| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Christoffel Colomb. - Pater Joannes Forest. - Onlangs zijn bij den uitgever Siffer deze twee verdienstvolle werken verschenen.
Het eerste draagt voor titel: Christoffel Colomb. Hier heeft de E.P. Ildefons, Recollect van het klooster te Lokeren, op eene bondige wijze verzameld al wat er ooit merkwaardigs geschreven is nopens den beroemden Wereldontdekker: hij doet vooral uitschijnen de verhevene en edelmoedige inzichten van Colombus in de opzoeking eener nieuwe wereld, te weten: millioenen onbeschaafde heidenen tot het ware Geloof bekeeren, met nieuwe krijgsmachten de aanhangers
van Mahomet verdrijven van het H. Graf van O.H.J.C. te Jeruzalem, ja zelfs gansch het Heilig Land op de Turken veroveren, om hetzelve te vereeren aan den Paus van Rome: hiernaar streefde de groote en onsterfelijke held!
Het verblijf van Colomb in het klooster der Spaansche Franciscanen te La Rabida; zijne onderhandelingen met den overste, den geleerden sterrekundige, Pater Joannes Perez; de voetstappen aangewend door den gewezen biechtvader der prinses Isabella, bij de Katholieke Koningen, ten einde hen over te halen tot het inwilligen en ondersteunen van Christoffels grootsch ontwerp; het vertrek der 12 eerste zendelingen naar de nieuwe wereld; de teedere godsvrucht van den beroemden Derde-Ordeling van Franciscus; zijne beproevingen en verduldigheid te midden der vervolgingen zijner benijders; zijne bijna onbemerkte dood in het bijwezen zijner twee kinderen en van eenige zonen van den H. Franciscus: deze gebeurtenissen maken de stof uit van het onderrichtvolle en boeiend boek.
Dezelfde schrijver heeft zijne ievervolle werkzaamheid nogmaals geoefend in een werk, welk niet minder grondige kennissen verraadt
| |
| |
dan het voorgaande: De marteldood van P. Joannes Forest, is het beknopt verhaal der droevige vervolging van den afvalligen koning van Engeland, Hendrik VIII, tegen de voorstanders van het
oppergezag des Pausen. Een der koene verdedigers der waarheid is geweest P. Joannes Forest, onlangs door Z.H. Leo XIII onder het
| |
| |
getal der gelukzaligen gesteld. Deze weerdige zoon van Franciscus, Doctor in de Godgeleerdheid der Hoogeschool van Oxford, verdiende uit hoofde zijner uitstekende deugden overste zijner orde in Engeland, en biechtvader der heilige koningin Catharina aangesteld te worden. Als een andere propheet Michaeas, wederstond P. Forest opentlijk aan den scheurmakenden koning, verdedigde het huwelijk met Catharina als geldig, ontmaskerde en beschaamde in sermoenen en schriften de lage vleiers van den verdwaalden en overspeligen vorst. Zulke vrijmoedige handelwijze van den apostolischen predikant, berokkende hem de woede van den versteenden koning: de heldhaftige belijder van Christus werd op eene openbare plaats van Londen aan staken gebonden en door een langzaam vuur verbrand. Ziedaar de korte inhoud van het tweede boek geschreven door P. Ildefonsus.
Elk dezer werken kost slechts fr. 1,00.
Zooals wij in ons laatste nummer aankondigden gaat er van denzelfden schrijver een nieuw werk onder pers: Nunzio Sulprizo.
Gent.
Z.
Zuid en Noord. Eene bloemlezing uit de beste Zuid- en Noordnederlandsche schrijvers, door P. Evarist Bauwens, S.J. Derde deel, met aanteekeningen, een overzicht der letterkunde, levensschetsen en beoordeelingen der aangehaalde schrijvers. Voor hoogere klassen. Bl. 692, prijs fr. 3,00. Drukkerij St.-Augustinus, Desclée, De Brouwer en Cie. Brugge.
