zeggen: de kunst van in slaap te doen. Het hypnotism van onzen tijd is eene mengeling van Mesmerism en Braidism. | |||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||
Beelden wij ons in, dat wij te zamen bij eene slaapvertooning tegenwoordig zijn. Ziehier eenen slaapmeester en iemand van goeden wil die bereid is zich in slaap te laten doen. De meester maakt met de twee handen eenige zonderlinge streken of gebaren (passes magnétiques) boven het hoofd van den goedwillige die gewoonlijk neergezeten is; ofwel doet hem een kwaart uurs, of wat meer, een glinsterend voorwerp bezien of naar den tiktak eener horlogie luisteren; ofwel nijpt eenige oogenblikken op de gewrichten zijner twee handen en slingert dan op 't onverwachts eenen doordringenden blik op hem; ofwel streelt zijn haar of zijn aangezicht met zijne vingeren; ofwel legt zijne warme hand op zijn voorhoofd; ofwel houdt eene verwarmde plaat dicht bij zijn aangezicht; ofwel, als hij met eene hysterieke vrouw te doen heeft, duwt met zijne duimen op de bollen van hare oogen, buiten op de oogschelen; ofwel zegt heel eenvoudig: slaap - en de slaapzucht begint, ten minste bij die personen die voor 't hypnotism vatbaar zijn. Ja, sommige meesters kunnen door zoogezegde gemagnetiseerde voorwerpen, op afstand doen slapen. Er zijn er zelfs die, door een inwendig bevel, op ververwijderde personen, hunne macht met welgelukken kunnen doen gevoelen. Nu wel opgelet. De oogschelen worden zwaarder en zwaarder. De aandacht vermindert; en een onweerstaanbare slaap overmeestert dengene die zich aan den slaapmeester heeft durven toevertrouwen. Maar met eens op 't aangezicht te blazen, is de slaap weg. Met den persoon vlak in de oogen te bezien, komt de slaap bijna oogenblikkelijk terug. Zelfs na verloop van dagen, is het veel gemakkelijker iemand te doen slapen, die reeds geslapen heeft. Gelijk de wandelstok aan den wandelaar toehoort; evenzoo hoort nu de slaper aan den slaapmeester toe. Gelijk de prooi onder de klauwen van het roofdier ligt; zoo kan ook de slaper onder de klauwen van eenen gewetenloozen slaapmeester verdrukt blijven. | |||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||
‘Vooruit!’ roept de meester; en de dienaar gaat. ‘Stil!’; en de dienaar is als aan den grond genageld. ‘Wat is het koud!’ zegt de meester. En de dienaar begint te klappertanden van de koude. Hij sluit zijnen jas goed toe en zet zijnen kraag recht. ‘Oef! wat stikkende hitte!’ gaat de meester voort. En als bij tooverslag springt de ongelukkige van uit Siberië tot op den Evenaar. Hij blaast van de warmte, doet zijnen hoed af en zijnen overjas uit, en waait met zijnen zakdoek om toch maar eenige verfrissching te gevoelen. Als gij dien frisschen jongeling beziet, die zich tegen de nijpende koude, zoowel als tegen de brandende hitte, zoo fel verweert; zoudt gij dan kunnen gelooven, dat een oogenblik voldoende is om die krachtige ledematen om zoo te zeggen gansch lam te maken? En nochtans, pas is b.v. het verbod, van den mond te openen, gegeven, of de sukkelaar zou met den besten wil der wereld de eene lip van de andere niet kunnen trekken. Belieft het den meester dit soort van lamheid op het hoofd, op den arm enz. over te brengen: dat is voor hem een kinderspel. Zoo dient de sul meer dan eens tot vermaak van het publiek. Is het inderdaad niet belachelijk, eenen grooten mensch te zien, die eenen lekkeren appel tot aan zijnen mond kan brengen en onmogelijk er niet kan in bijten? Ofwel, die geenen enkelen stap kan doen over eene lijn welke de meester met krijt getrokken heeft? Ofwel, die zich niet meer kan oprechten van den stoel waar hij op gezeten is? Zoo zult gij, hoe en wanneer het den meester belieft, lam zijn, ongevoelig aan alle pijn en huidprikkeling. Deze of gene uwer spieren zullen ingekrompen worden. Een gedeelte uwer ledematen, of gansch uw lichaam, zal zoo stijf worden gemaakt als eene plank. Het gedommel van een pistoolscheut zult gij niet hooren; | |||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||
en den tik-tak eener horlogie zult gij met moeite kunnen uitstaan.
Dat de eene mensch op den anderen eenen grooten invloed uitoefent: dit weet iedereen. Gij zijt b.v. aan tafel neergezeten; al uwe geburen prijzen de fijnheid en de kostbaarheid van den disch. Gij moogt zoo groot lekkerbek zijn als gij wilt; hun oordeel zal eene zekere werking op 't uwe voortbrengen. Maar toch zal niemand u een glas pompwater doen drinken, met 't gedacht dat gij den fijnsten champagnewijn proeft; of u eenen rauwen appel te eten geven en u doen gelooven, dat gij een lekker gebak aan 't smaken zijt. Dat kan nochtans de slaapmeester, zonder groote inspanning van krachten. En zie, terwijl gij volop aan 't smaken zijt, blaast hij op uw aangezicht. De wonderbare kracht is weg, en gij zijt gansch verwonderd zulk een vreemden kost in uwen mond te hebben. Gij spuwt 't knauwsel uit... en de toeschouwers lachen u uit. Een ander hypnootverschijnsel, dat ook aardig voorkomt, is de bliksbetoovering (fascination). De meester beziet iemand vlak in de oogen, of doet hem de toppen van zijne vingeren bezien. Daarna gaat hij langzaam achteruit, en de dienaar volgt zonder eenen enkelen stond van 's meesters oogen af te wijken. Bukt de mèester zich, de dienaar bukt zich ook. Draait de meester zich plotseling om, onmiddellijk doet hij hem na: zoo bezorgd is hij om 's meesters blik niet te verliezen. Gaat de meester eensklaps vooruit, dan valt de dienaar achteruit gelijk eene plank.