Finis coronat opus. Het Derde deel van P. Bauwens' Zuid en Noord zet de kroon op een schoon werk. De twee eerste deelen genieten bij alle liefhebbers der Nederlandsche taal een zoo gunstig onthaal - zooals blijkt uit de beoordeelingen en het ruim vertier - dat we het onlangs verschenen derde deel voldoende prijzen met te zeggen, dat het voor zijne voorgangers in degelijkheid niet onderdoet. Wie dit derde deel aandachtig doorloopt zal moeten bekennen dat P. Bauwens een gelukkigen greep gedaan heeft in de rijke letterkunde der Nederlandsche taal. Onmogelijk en onnoodig is het hier al de schoone bladzijden aan te stippen, welke dit derde deel in alle vakken der letterkunde te genieten geeft. Het was ons in het bijzonder recht aangenaam zooveel oude kennissen aan te treffen uit onze jongelingsjaren, zooals: ‘De wilde Nederlanders uit den vóórhistorischen tijd’, ‘De Haan’, ‘Een gevaarlijke Luchtreis’, ‘Rome’, ‘In Audiëntie bij Pius IX’, ‘De Hollandsche Jongen’, ‘De Organist van den Dom’, ‘Ceylon’ met zijn stortvloed van epitheta, en meer andere, waarmede onze schooljeugd op hare beurt met genoegen en nut kennis zal maken.
De afdeelingen Redeneering-Critiek en Redevoeringen vullen eene leemte aan in onze schoolboeken en zullen bij professoren en leerlingen uiterst welkom zijn. Gaarne hadden we echter nog de eene of andere kanselrede van den genialen Broere gezien.
De poëzie is niet vergeten in Zuid en Noord. Ook hier hebben
| |
| |
wij weinig aan te merken op de keuze. Schoone stukjes - en die tot hiertoe zelden voorkwamen in onze bloemlezingen - heeft men voor het grijpen. Zoo bijv., om iets te noemen: ‘Het Haantje van den Toren’, van de Génestet, ‘De Puinen’, ‘Een Aalmoes voor den Paus’, ‘Napoleon's troonbeklimming en val’, ‘Castelfidardo’, en andere van Schaepman. In de Treurdichten ontmoeten we met genoegen ‘Constantijntje’, ‘Haalt me een roosje, Serafijnen’ en ‘Jacoba trad met tegenzin’, die wij in onze kinderjaren in eenen adem ‘opzegden’ met ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ en ‘Cornelis had een glas gebroken’. Hartelijk dank ook aan den verzamelaar voor ‘Het Graf mijner Moeder’ en Borger's ‘Aan den Rijn’. Van dit laatste stukje bestaat er eene vertaling in Engelsche verzen. Wij stippen dit aan, omdat het zijn nut kan hebben voor de leerlingen de twee talen met elkaar te vergelijken. Zoo kan ook Bilderdijk's ‘Dorpsschoolmeester’ met het Engelsch van Goldsmith, ‘God met ons’ van da Costa met de Duitsche vertaling, enz. enz. vergeleken worden. Vertalingen uit andere talen werden er weinig opgenomen in Zuid en Noord. Zulks is dan ook overbodig: onze letterkunde is rijk genoeg aan oorspronkelijke stukken. Vertalingen echter zooals Gouverneur's ‘Napoleon’ van Barbier
Hoe schoon was, Corsicaan, uw Frankrijk, door de stralen
Der zon van Messidor verlicht!
verdienen wel een plaatsje. Om dezelfde reden hadden wij gaarne een plaatsje ingeruimd voor de Génestet's ‘Arme Visschers’, de meesterlijke vertaling van V. Hugo's ‘Pauvres Gens.’ De ‘Arme Visschers’ behooren in eene bloemlezing thuis naast de ‘Vischvrouw’ van Hasebroek. We betreuren ook dat Schaepman's Ode aan Vondel ‘Waar, Meester, peinst gij op’ - een meesterstuk in onze taal - niet opgenomen is. Het boekdeel had daarom niet lijviger hoeven te worden. Neem nu eens dat men van de 40 bladzijden uit den ‘Ondergang der eerste Wareld’ er 20 had weggelaten. De Ondergang der eerste Wareld is, wel is waar, volgens gezaghebbende letterkundigen, een meesterstuk, wij geven het gereedelijk toe, maar dat belet ons niet een uittreksel van 40 bladzijden wat lang te vinden en er hier het des Guten zu viel op toe te passen.
Deze bedenkingen, die wij geven voor wat zij waard zijn, neme men zoo niet op, alsof wij daardoor iets wilden afdingen op den lof, dien Zuid en Noord verdient. Volgens onze bescheiden meening zou het moeilijk vallen een betere Nederlandsche bloemlezing aan te wijzen, maar dat neemt niet weg dat Zuid en Noord voor verandering en verbetering vatbaar is.