Deze en andere soortgelijke zaken, die om zoo te zeggen in 't oneindige kunnen afgewisseld worden, | |||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||
hooren toe aan 't vroolijk gedeelte van 't hypnotism, dat aan menige toeschouwers zoo aangename stonden heeft verschaft. Maar het hypnotism heeft ook zijnen slechten kant. Want bij 't ontwaken is doorgaans alle geheugen van dien zonderlingen slaap verloren. Gij weet van niets; en nochtans zijn er, tusschen twee haakskens van uw leven, eenige stonden verloopen, die met dieverij, schriftvervalsching, zedeloosheid, ja met broederof vadermoord kunnen besmeurd zijn. Zoo verhalen de Fransche gazetten 't geval eener ongelukkige jufvrouw van goede familie, die in den hypnootslaap op eene laffe manier onteerd wierd. (L'hypnotisme revenu à la mode, par le R.P.J.J. Franco, S.J. Traduit par l'Abbé J. Moreau, bl. 243.)
Ja, de kracht van den slaapmeester is zoo groot, dat hij den mensch allerlei gedachten kan opdringen en hem ingevolge doen handelen. Dezen maakt hij wijs, dat hij een kind; genen, dat hij een ouderling is. Eenen derden doet hij voor Napoleon of voor Dante, ja zelfs voor een hond of een vogel doorgaan. Volgens ieders kennissen of geheugen, wordt de rol min of meer goed gespeeld. Soms wordt de rol zoo trouw vervuld, dat het bijna niet te gelooven is. Dr Karel Richet verhaalt wijd en breed, op welke wijze eene achtbare en christelijke vrouw vijf verschillige staten achtereen doorging: boerin, tooneelspeelsterGa naar voetnoot(1), generaal, priester en gasthuisnon. | |||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||
Al de tooneelen, welke wij tot hiertoe bijgewoond hebben, zijn voorzeker onzer aandacht ten volle weerdig. Toch hebben wij nog niet alles gezien. Zoudt gij kunnen gelooven, dat het hypnotism soms het bevel voert over die lichaamsverrichtingen, die in den gewonen staat van onzen wil gansch onafhankelijk zijn? Welnu Dr Beaunis van Nancy heeft, bij middel van den Marey-sphygmograaf, bij eene vrouw van 47 jaren met zijne eigene oogen gezien, dat, op zijn bevel, hare hertkloppingen naar beliefte in getal vermeerderden of verminderden. In den hypnootslaap zou het zelfs mogelijk zijn de huid op zekere plaatsen te doen rood worden. Men zegt b.v.: als gij wakker wordt, zult gij dáár of dáár eene roode plek krijgen; en de plek komt in der waarheid te voorschijn. Men plakte eens op den rug van iemand die in slaap gedaan was, acht postzegels, en men deed hem gelooven, dat het eene trekplaaster of visicatorie was. De postzegels werden met een verband bedekt, en de persoon goed bewaakt. 's Anderendaags werd alles nagezien, en de postzegels waren aan 't trekken gelijk eene echte visicatorie. Dumontpellier is er toegekomen de lichaamswarmte te doen klimmen of te doen dalen. De afscheidingen van water, zweet, tranen, melk enz. kunnen ook soms merkelijke veranderingen ondergaan. (Le somnambulisme provoqué, in: Revue médicale, afleveringen Mei en Juni, 1886.)
De ingeving op termijn, zoowel als sommige geestes- of lichaamsverminkingen, die na den slaap overblijven, zijn ook heel wonderbaar. De meester heeft u in uwen slaap bevolen dit of dit te vergeten, van deze of gene gewoonte af te zien, aan dees of geen | |||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||
lichaamsdeel lam te zijn, op gestelden dag en op gesteld uur deze of gene handeling te verrichten. Zijt gij een goed hypnootslaper, dan zult gij, tien tegen één, zijn bevel volbrengen, of hij moet u opnieuw in slaap doen en u een tegenovergesteld bevel geven.
‘Kan men iemand op afstand in slaap doen? - Daar heb ik eerst mee gelachen, zegt hoogleeraar Eug. Hubert, Revue Médicale, “Autour du magnétisme”, 1888, bl. 354; maar nu niet meer. Er zijn zaken daar men eerst mee lacht en later bang van is. Mevrouw V. heeft eens te meer bewezen (ik geloof toch niet dat ik in slaap was), dat het onvoorzichtig is iets a priori te loochenen. Wij waren in den hoek van eene groote zaal aan 't praten; in deze zaal en in de naburige zalen was men volop aan 't dansen. Tusschen 't gewemel der dansers door, konden wij soms, op 't einde der naburige zaal, een meisje zien, dat met den rug naar ons gekeerd stond: 't was Mejufvrouw X... die denzelfden avond herhaalde malen in den hypnootslaap was gebracht geweest. Het gedommel van den dans en de stem der muziek waren te krachtig, opdat zij ons stil gesprek zou hebben kunnen hooren; en, langs den anderen kant, had ik fijn opgelet, dat er tusschen Mevrouw en Mejufvrouw geene tooverspiegels geplaatst waren. - Gij beweert, zegde ik, dat gij zelfs van verre over Mejufvrouw X meesteres zijt; kunt gij ze van hier naar ons doen komen? - Zeker; en haar doen doen al wat ik wil. Maar, om alles rechtzinnig te verrichten, zult gij zelf vaststellen wat gij haar wenscht te zien doen. - Ewel dan, Mejufvrouw X zal uwen waaier komen halen, zal twee keeren walzen met dien blonden jongeling die op zijnen elleboog tegen de schouw leunt, en den waaier terugbrengen..... en dan is het wel. | |||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||
- Dat zal oogenblikkelijk gebeuren. - Verschooning, viel ik haar in de rede, ik zal zelf het oogenblik kiezen: hoe meer voorzorgen ik neem, hoe meer weerde de proef zal hebben. - Gelijk gij wilt. - En wij begonnen over andere zaken te klappen. Eenige minuten later, op het oogenblik dat Mejufvrouw X in een druk gesprek gewikkeld was, zei ik aan Mevrouw: nu, als 't u belieft. Zonder een enkel gebaar te maken, schoot Mevrouw V haren blik op Mejufvrouw X die met den rug naar ons gekeerd stond, - en op staanden voet hield de jufvrouw op met klappen, keerde haar om alsof er iemand op haren schouder had geklopt, kwam naar ons toe, en, zonder een woord te spreken of ons te bezien, nam zij den waaier, walste twee maal met den blonden jongeling, en bracht den waaier terug! - Zijt gij nu voldaan? vroeg Mevrouw V? Ik ben verschrikt, Mevrouw; want ik ben zeker, dat zij met dezelfde bereidwilligheid u voor eenen moord, als voor eenen dans, zou gehoorzaamd hebben. Mevrouw V blies op de oogen van Mejufvrouw X. En deze, wakker geschoten, riep met gramschap: Ah! gij hebt mij weer in slaap gedaan! Dat is niet wel! Gij gaat mij belachelijk maken! Om ze te bedaren, moesten wij haar uitleggen, want zij wist er geen woord van, waarom wij zoo gehandeld hadden.’ Kan dus een mensch, zonder zijne toestemming in slaap gedaan worden? De zaak is nog niet geheel en gansch beslist. Het meerendeel toch der geleerden zijn van gevoelen, dat het onmogelijk is, op voorwaarde dat men weigere van de noodige middelen te gebruiken. Zoo zou het lachen een goed middel zijn om den hypnootslaap af te weren. Maar het schijnt eene bewezene zaak te zijn, dat iemand, die reeds geslapen heeft, zijne vrijheid geheel of gedeeltelijk verloren heeft. Een hypnootverschijnsel, dat min of meer met het | |||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||
in slaap doen op afstand verwant is, is de werking op afstand, der geneesmiddelen en vergiften in den hypnootslaap gebruikt. In 't geneeskundig Congres in 1887 te Pavia gehouden, heeft hoogleeraar Cesare Lombroso daar de echtheid van met handen en tanden verdedigd. Is 't hypnotism soms een middel ter genezing van eenige ziekten? Ja: zoo heeft Esdaile, heelmeester der gasthuizen van Calcutta, meer dan 600 pijnlijke heelkundige bewerkingen gedaan, terwijl de lijders in den hypnootslaap gedompeld waren. Degenen, die de proefnemingen van la Salpétrière van nabij hebben gezien, hebben ons reeds lang kennis gegeven van de menigvuldige genezingen die Charcot en zijne leerlingen door 't hypnotism verkregen hebben. Hoofdpijnen, verlammingen, angst, slechte gewoonten van dronkenschap en ontucht, enz.: ziedaar eenige wonden die meer dan ééns door den zalvenden vinger van 't hypnotism zijn genezen geweest. Maar de vinger, die nu geneest, zal morgen misschien de wond openscheuren en vergiftigen. Want meer dan ééns is het ook gebeurd, dat die soort van toovermacht met zenuwachtigheid, met bloedaandrang in 't hoofd, ja met zinneloosheid heeft geslagen. Ja, de toeschouwers zelven zijn niet vrij van alle gevaar. En de slaapmeester op zijne beurt kan door 't hypnotism min of meer benadeeld worden.
Iets buitengewoons ook is de helderziendheid, die anderen ook somnambulism noemen. Een nieuw leven komt het geheugen verfrisschen. De inbeelding wordt met de levendigste kleuren getooid. De gedachten ontspringen als uit eene heldere, onuitputbare fontein. Talen, die gij in jaren niet meer gesproken hebt, komen van uwe lippen afgerold. Plaatsen, die | |||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||
gij sedert lang niet meer bezocht hebt, zult gij beschrijven alsof gij ze levendig vóór uwe oogen zaagt liggen. Ja zelfs kunt gij misschien in de toekomst lezen en elkeen door echte voorzeggingen met verbazing slaan. Als wij nog eenen stap verder gaan, zijn wij misschien geheel en al de tooverwereld in. Ziehier eenen slaapwandelaar die talen spreekt, welke hij nooit geleerd heeft; die met het achterhoofd ziet of met de knie hoort; die nooit de geneeskunde heeft geleerd en die toch den besten geneesheer, in 't uitleggen van ziekten en 't voorschrijven van de noodige geneesmiddelen, rood van schaamte zou doen worden; die gebeurtenissen ziet. welke honderden uren van hier voorvallen; en die de geheimste gedachten van den mensch kan doordringen.
Wat al tafereelen zijn er in die slaapvertooning niet vóór onze oogen gerezen! Zijn die tafereelen wel natuurlijk? 't Is hetgeen wij zoo onpartijdig mogelijk gaan onderzoeken. | |||||||||||
Natuurlijke uitlegging.De hypnootverschijnselen kunnen tot twee soorten gebracht worden: A) Gewone verschijnselen of verschijnselen van leegeren graad; B) Buitengewone verschijnselen of verschijnselen van hoogeren graad. | |||||||||||
A) Gewone verschijnselenGa naar voetnoot(1).De gewone verschijnselen, 't is te zeggen: de slaap, | |||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||
de staat van ingeving, de lamheid, de ledenstijving, en al wat er betrek mede heeft: al die verschijnselen, worden door eene natuurlijke oorzaak voortgebracht; allen, of toch bijna allen, hebben huns gelijken, 't zij bij gezonde, 't zij bij zieke menschen. Zij schijnen dan ook in niets met de natuur strijdig te zijn. 't Is gelijk hoe iemand in slaap wordt gedaan, 't komt bijna altijd hier op neer: ééne en dezelfde indruk wordt hem herhaalde malen, tot slapens toe, gegeven. De inbeelding van dengene, die zich in slaap laat doen en die zich op buitengewone zaken verwacht, speelt hier voorzeker eenen grooten rol. Zoo verstaat men gemakkelijk, dat iemand op verren afstand, door zoogezegde gemagnetiseerde voorwerpen, met welgelukken kan in slaap gedaan worden. Dat is geene uitlegging, zal iemand opwerpen. Maar wie heeft tot hiertoe den natuurlijken, gewoonlijken slaap uitgelegd? Waarom geraakt het wichtje, door 't over en weer stooten der wieg, in de rust? Waarom wordt het door moeders liedje in slaap gesust? Wie zal hier op eene buitennatuurlijke kracht denken? Een magneetslaper is zijnen eigen wil kwijt. 't Gevoelen is niet weggenomen; maar dit gevoelen wordt niet meer ontleed en brengt geene vrijwillige beweging meer voort. De ondergeschikte krachten alleen, de bewerkingen van minderen rang, die, gelijk een machien, van zelf afgaan, zijn ongeschonden gebleven. Welnu de slaapmeester, dat is de hoofdzaak, de eenigste bekommernis van den slaper. Evenzoo slaapt de moeder nevens de wieg van haren zuigeling: de ratelende donder kan hare rust niet storen; maar 't fijne stemmeken van haar wichtje rukt ze terstond uit haren slaap. Zoo komt gij ook slapers tegen, die aan eene kennis zullen antwoorden en op de vragen van vreemde menschen 't antwoord zullen schuldig blijven. Zoo omtrent was ook de slaapwandelaar Castelli | |||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||