‘Doch wat aan het boek een gansch oorspronkelijk karakter geeft, zoo lezen wij in het prospectus van de heeren Desclée, De Brouwer en Cie, is het Overzicht der letterkunde en de Levensschetsen en beoordeelingen der aangehaalde schrijvers, waarmede het eindigt. Waar over het leven, de verdiensten en gebreken onzer dichters en prozaïsten
| |
| |
gesproken wordt, kunnen weinige onzer leerlingen medepraten. Wie de 70 bladzijden van P. Bauwens' woordenboekje met aandacht leest en herleest, zal niet alleen met het leven en de werken van onze groote schrijvers bekend worden, maar ook met de goede en slechte hoedanigheden van hunnen stijl, met het gevaar dat hun boeken onder godsdienstig of zedelijk opzicht opleveren.’ Hiermee stemmen wij volkomen in. P. Bauwens heeft goed en hoogst nuttig werk geleverd en wij durven hem verzekeren dat die Levensschetsen en beoordeelingen, ‘vrucht van jarenlangen arbeid, voor den leerling waard zullen zijn, wat zij den verzamelaar gekost hebben’.
En zoo wandele dit Derde deel de wereld in op de voetstappen zijner voorgangers; het drage zooveel mogelijk bij tot het liefhebben, waardeeren en beoefenen der Nederlandsche taal!
Leuven.
Matthieu.
Uitlegging der wetten en der koninklijke besluiten over het Lager onderwijs en over de Pensioenen der gemeenteonderwijzers, door Ridder A. de Corswarem, volksvertegenwoordiger. Hasselt, M. Ceysens, uitgever. Prijs: 4 fr.
In 1884 en 1885 zijn er verscheidene verdienstelijke werken verschenen over de schoolwet van 20 September 1884. Deze werken zijn bijna gansch uitgeput; overigens, sedert acht jaar is de zin der schoolwet uitgelegd geworden door talrijke omzendbrieven en beslissingen, wier kennis volstrekt onontbeerlijk is. De schrijver van het werk, dat wij aankondigen, heeft gedacht dat het oogenblik gekomen is om eene nieuwe en grondige uitlegging der wetten en der koninklijke besluiten over het lager onderwijs in het licht te geven. Deze Uitlegging is verdeeld in dertien hoofdstukken, te weten: I. Algemeene grondregels. II. Van de gemeentescholen. III. Van de aangenomene scholen. IV. Van het programma van het onderwijs. V. Van het kosteloos onderwijs der arme kinderen. VI. Van de bewaarscholen en de scholen voor volwassen. VII. Van de inspectie. VIII. Van de conferenties. IX. Van de wedstrijden. X. Van de normaalscholen. XI. Van den geldelijken dienst. XII. Van het wachtgeld. XIII. Van de pensioenen.
De lezer zal in dit werk den beknopten inhoud vinden van al de koninklijke besluiten, ministeriëele omzendbrieven, bestuurlijke beslissingen, arresten en vonnissen welke betrekking hebben met de behandelde stof. Uitgebreide tafels maken de opzoekingen zeer gemakkelijk.
Wij meenen dat het nieuw werk van den heer Ridder de Corswarem wezenlijke diensten zal bewijzen aan de gemeentebesturen, de onderwijzers der gemeentelijke aangenomene of gesubsidieerde scholen, de vrije schoolcomiteiten, in één woord aan al degenen die belang stellen in de uitvoering der schoolwet.
Indien de schoolwet binnen kort gewijzigd werd, zou de uitlegging der nieuwe schikkingen kosteloos aan de inschrijvers gezonden worden.
Van denzelfden schrijver en bij denzelfden uitgever is thans ook verschenen: Practische handleiding voor de opstelling der kiezerslijsten. Prijs: fr. 1,00.
| |
| |
Daar de heer Minister van Binnenlandsche zaken bij omzendbrief van 12 Mei laatstleden aangeraden heeft, zich van nu af bezig te houden met het opstellen der kiezerslijsten, heeft de schrijver dienst meenen te bewijzen aan de belanghebbenden hun eenige practische wenken te geven over het nieuw artikel 47 der grondwet en zijne toepassing in zake.
Aangezien de kieswet nog niet gestemd is, en dat zelfs nog geen regiem bestaat voor de Provincie en de Gemeente zullen velen meenen dat het onderhavig werkje wel wat voorbarig is. Zekerlijk is daar veel gegronds in, toch zullen de besturen welke het raadplegen er veel nut kunnen uittrekken, want het is klaar en methodisch opgesteld en het getuigt op elke bladzijde dat de schrijver volkomen te huis is in dergelijke en andere bestuurlijke zaken, gelijk overigens hij er reeds doorslaande bewijzen van gegeven heeft in zijne vroegere boeken van bestuurlijken aard.