die eene keers ontstak om te schrijven. Men had schoon andere keersen te doen branden; van 't oogenbllk dat zijne keers uitgeblazen wierd, dacht hij in den donkere te zijn en ging hij op den tast vooruit om zijne keers terug te ontsteken. Honderden keeren hebt gij bemerkt, hoe de kinderen alles naäpen wat de groote menschen doen. De magneetslaper is hier aan het kind gelijk. Vrijwillig redeneeren, een eigenaardig gedacht ontleden, dat gaat moeilijk; maar iets nabootsen en dan op die nagebootste handeling 't verstand, gelijk een blind werktuig, laten voortwerken, dat lijdt geenen last. Lemoine vertelt, dat een officier van het zeewezen, die luidop droomde, zeer dikwijls door zijne makkers voor den gek gehouden werd; zij deden hem gelooven, dat hij deze of gene persoon was; en al deze rollen nam hij zeer gewillig aan. Zoo deden zij hem eens droomen, dat hij in 't water sprong om iemand te redden; hij sprong op de plank zijner kamer en wierd van den schok wakker. Eenen anderen keer moest hij in tweegevecht gaan. Twist, uitdaging, enz.: al de tafereelen van het tweegevecht wierden opgehangen. Hij kreeg een pistool in de hand, schoot.... en ontwaakte door de ontploffing. Hebben wij hier den sleutel niet van al die wonderbare verschijnselen der ingeving die, bij 't eerste gezicht, in den hypnootslaap zoo wonderbaar voorkomen? Ja, zelfs als wij geheel en al wakker zijn, staan wij aan zinsbegoochelingen blootgesteld. Zoo zult gij aan 't eten licht eenen smaak vinden, als anderen u daar 't gedacht van ingeven. Maar, wakker zijnde, hebben wij ons oordeel, ons geweten en onze zintuigen, om aan die bedriegelijke ingeving te wederstaan; terwijl een magneetslaper van dit alles ontbloot is en onwetens handelt volgens de gedachten die hem ingegeven zijn. Meer dan ééns is het gebeurd, dat verstandige menschen op hunne wandeling eenen vriend tegenkwa- | |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
men en hem groetten zonder hem te erkennen. Het beeld van den vriend was, door het netvlies der oogen, in de hersenen gekomen en had daar, zonder vrijwillige medewerking, eene handeling verwekt, die gewoonlijk aan 't afbeeldsel van een vriend verbonden is. Iets dat in de oogen van vele menschen wonder voorkomt, 't is dat de magneetslaper ongevoelig is voor de pijn. Maar die ongevoeligheid voor de pijn komt men ook in den chloroformslaap en in verschillige ziekten tegen. Bij zinneloozen b.v. is het een alledaagsch verschijnsel. De ledenstijving is eene welgekende ziekte die zonder hypnotism bestaat. De stoornissen der hertkloppingen, de veranderingen der lichaamswarmte, de werking der postzegels die blazen trekken: dit alles is moeilijker om uit te leggen. Wie weet of later dergelijke verschijnselen ook niet in de eene of andere zenuwziekte zullen gevonden worden? Maar hoe kan men natuurlijker wijze de ingeving op termijn verstaan? De meester spreekt zijnen dienaar in dezer voege aan: ‘ik zal u weldra wakker maken; maar op dien dag, op dit uur, valt gij weer terug onder mijne macht, en dan zult gij deze of gene handeling begaan.’ Dit bevel klinkt in de ooren van dien mensch en wordt door het geheugen in de hersenen neergelegd en bewaard. Terug wakker geblazen, weet hij van niets meer; maar niettemin ligt het bevel in de hersenen goed opgesloten en zullen ondergeschikte krachten op tijd en stond dit bevel vóór zijnen geest kunnen terugbrengen. Is het u nooit gebeurd, in 't begin eener wandeling te zeggen: ‘ik ga daarhenen’ al wandelende geraakt gij aan 't denken of aan 't droomen en... het doel uwer wandeling is gansch vergeten... Toch niet; want, straat in, straat uit, nu op effen, dan op ongelijken weg, volgt gij, zonder het te weten, de kortste baan om tot uw doel te geraken. Hoe komt dat? 't Order | |||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||
was gegeven. 't Edelste gedeelte van uwen geest was op hoogere zaken aan 't werken; maar de krachten van minderen rang hadden het bevel ter wandeling niet vergeten en, als trouwe dienstmaagden, hadden zij alles op zijn beste ten uitvoer gebracht. Maar hoe kan het bevel van den slaapmeester nu juist op dag en uur volbracht worden? Waarschijnlijk door eene bewerking gelijk die hersenenbewerking welke aan sommige menschen het middel geeft van op klokslag wakker te worden. Kan men de geestes- of lichaamsverminkingen, die iemand na den magneetslaap bijblijven, ook nog natuurlijker wijze uitleggen? Ja, zulke persoon is niet geheel en gansch wakker; hij slaapt nog, ten minste gedeeltelijk. Maar de meester zelf heeft zijne macht afgestaan. 't Verbond tusschen beiden kan slechts door een nieuw verbond gebroken worden. Welnu dit kan niet gebeuren dan in eenen nieuwen, volledigen slaap, in denwelken de meester zijnen volledigen invloed terugkrijgt en ook de wetten kan verbreken die hij zelf gemaakt heeft. Ziedaar wat de wetenschap over de gewone hypnootverschijnselen zoo al bijzonders te verklaren heeft. Ware er nochtans iemand die ons zou verwijten, van niets degelijks in te brengen en slechts op vergelijkingen en veronderstellingen voort te gaan; wij zouden hem, met Hoogleeraar Eug. Hubert, de volgende vragen toesturen: Weet gij waarom de welsprekendheid de aanhoorders medesleept? Door de verhevenheid der gedachten of de kracht der redeneering misschien? Hoe komt het dan, dat sommige sprekers, met holklinkende woorden, de zielen der aanhoorders kunnen begeesteren, terwijl anderen met de schoonste redevoeringen den mensch in slaap zouden doen? Waar zit de kracht dergenen die leeuwen en tijgers kunnen temmen? Waarom is het voorbeeld aanstekelijk? en de gewoonte een echte dwingeland? | |||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||
Wat is de vreesachtigheid die soms onze kostbaarste gaven verlamt? Waarom kunnen het serpent, de sperwer en andere roofdieren hunne prooi met eenen enkelen blik als aan den grond vastnagelen? Wat is de liefde? Waarom heeft de Schepper aan de vrouw de schoonheid en de bevalligheid gegeven? Zou het soms niet zijn om 's mans wil aan te lokken, te overwinnen en onder haar juk te brengen? om 's mans oogen door bekoorlijke visioenen te begoochelen, zijne ooren door verrukkende tonen te streelen en hem alzoo in haar toovernet te vangen? 't Is niet zonder reden dat er gezegd is: ‘Averte oculus a muliere formosa - trek uw gezicht van de schoone vrouw af.’ 't Is niet zonder reden dat de ouden aan de liefde de zinneloosheid voor gids hadden gegeven. En dat is nochtans de groote keizerin, die van 't begin der wereld tot op onze dagen toe, den scepter over 't menschdom heeft gezwaaid! | |||||||||||
B) Buitengewone verschijnselen.Zal het natuurlijk licht, dat wij gebruikt hebben om de verschijnselen van leegeren graad met eene zekere klaarte te omstralen, ook nog kunnen dienstig zijn om de verschijnselen van hoogeren graad op te helderen? Laat ons de zaak eens goed nazien. In den natuurlijken slaap neemt 's menschen verstand zijne vlucht ook soms veel hooger dan in den gewonen staat, en doen wij soms voorzeggingen die naderhand bijna letterlijk uitvalllen. Ook mogen wij niet te gemakkelijk den spot drijven met de ouden die aan de voorzeggingen der droomen geloof hechtten. Het gebeurt, dat iemand in zijnen slaap een geestesgewrocht afwerkt, dat hij wakker zijnde te vergeefs tot een goed einde had willen brengen. 't Was immers in zijnen slaap dat Tartini zijne beroemde duivelssonate te hooren kreeg, nadat hij wakker zijnde | |||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||
vruchteloos zijn talent had op de proef gezet; en 't is volgens het geheugen van zijnen droom dat hij het groote meesterstuk opgesteld heeft? In den slaap wordt dikwijls aan 't geheugen zoodanig eene kracht gegeven, dat beelden, die wij sedert jaren vergeten hebben, opnieuw vóór den geest oprijzen. Wij kennen eene juffrouw die twee levensstaten heeft. In haren tweeden staat, die haar gewoonlijke staat is geworden, hoort en schrijft zij beter dan in den eersten staat en kan zij schoon steekwerk doen, iets waar zij vroeger niet toe bekwaam was. In de slaapwandelziekte zien wij ook soms het verstand tot eene bijna ongelooflijke volmaaktheid verheven. De Eerweerde Heer Barthelémy heeft eenen leerling gehad, die maar klein van verstand was, en door de slaapwandelziekte wierd aangetast, niet alleen wanneer hij sliep, maar ook als hij wakker was. Viel het nu, dat hij zijne kwaal tusschen eene compositie kreeg, dan werkte hij met zooveel vernuft, dat al zijne medeleerlingen voor hem de vlag moesten strijken. Iets dat moeilijker om uit te leggen is, 't is dat sommige magneetslapers door ondoorschijnende voorwerpen kunnen zien. Is zulks nochtans geheel en gansch buitennatuurlijk? Vele voorwerpen, welke wij ondoorschijnend noemen, de oogschelen b.v., laten toch zekere lichttrillingen door; edoch deze trillingen zijn niet krachtig genoeg om op 't netvlies onzer oogen een duidelijk afbeeldsel voort te brengen. Maar in den magneetslaap is de werking der zintuigen soms tot eene hooge volmaaktheid gebracht. Het zou dus kunnen zijn, dat sommige menschen door ondoorschijnende voorwerpen, en bijzonder door hunne oogschelen, min of meer duidelijk zien. Dit gezicht door ondoorschijnende voorwerpen kan overigens nog op eene andere manier uitgelegd worden, met b.v. aan te nemen, dat niet iedereen met dezelfde lichtstralen ziet. | |||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||
Hoever nu zou een mensch kunnen zien? Wij hebben schoon te veronderstellen, dat het gezicht versterkt, verhonderdvoudigd wordt; er is, volgens de physiologische leer, een grenspaal die nooit kan overschreden worden. Er komt een oogenblik dat het afbeeldsel van verafgelegene voorwerpen zoo klein is, dat het op minder dan drij der microscopieke gezichtsbestanddeelen van het netvlies valt, 't is te zeggen op minder dan drij netvlieskegeltjes - of stokjes, en niet meer als onderscheiden punt kan ontleed worden. Welk oordeel moeten wij, over 't in slaap doen op afstand, vellen? Tot in de laatste jaren wierd de echtheid der zaak door velen geloochend. Het feit, waar hoogleeraar Eug. Hubert getuige is van geweest, en meer andere soortgelijke feiten, nemen desaangaande allen twijfel weg. Is het natuurlijk of buitennatuurlijk? Ten voordeele der natuurlijke uitlegging zou er kunnen ingebracht worden: 1o Dat de proef slechts lukt bij zenuwachtige, ja hysterieke personen, of bij diegenen die reeds verscheidene malen in den hypnootslaap gebracht geweest en door 't hypnotism in gansch hun lichaam doortrokken zijn; 2o Dat de hypnotiseering op afstand, in 't voorbeeld van hoogleeraar Eug. Hubert, zoo innig aan de gewone hypnotiseering verbonden is, dat men genegen is van te zeggen: indien α, β, γ enz. natuurlijk zijn, dan moet ω het ook wezen. Maar naast eenige beweegredenen die de wetenschap kan voordragen, wat al andere overdenkingen die alle natuurlijke uitlegging zoo goed als den kop inslaan! Hoe is het toch mogelijk, dat die jufvrouw, die met den rug naar de slaapmeesteres gekeerd was, die niets gezien, niets gehoord had, die op geenerlei manier van 's hoogleeraars bevel kennis had; dat zij, op eenen afstand van verscheidene meters, tengevolge van eenen enkelen blik van Mevrouw X, dien zij niet in het oog krijgt, haar oogenblikkelijk omkeert alsof er iemand op | |||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||
haren schouder had geklopt, en letterlijk het afgesproken bevel ten uitvoer brengt? Misschien is er hier niets dan natuurlijke kracht in 't spel. Echter is het heel goed te verstaan, dat er ernstige menschen zijn die de hypnotiseering op afstand, zoo gelijk wij ze hier bedoelen, als zeer verdacht aanzien. De werking der geneesmiddelen op afstand is dezelfde voorbehouding weerdig. Wij verstaan gemakkelijker, dat niemand tegen wil en dank kan in slaap gedaan worden, als men maar weigert, van de middelen daartoe noodig, te gebruiken; maar dat men zijne vrijheid gedeeltelijk verloren heeft van 't oogenblik dat men ééns geslapen heeft. Evenzoo is het in den natuurlijken staat zeer moeilijk een verloren invloed terug te krijgen; en hebt gij ééns voor iemand gebeefd, het is te betwijfelen of gij nog wel ooit aan zijn meesterschap volkomen zult ontsnappen. De zondaar, die de naaste gelegenheden van zonde niet vlucht, is bijna zeker van te hervallen.