Huiswet. - De persoonlijke familiebetrekkingen volgens het Belgisch burgerlijk wetboek, beknopt en ten gerieve van eenieder beschreven door J. Rommens, advokaat te Roeselare. Gent, A. Siffer. Zwaar en prachtig boekdeel. Prijs fr. 5,00, vrachtvrij per post fr. 5,35.
Van dit belangrijk werk, zoolang betracht en met zooveel ongeduld verwacht door de talrijke inschrijvers, mag men met waarheid zeggen dat het eene ware leemte is komen aanvullen. Immers niets bestond er over dit onderwerp, dat nochtans voor iedereen van het hoogste gewicht is en van dagelijksche toepassing.
De heer Rommens, wien het niet te doen was om hooge letterkundige vlucht, heeft alles klaar, eenvoudig en methodisch uiteengezet, liever den vorm al eens slachtofferende aan de helderheid en de duidelijkheid.
Bevoegde mannen van het vak, die van de drukproeven inzage genomen hebben, brengen hulde aan den rechtsgeest van den schrijver, zijn klaar doorzicht in den doolhof van het burgerlijk wetboek, en verklaren dat hij volkomen zijn doel bereikt heeft en een handboek gemaakt dat het onmisbaar vade mecum zal worden van eenieder. Niet alleen de gewone burger, oningewijd in de rechten, zal er profijt uit trekken; ook de magistraat, de advokaat, de notaris zal het met vrucht kunnen raadplegen.
Het ware te wenschen dat de schrijver welhaast ten volle zijn plan uitvoere en na hier de persoonlijke betrekkingen bestudeerd te hebben, de geldelijke belangen behandele in verband met het burgerlijk leven.
Als bewijs der degelijkheid van het werk kunnen wij het feit aanhalen dat de schrijver eenen waardeerenden en vleienden brief ontvangen heeft van den bekenden Vlaamschen rechtsgeleerde Julius Obrie, lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, rechter bij de rechtbank van eersten aanleg te Gent en belast met den Nederlandschen leergang van Strafrecht aan de Hoogeschool te Luik.
Eene Handvol Schetsen door G. Dielemans. Antwerpen, Jan Bouchery, 1892.
‘Vreemde menschen zullen mijn werk misschien beknibbelen,
| |
| |
afkeuren’ zegt de schrijver in de Opdracht aan zijne moeder. ‘Aan U zal het echter welkom zijn; deze eerste schreden zullen uw moederhart met oneindige vreugde en fierheid vervullen, evenals toen ik nog klein, zeer klein was....’
Ook anderen, gewis, zullen ze welkom zijn. Allen zullen ze welkom zijn die vreugde gevoelen wanneer een nieuwe schrijver zijne intrede doet in de Vlaamsche letterwereld, en dat zijn werk toelaat verwachtingen te koesteren voor het vervolg.
Wat er vooral de moeder deugd zal doen is dat in de Schetsen van haren zoon een gezonde geest, een warm gemoed zich uitspreken. En wie zou in deze tijden van decadencie, met haar zich niet verblijden over de aanwinst van een schrijver die zedelijk durft blijven?
Het treft ons dat de laatste Schetsen van den bundel zooveel beter zijn dan de eerste: van de eene Schets tot de andere ziet men de opmerkingsgave scherper worden, en de eigenaardigheid van weergave meer uitkomen. ‘Zijn Troost’ en ‘Twee Oudjes’ vooral zijn waar en roerend. All right! jonge schrijver. Wij zijn het niet die aan beknibbelen denken. Uwe eerste schreden, ze laten zien dat ge reeds kloek op uw beenen weet te staan.
Leven van den H. Petrus, prins der apostelen en 1e Paus van Rome, door Alf. Van Loo. Gent, A. Siffer en ook verkrijgbaar bij den schrijver, ter pastorij, te Knesselare. Prijs fr. 0,30.
De ‘Levens van Heiligen’ door den heer Van Loo geschreven en waarvan bedoeld werkje deelmaakt, munten uit door helderheid van stijl en zekerheid der bronnen. Dit is vooral het geval met het Leven van den H. Petrus dat, voor het gedeelte tot aan den dood des Zaligmakers, geheel op het Evangelie en, voor het overige, op de Akten der Apostelen is gesteund.