Nu zijn wij op den uitersten grenspaal van de natuur gekomen. Is er waarlijk iemand die gansch onbekende talen spreekt; die de geneeskunde nooit heeft bestudeerd, en toch als een ware geneesheer, ja nog beter, en zonder onderzoek, den aard der ziekten vaststelt en de behoorlijke geneesmiddelen voorschrijft; die gebeurtenissen ziet, welke op honderden uren afstand voorvallen; die met de vingeren riekt, met den elleboog smaakt, met de knieën hoort, met het achterhoofd of met den opperbuik ziet; die de geheimste gedachten van zijnen evenmensch doordringt; die de toekomende dingen, voor alle menschelijke wetenschap onvatbaar, kan voorzien en met zekerheid kan voorzeggen: als dit alles geene kwakzalverij, geene oogverblinding is, dan is hier eene kracht aanwezig, die de natuur te buiten gaat. | |||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||
Buitennatuurlijke uitlegging.Wij hebben tot hiertoe 't woord gelaten aan degenen die, eenige zaken uitgezonderd, al de hypnootverschijnselen door de natuur willen uitleggen. Nu gaan wij de bewijsredenen voordragen van degenen die geheel 't hypnotism als buitennatuurlijk aanzien, of ter nauwernood eenige zeer eenvoudige hypnootverschijnselen als natuurlijk zouden willen aannemen. Aan het hoofd dezer school staat een zeer geleerde Jezuïet, Pater Franco, die onlangs een boek van 379 bladzijden, getiteld: L'hypnotisme revenu à la mode, heeft uitgegeven, om zijne zienswijze aan de geleerde en aan de katholieke wereld ter overdenking en ter bespreking aan te bieden. Wij gaan den beknopten inhoud van dit werk mededeelen. De hypnootslaap is zeker eene ziekte: de geleerdste geneesheeren bekennen het volmondig; en iedereen ziet het. Maar is het eene ziekte alleen, en niets anders? Dit is de vraag. Laat ons eerst die ziekte in hare oorzaken onderzoeken. De uitlegging der objectivisten die alles aan den magneetstroom toeschrijven, is van geener weerde. De subjectivisten beweren, dat de magneetverschijnselen uit de inbeelding van den slaper voortspruiten, met of zonder behulp van den slaapmeester, en met of zonder behulp van eene bijzondere voorbeschikking. Zij staven hun gedacht op het autohypnotism, 't is te zeggen op de kunst die sommige menschen bezitten van hun eigen in slaap te doen. Maar de slaper brengt niets anders dan zijne toestemming in 't spel. Welnu eene toelating is geene physische oorzaak van physische uitwerksels; zoo veel te meer dat menigeen zonder zijne toestemming is in slaap gedaan en dat zoovele menschen in hunnen natuurlijken slaap door den magneetslaap zijn verrast geworden. | |||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||
Maar als de hypnootstaat noch van den magneetstroom noch van de inbeelding des slapers voortkomt, ligt zijne oorzaak niet in de hypnogenesis zelve, 't is te zeggen in hetgeen men doet om iemand in slaap te krijgen? Neen; vermits de hypnogenesis niet éénvoudig maar honderdvoudig is, of, klaarder gesproken, vermits de magneet- of hypnootslaap, sedert Mesner tot op onze dagen, op honderd verschillige manieren is voortgebracht geweest. Daarbij, is de hypnogenesis de oorzaak van den kunstslaap, dan moet er verhouding tusschen de oorzaak en 't uitwerksel zijn. Welnu, eenvoudig met iemand een blinkend voorwerp te laten bezien; of met eenige zonderlinge handstreken over hem te doen; of met hem eene gemagnetiseerde visietkaart te sturen; of zelfs met een inwendig bevel alleen; zou men dien mensch met lamheid, met ledenstijving enz. kunnen slaan? hem doof, blind, kreupel, ja zinneloos doen worden? Zit er soms niet meer kracht in de bliksbetoovering (la fascination)? Zal men hier nog kunnen beweren, dat die scherpe, doordringende blik, die 't zenuwgestel tot in zijne kleinste vezeltjes van aandoening doet trillen, dat die blik niet voldoende is om de magneetverschijnselen te doen ontstaan? Ja; alles wel ingezien, wat steekt er in dien tooverblik? Dat het gezicht van een nakend en onvermijdelijk gevaar den mensch met lamheid kan slaan, zijne rede verdooven en zijne spieren werkeloos maken, dat nemen wij aan. Maar dat de eerste de beste kwakzalver, waar niemand uitstaans mede heeft, niet alleen hysterieke vrouwen en sullen van menschen, maar groote en sterkgebouwde mannen, studenten, gazetschrijvers, geleerden, edellieden, hoogleeraars, soldaten en officiers met zijne blikken zou kunnen betooveren, vloekt dat niet met het gezond oordeel? Maar, zal iemand opwerpen, zijn de hypnootslapers geene menschen die tot zenuwziekte waren voorbeschikt? Is het soms niet genoeg een klepken open te trekken, | |||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||
om eene groote overstrooming voort te brengen? Ziet men niet dagelijks, dat het draaien met een handvat eenen trein van zestig wagens kan in beweging brengen? Ja, op voorwaarde dat achter het klepken eene groote massa water bijeenvergaderd is. Ja, op voorwaarde dat er in de stoomkamer stoom genoeg is om met voldoende drukking op 't machien te werken. Maar waar zult gij bij een hypnootslaper iets dergelijks vinden? Vooreerst, om hooger aangehaalde redenen, kan de manier om iemand in slaap te doen het klepken der voorbeschiktheid niet wegtrekken. Voeg daarbij, dat die voorbeschiktheid zeker niet bij elken mensch bestaat. Zij kan bestaan bij zinneloozen, hysterieken of menschen van denzelfden aard. Maar iedereen is toch niet zinneloos of niet hysteriek; en nochtans kan bijna iedereen in den magneetslaap gebracht worden. Dus is de hypnoot- of magneetslaap eene ziekte zonder oorzaak
Zelfde moeilijkheid voor de teekenen dier zonderlinge ziekte:
Want de ingeving is immers geene physische oorzaak. En ware zij het, dan zou zij noodzakelijk moeten werken, daar waar zij aangewend wordt. Welnu al de toeschouwers gelijk vermogen niets: en een Hanssen, een Donato, een Zanardelli alleen doet al wat hij wil. Daarbij nog, terwijl bij de slaapwandelaars eene ingegevene geesteswerking onzeker en onvolmaakt is, gebeurt hier alles op maat en als bij tooverslag. Eveneens is het onmogelijk de ingeving op termijn en de bijblijvende geestes- of lichaamsverminkingen met de natuur overeen te brengen. Bijgevolg zijn er in de teekenen der magneetziekte | |||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||
vele zaken die ons met reden doen twijfelen, of die eigenaardige ziekte wel van de natuur alleen voortkomt, of er soms niet 't een of 't ander mee vermengd is, dat de krachten der natuur te buiten gaat.
Dit besluit is zooveel te redelijker dat ook de genezing der ziekte een gansch buitengewonen gang bezit. Gij zijt lam, doof, blind, zinneloos enz.; de meester blaast op uw aangezicht..... en gij zijt volkomen genezen.
Al steekt er in al de magneetverschijnselen iets buitennatuurlijks in, toch zijn niet allen even slecht, even goddeloos. De goddelooste zijn:
Van God kunnen die buitennatuurlijke hynootzaken niet komen; want zou de H. Geest op 't bevel van eenen geneesheer, of van den eerste den beste, die soms een groote vijand van God kan zijn, zijne Alwetendheid gebruiken om iemands geheimste gedachten te veropenbaren? om onbekende talen te doen spreken? om verholene dingen te doen terugvinden? om iemand zonder studie tot een geleerd geneesheer te volmaken? of om toekomende dingen te voorzeggen? Dus komen die wondere zaken van den duivel, die uit hoofde zijner oorspronkelijke natuur, daar macht genoeg toe bezit.
Er is eene tweede soort van magneetverschijnselen die om zoo te zeggen aan de eerste klas gelijk zijn, | |||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||
maar toch niet, zoo zeker als de eerste, van den duivel voortkomen, te weten:
Sommige geestestoestanden verraden ook hunnen oorsprong zoo duidelijk dat alle misgreep onmogelijk is. De vrouw, waar vroeger (bl. 149) spraak is van geweest, is er een klaar bewijs van.
Zijn de aangehaalde verschijnselen slecht en goddeloos, al de hypnootverschijnselen, zelfs de eenvoudigste, komen zeer verdacht voor. Dit wel om verscheidene redenen:
| |||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||
Immers de duivelen zijn afgevallene engelen, van alle genade onbloot maar toch nog met hunne oorspronkelijke natuur begaafd, die, voor zooveel God het hun toelaat, wondere dingen kunnen voortbrengen en den mensch groote schade veroorzaken. Maar hoe komt de mensch nu met den duivel in betrekking? Zulks gebeurt door een verbond tusschen beiden. In 't verbond wordt er een teeken bepaald. Telken male dat dit teeken gesteld wordt, komt de duivel den mensch ter hulp om buitennatuurlijke zaken voort te brengen. Geen enkele geleerde weet te zeggen hoe het komt, dat iemand nu eens zóó, en dan weer zóó, in slaap wordt gedaan. Welnu al die verschillige, zonderlinge manieren, dat zijn teekenen van het duivelsverbond. Wie heeft dat verbond aangegaan? Was het Mesmer? of een zijner meesters? 't Is gelijk wie: eens het | |||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||
verbond aangegaan, is het voldoende, dat het teeken gesteld worde, om den duivel te doen komen. Welnu dat teeken bestaat van 't oogenblik dat iemand aan eene oorzaak zonder kracht, gelijk b.v. het bezien van een schitterend voorwerp, uitwerksels vraagt welke met die oorzaak hoegenaamd geene verhouding hebben. En al is de slaapmeester de deftigste mensch der wereld, toch kan het met Gods toelating gebeuren, dat het afgesproken teeken de afgesprokene uitwerksels voortbrenge. 't Besluit is het volgende: Zonder tusschenkomst des duivels, kan niemand 't hypnotism uitleggen. Met den duivel, wordt alles klaar en verstaanbaar gemaakt. Dus moet de hypothesis als waarheid aanschouwd worden.
Ziedaar dus, nopens de oorzaken van 't hypnotism, twee gansch tegenstrijdige gedachten. Welk is nu ons gedacht? Naar ons inzien kunnen sommige feiten van hoogeren graad niet natuurlijk uitgelegd worden. Iemands gedachten zonder uitwendige teekenen kennen; onbekende talen spreken; volmaakt geneesheer zijn zonder het ooit geleerd te hebben; feiten, die op honderden uren afstand gebeuren, zien en in al hunne bijzonderheden beschrijven; toekomende dingen, die buiten het bereik der wetenschap vallen, met zekerheid kennen, en andere soortgelijke verschijnselen: dit alles gaat de krachten den natuur te buiten. De verplaatsing der zintuigen komt ons ook zeer verdacht voor. Het zien door ondoorschijnende voorwerpen zou men ter nauwernood nog kunnen verstaan, volgens de natuurlijke uitlegging waar wij vroeger gewag van gemaakt hebben. 't Hypnotiseeren op verren afstand, vooral wanneer de slaper buiten 't bereik van 's meesters oogen is, | |||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||
schijnt ons tot hiertoe niet gemakkelijk voor eene natuurlijke uitlegging vatbaar. Nog minder vrede hebben wij met de werking der geneesmiddelen op afstand. Mag men aannemen, dat het eenvoudig hypnotism niets buitennatuurlijks bevat, dan zouden wij de ingeving op termijn en de bijblijvende geestes- of lichaamsverminkingen ook nog als natuurlijk kunnen aanzien. De vijf staten der vrouw X (zie bl. 149) kunnen ons dunkens ook tot de natuur teruggebracht worden; wel te begrijpen, als 't bevel door woorden of uitwendige teekenen is gegeven geweest. Als tooneelspeelster heeft vrouw X aan hare christene gevoelens geene eer aangedaan; maar in den natuurlijken slaap is 's menschen inbeelding ook dikwijls in onbe tamelijke zaken verward; en bij zinneloozen, waar de vrije wil ontbreekt, wordt de zedelijke weerdigheid ook dikwijls met de voeten getrapt. Al de andere magneetverschijnselen, die bij gezonde of zieke menschen huns gelijken hebben, zouden wij niet zoo licht aan den duivel durven toeschrijven. Nochtans hechten wij geen geloof aan den magneetstroom; de hypnootslaap is anderszins genoeg te begrijpen. Wij vinden ook niets buitennatuurlijks in de schijnbare tegenstelling tusschen de onderscheidenheid der hypnogenesis en de eenheid van het uitwerksel. Want brengen het ijs en de warmte, met ons lichaam in onmiddellijke aanraking gesteld, niet omtrent hetzelfde voort? Kan de hoofdpijn niet voortkomen van gebrek aan bloed in de hersenen, zoowel als van overtolligheid van bloed? Kan de vasten, zoowel als de overdaad, de maag niet ontstellen? Maar waar is de verhouding tusschen de oorzaak en het uitwerksel? Maar waar is de verhouding tusschen oorzaak en uitwerksel, in den natuurlijken slaap? in de welsprekendheid? in 't voorbeeld? in de gewoonte? in de vreesachtigheid? in het temmen van leeuwen en tijgers? in de bliksbetoovering der serpenten? in de | |||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||