Alles wat, in deze beide bronnen, betreffende den prins der Apostelen voorhanden is heeft de heer Van Loo op doeltreffende wijze gerangschikt en er een zeer aantrekkelijk verhaal van weten te maken, dat niet minder dan 32 bladzijden beslaat.
Bij ons weten bestaat er geene Vlaamsche levensbeschrijving van den eersten der Pauzen; reden te meer tot belangstelling van den Vlaamschen katholieken lezer in dit werkje dat, overigens, door den heer Siffer netjes ingekleed, alleszins geschikt is om in de katholieke scholen en gestichten als prijsboek aan de jeugd te worden geschonken.
Hetzelfde geldt voor Leven van den H. Antonius van Padua, laatst door denzelfden schrijver uitgegeven (fr. 0,50).
Verslag der vergadering van den Onderwijzersbond, gehouden te Hasselt den 9 Maart 1893. Mechelen-aan-Maas, Smeets Nouiven.
Volgaarne roepen we de aandacht van allen die iets voelen trillen in hun binnenste, wanneer de woorden ‘volk’ en ‘recht’ worden uitgesproken, volgaarne roepen we hunne ernstige aandacht in op dit vlugschrift. Op velerlei gebied schijnt er leven er herleving te zijn in Limburg, voornamelijk in de Limburgsche schoolwereld: de onthou- | |
| |
dingsbeweging in de scholen, het onlangs verschenen Letterkundig en Wetenschappelijk Jaarboek, dit verslag eindelijk, bewijzen het ons beurtelings. Evenals wij het Jaarboek ons hartelijk goedheil! toeriepen, evenals het ons innig verheugt de Matigheidsbeweging zoo rasse uitbreiding te zien nemen, evenzoo drukken wij den wensch uit dat deze nieuwe beweging tot verbetering van het lot des onderwijzers, overal den bijval moge verwerven waarop zij hoopt en spoedig goede vruchten afwerpen...
Het onstaan van den Mensch, door J. van Mierlo, S.J. Boisschot, Van Herck. 1893. (1 fr.)
Hoe zeer ook het Darwinisme de tegenwoordige wetenschap beheerscht (tot het Socialisme toe: zie de redevoeringen van Bebel en Cie in Januari laatstleden in den Duitschen Rijksdag gehouden!), toch is er in onze taal bitter weinig over dat ontwikkelingsstelsel geschreven, en nog oneindig minder er tegen.
Onze warmste aanbeveling dus voor dit boekje dat er naar streeft - door zijn eenvoud, zijne methode, zijne wetenschappelijke nauwkeurigheid, en zijn prijs - voor een volksboekje door te gaan.
Wat ons niet het minst genoegen heeft verschaft bij het aandachtig doorlezen van deze inhoudrijke bladzijden, is de eigenaardigheid van het plan, dat de schrijver er in volgt en de kalme toon - wat gansch iets anders is dan koude toon, men merke het wel -, waarop hij beurtelings het voor en het tegen uiteenzet.
Kortom, alleszins een goed geschreven en een nuttig boekje.
Koninklijke Vlaamsche Academie. Vergadering van 21 Juni. - Tot buitenlandsch eerelid wordt gekozen de heer J.-H. Gallée, hoogleeraar te Utrecht.
Op voorstel der Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde beslist de Academie, dat van de door den heer Broeckaert aangeboden rederijkersgedichten het beste der drie tooneelstukken, alsmede de refereinen en de merkwaardigste liederen met glossarium zullen worden uitgegeven.
Er wordt ook besloten dat de door het briefwisselend lid, den heer D. Claes, ingezonden taalkundige nota over ‘Want’, in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
Met algemeene stemmen wordt de ingezondene verhandeling over de klank- en vormleer in de werken van Jan van Ruusbroec bekroond. Bij opening van het briefje blijken de schrijvers te zijn de heeren Dr Willem de Vreese, redacteur aan het Woordenboek der Nederlandsche Taal, te Leiden, en H. Meert, leeraar aan het college te Ieperen (thans leeraar aan het Atheneum te Luik.)
Met 11 tegen 8 stemmen en 1 onthouding wordt de uitgeloofde prijs voor eene studie over het Huiselijk leven, de zeden en gewoonten in eene Vlaamsche gemeente gedurende de 2de helft der XVIIIe eeuw, toegekend aan den heer Eduard Poffé-Goris, stadhuisklerk te Antwerpen.
Ten slotte wordt de heer J. Obrie aangeduid om de Vlaamsche Academie op het XVIIe Taal- en Letterkundig Congres, in Augustus aanstaande te Arnhem te houden, officieël te vertegenwoordigen.
| |
| |
's Anderendaags, te 2 uren, had de jaarlijksche openbare zitting plaats.
In de afwezigheid van den bestuurder, den heer P. Génard, nog altijd ziekelijk, werd de vergadering voorgezeten door den heer Stallaert, die de aanwezigen den welkomgroet toestuurde. De heer Hansen, van Antwerpen, droeg eene degelijke studie voor over het Aldietsch.
Hij zegde onder andere dat de Dietsche taal door meer dan 18 miljoen monden gesproken wordt en ook buiten Europa veel in den mond ligt. Als bewijs van dat gezegde haalt hij aan, dat in Amerika, 42 Dietsche bladen verschijnen, 176 in Zuid-Afrika en 129 in Oost-Indië.
De achtbare redenaar eindigt met een goed gekozen verhaal: ‘de Verloren zoon’ in de verschillige dialecten van het Dietsche land geschre ven, om te doen zien dat de taal te Brugge, Duinkerke, Koningsberg Keulen, Hamburg en elders door het volk gesproken, maar zeer weinig van uitspraak verschilt en in den grond dezelfde is.
Daarna draagt de heer Dr Amand de Vos een puik gedicht voor, ‘Idealen’ getiteld.
In dichterlijke bewoordingen bezingt de redenaar de idealen op kunst, wetenschap, stoffelijk en maatschappelijk gebied, welke hij wijsgeerig ontleedt en die hij door elk wenscht te zien nagestreefd worden.
Beide gewrochten zullen in de Verslagen en Mededeelingen verschijnen en daar beter kunnen gewaardeerd worden.
Vervolgens maakt de bestendige secretaris den uitslag der prijskam pen bekend.
Bij het overhandigen der belooningen richt de eerw. heer Dr H. Claeys het woord tot de twee bekroonden, en Dr Willem de Vreeze bedankt in hartelijke bewoordingen de Academie, welke hij ten zeerste prijst om het welgelukken harer uitgeschreven prijsvragen. Hij wijdt eenige woorden over de studie van het Middelnederlandsch en bedankt ook den heer J.-J. Micheels, zijnen vroegeren leeraar, die hem de liefde tot de taal inboezemde en hem op den weg zette, dien hij thans bewandelt.
Van deze zitting heeft het Volksbelang een niet zeer welwillend verslag aan zijne lezers opgedischt.
't Is vooral de redevoering des heeren Hansen, die door den berichtschrijver van het Volksbelang wordt gelaakt. De heer Hansen is wel een der laatsten, van wien men kan zeggen dat hij zijne schriften dialectisch tinten zou; hij behoort integendeel onder de eersten, die voor de zuivere uitspraak ijveren. Hollandsch is echter niet zijn ideaal; zooals wellicht van den berichtschrijver, maar wel Nederlandsch, en dit spreekt hij zuiver.
Dat zijne taal met germanismen doorspekt is, ziedaar eene vermetele bewering die zou moeten bewezen worden. Om te beginnen diende men dit woord, dat uit eenen Franschen mond goed, doch uit eenen Germaanschen mond, hoe Nederlandsch dan ook, belachelijk klinken moet, door iets voor Hoogduitsch, ‘suevismus’ b.v. te vervangen.
Het Nederlandsch van België, het Vlaamsch dus, is in België voor
| |
| |
degenen, die het kennen, wis en waarachtig een sleutel tot de kennis van Duitsch en Engelsch. De heer Hansen heeft niets anders beweerd.
Als de Dietsche zaak een stokpaard van den heer Hansen mag genoemd worden, dan is dit ten minste een veel edeler dier dan de kleine moedwillige, kleinzielige, verwaande en schoolvossige stokpaardjes door zeker schooltje gesmeed, om een voortreffelijk doel te gaan bestrijden.
‘Hansen's dialectenreis wekte algemeenen lachlust’, zegt de berichtschrijver. Ja, in den goeden zin! Maar wat wil de berichtschrijver daarmede bedoelen? Dr. Hansen wilde de eenheid der Dietsche moederspraak feitelijk bewijzen en daar dit onderwerp voor een gemengd feestpubliek wel wat droog hadde kunnen afloopen en verveling verwekken, heeft hij gedaan wat alle goede meesters doen .....méler le plaisant au sévère.