liefde? ‘Als de hypnogenesis de oorzaak van den hypnootslaap is, zegt P. Franco, waarom dan ontstaan de uitwerksels niet bij elke werking der oorzaak?’ Komen wij soortgelijke toestanden niet dagelijks in de liefde tegen? Een jongeling ontmoet verschillige jufvrouwen die door hunne schoonheid, door hun karakter, door hunne deugd, zijne achting volkomen weerdig zijn. En nochtans is er maar ééne die zijnen wil in slaap kan doen en zijn hert aan boeien leggen. Al de liefelijke Evas dochters te gelijk liepen te vergeefs tegen dit jongelingshert storm... En zij alleen... zij betoovert en zij vangt dezen jongeling die haar had bezien en aanhoord. De jufvrouw met hare twee staten, waar wij reeds een woord van gerept hebben (bl. 160), gaat van den tweeden staat in den eersten op het bevel van personen in dewelke zij vertrouwen heeft. Het is ons meermaals gebeurd haar met klem te zeggen ‘toe drink eens, toe drink eens’, om bijna aanstonds bij haar eenen aanval van moederkwaal te verwekken, wiens ten gevolge zij in eenen gansch anderen staat inging. In dezen nieuwen staat kon zij drinken en niet klappen; terwijl zij in den anderen staat klappen kon maar niet drinken. En nu herinnerde zij zich al hetgeen vroeger in denzelfden staat gebeurd was. Deze staat, in dewelke die jufvrouw ten uiterste gelukkig was, al kon zij niet spreken, ging na weinige minuten van zelf over. Was hier de oorzaak in verhouding met het uitwerksel? Was er in de woorden: ‘drink eens’, kracht genoeg om stuiptrekking, lamheid, geestesverandering voort te brengen? Kwam deze ziekte ook niet, omtrent gelijk de hypnootziekte, als eene bom uit de lucht gevallen? Zoowel als bij deze jufvrouw niet iedereen er in gelukt, zelfs hare moeder niet, noch honderden menschen te gelijk, om den nieuwen staat voort te brengen: evenzoo in 't hypnotism, kan de invloed van den eerste den beste, en de invloed van alle toeschouwers gelijk, niet bekomen hetgeen de slaap- | |||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||
meester alleen met een enkel woord vermag. En zoowel als de verschijnselen van den nieuwen staat van den wil van sommige personen afhankelijk zijn: eveneens in 't hypnotism kunnen de handelingen van den slaper van 's meesters wil afhangen. Maar, zou P. Franco kunnen inbrengen, die jufvrouw is eene hysterieke, dus aan alle soorten van zenuwcrissen blootgesteld. 't Is waar; maar is P. Franco wel zeker, dat de hypnootslapers niet omtrent in 't zelfde geval zijn? Iedereen, die met de zaak bekend is, weet genoeg, hoe moeilijk het soms is iemand van den eersten keer te doen slapen: 15, 20, 30 minuten, ja soms dagen zijn er noodig om het gewenschte doel te bereiken. In andere woorden: er zijn, den eersten keer ten minste, 15, 20, 30 minuten en meer vandoen, om genoegzaam water bijeen te brengen, om aan den stoom eene voldoende drukking te geven. Maar eens tot dat punt gekomen, hoeft men slechts het klepken weg te schuiven of met het handvat te draaien, om 't water te doen overloopen of den trein te doen vooruitgaan. Maar schuif het klepken terug toe of snijd den stoom af; en alles komt weer terug in order. Eveneens, als de meester blaast, is de slaap verdwenen. De verandering van den eenen staat in den anderen gebeurt wel op minder tijd dan er noodig is om eenen trein te doen stoppen; maar toch is het ook niet waar, dat hier alles en altijd bij tooverslag gebeurt. Daarbij hoevele menschen zijn er niet die uren lang de gevolgen der hypnosis in hun lichaam gewaar worden? Eene laatste opwerping: hoe kan het hypnotism natuurlijk zijn, als de boom, hooger magnetism of spiritism, waar het hypnotism een tak of eene vrucht van is, van den duivel voortkomt? Men kent immers den boom aan zijne vruchten, en de vruchten aan den boom? Maar is 't hypnotism wel degelijk een tak van 't magneto-spiritism? Ware het bewezen, dan valt er | |||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||
nog te bewijzen, dat eene oorzaak, die ééns slecht is, altijd en overal, zelfs wanneer er haar goede oorzaken toegevoegd worden, een slecht uitwerksel moet hebben. Kan een slechte vader geenen deugdzamen zoon voortbrengen? Kan eene en dezelfde handeling niet slecht of goed zijn, volgens dat zij door dezen of genen persoon wordt daargesteld? Kan op een slechten boom geen goede tak geënt worden, waar beste vruchten zullen op gewonnen worden? Kan de hypnogenesis, door goede inzichten bestuurd, geene enkel natuurlijke uitwerksels hebben; terwijl de hypnogenesis, door slechte inzichten bewerkstelligd en met wij weten niet welke duivelsche handelingen gemengeld, duivelsche werken zou voortbrengen? Hieruit besluiten wij, dat het eenvoudig magnetism, 't is te zeggen het gewoon hypnotism, uit zich zelve niet slecht isGa naar voetnoot(1). J. Van Campen. |
|