Van Hansen's redevoering zelve, van zijn gronddoel om het hooge nut der moedertaal buiten als binnen de landgrens te betoogen, en van de wijze, waarop het Academielid dit gedaan heeft, - geen woord! Wat is die berichtgever onpartijdig!
Is hij een leerling in 2n of 3n graad van wijlen Heremans, of kan hij niet verdragen dat een verworpeling der kleine kapel eene prachtige redevoering zou kunnen uitgesproken hebben in die hatelijke Academie - hatelijk voor een half dozijn afbrekers - welker letter- en taalkundigen lof hij met den bekroonden heer Dr. W. de Vreese heeft gemaakt?
G.
De Toekomst, een anders degelijk tijdschrift voor onderwijzers, bevat in het Juni-nummer een artikel: de Klerikale partij en ons Volksonderwijs, waarin tal van onwaarheden en valsche oordeelvellingen gedrukt zijn, moetende dienen tot bewijs, dat de ‘klerikalen’ vijanden zijn van het onderwijs enz. Hoe kan een ernstig tijdschrift zoo iets opnemen? Hoe kan men nog de katholieken te lijf gaan om de gevloekte schoolwet van 1879 te hebben bestreden, zij, die, volgens tal van liberale schriften, gericht was tegen den godsdienst, en die aanleiding heeft gegeven tot schromelijke geldverkwistingen, welke door geheel het land in opvolgende kiezingen werden veroordeeld. Er zijn dan nog officiëele onderwijzers, die sedert 1884 niets geleerd, en niets vergeten hebben! die geen rekening houden van de bekentenissen door de liberalen zelven gedaan, en die nog verlangen, den schoolstrijd in elke gemeente des lands te zien vernieuwen, - alleen om den wille van het geld, dat die hun aanbracht, en uit fanatieken haat tegen de Kerk.
Het woord van de Strijd, een Gentsch blad, in gezegd artikel herhaald, is kostelijk: ‘Lichtschuwende papen’.
Ei, zou de ‘partij van het licht’ diegene zijn, welke in geheel België geene enkele school met eigene penningen heeft gebouwd?
Theofiel Lybaert. - Kunst fur Alle, van Munchen, wijdt geheel hare aflevering van 15 Juni laatst aan onzen grooten Gentschen unstschilder wiens naam hierboven prijkt. Zij geeft zijne levensbe- | |
| |
schrijving, zij doet ons zijne progressieve ontwikkeling kennen, zij bespreekt en meldt zijne talrijke en voortreffelijke werken en geeft naast zijn portret en de lichtteekening van zijn prachtig en suggestief werkhuis, onder andere de afbeeldsels zijner Madonna, zijner Heilige Maagd, zijner Moeder des lijdens, en eindelijk van verschillende Kruiswegstatiën. Het vermaard en gewaardeerd kunstblad noemt onzen schilder den Memling der 19de eeuw.
Op het atelier van Lybaert mochten wij dezer dagen de merkwaardige schetsen bewonderen van den kruisweg, welken hij aan het vervaardigen is voor de kerk van H. Kerst alhier, en der muurschilderingen der St.-Annakerk, ook te Gent. De heer Lybaert is immers verkozen geweest om het kunstgewrocht van zijnen eersten meester, wijlen Canneel, te voleinden.
- De zeer eerw. heer kanunnik Reusens heeft in eene belangrijke brochuur van zekeren omvang, den heer Alph. Wauters, lid der Belgische Academie en schrijver van vele geschiedkundige werken, op eene vrij onzachte manier onder handen genomen nopens de chronologie, door dezen in zijn werk: Chartes et documents enz. uiteengezet. Het is eene afbraak in regel.
- Zondag 2 Juli feest te Boekhout door het Davidsfonds, honderste verjaring der geboorte van Jan Frans Willems. - Zondag 27 Augustus plechtige onthulling te Dendermonde van het standbeeld van Prudens Van Duyse. - 29, 30 en 31 Augustus het XXIIste Nederlandsch Congres te Arhnem. - Door de zorgen van den heer Karel Lybaert is er in den schoot van het Gentsche Davidsfonds eene Jonge Wacht gesticht.
† Dr Albert Schulz, beter gekend onder den deknaam van San Marte, werdt te Schwedt a.d. Oder, op 18 Mei 1802, geboren. Hij studeerde in de rechten te Heidelberg, onder Thibaut, Mit’ termaier en Zachariä. Toen hij in 1826 te Raumberg als rechtsgeleerde geplaatst was, werd hij door zijn schoonvader Lepsius en door Koberstein tot de studie der oud-duitsche litteratuur aangespoord; hij hield zich bijzonderlijk onledig met studiën over Wolfram von Eschenbach. Met Dietz, Gervinus, de gebroeders Grimm en Stimmrock, is hij een der bijzonderste bewerkers geweest der oud-duitsche litteratuur.
† Mgr Charles-Joseph de Hefele, Duitsche katholieke prelaat en godgeleerde welke te Unterkochen, in Wurtemberg, op 15 Maart 1809 geboren werd, de leergangen der hoogeschool te Tubingen volgde, in 1836 als privaat-docent en in 1840 als leeraar van kerkelijke geschiedenis en christelijke oudheidskunde aan de katholieke theologiefaculteit dezer stad werkzaam was.
In 1868 te Rome geroepen om aan de voorbereidende werkzaamheden van het Concilie deel te nemen, werd hij tot bisschop van Rottemburg benoemd. Hij was een der weinige katholieke bisschoppen welke in het concilie de onfeilbaarheid des Pausen bekampte. Benevens zijn hoofdwerk, Concieliengeschichte (1855-1874) schreef hij nog: Die Einführung des Christentums in Süd-Deutschland (1857), Der Cardinal Ximenes und die Kirchlichen Zustände Spaniens in 15en Jahrhundert (1851) enz. enz.
| |
| |
† Gustave Nadaud, bekende Fransche liedjes- en toondichter in 1820 te Robaais geboren.
Eerst hield hij zich bezig met den handel en slechts in 1849, begon hij aan letterkunde te doen.
Een groot gedeelte zijner liedjes was reeds gemaakt toen hij zijn eersteling, Les Reines Mabille, die hem zooveel bijval verwierf, in 't licht zond.
De eerste liederen welke, (woorden en muziek) onder zijnen naam verschenen, waren: Le Docteur Grégoire, Les Deux Bonhommes, Le Vieux Tilleul, Les Gros Mots en La Gaieté Française. Daarna verschenen o.a. L'Histoire du Mendiant, Valse des adieux en Le Message, Pandore, ou les Deux Gendarmes, waar elke stroof eindigt met het welbekende:
Brigadier, repondit Pandore,
Brigadier, vous avez raison.
Later begon hij in L'Illustration te schrijven, want tot hiertoe had de uitgever Heugel, de monopool zijner gewrochten. In 1870 schreef hij in den Figaro.
Hij leverde nagenoeg 3 à 400 liederen, benevens 3 salonopera's: Les deux Etudiants, La Volière en Le Docteur Miracle, een roman, verhalen, spreuken, en Scènes et récits en vers (1870).
Frankrijk verliest in hem een der beste hedjesdichters die Béranger evenaarde.
† Professor Moleschott van Hollandsche afkomst, opvolgentlijk leeraar aan de hoogescholen van Heidelberg, Zurich, Turijn en Rome. Hij schreef verscheiden werken behebt met ergerend materialisme, het is zelfs dat materialisme dat hem na eene vermaning van hooger hand gegeven zijn ontslag deed nemen te Heidelberg.
† Edmond Vincent Jozef van Ballaer, medeopsteller van het Vlaamsch beknopt Verslag: Hij gaf uit Het Kempisch Museum gewijd aan de geschiedenis en de oudheidkunde der Kempen; hij arbeidde thans aan eene geschiedenis van Turnhout, zijne geboortestad.
† Leopold de Gaillard Katholieke schrijver van talent en medewerker aan onderscheiden tijdschriften, zooals Le Correspondant waarvan hij verscheiden jaren bestuurder was.
† Dr Peter, leeraar aan de cliniek van het Neckerhospitaal te Parijs. Hij schreef gewaardeerde werken over geneeskunst, doch verloor een gedeelte van zijn gezag met zich als tegenstrever op te werpen tegen de uitvindingen van Pasteur.
† Hans Peter Holst. Denemarksch dichter, 82 jaar oud. Hij bezong al wat merkwaardig voorviel in zijn land.
† Habets (Joannes Josephus), geboren te Oirsbeek in 1829, gewezen pastoor van Oud-Vroenhoven. Buitenlandsch eerelid der K. Vl. Academie van Belgie, rijksarchivaris te Maastricht.
Buiten zijne talrijke bijdragen in tijdschriften en geschiedkundige en archeologische jaarboeken, vinden wij 15 werken van zijne hand geschreven, waaronder eenige in 't Fransch.
|
|