| |
| |
| |
Driemaandelijksch overzicht.
Kunst en letteren.
Schaepman. - Belangwekkend is de beoordeeling van den Nederl. Spectator over Schaepman's bundel: Menschen en Boeken, verspreide opstellen door Dr Schaepman. Eerste reeks, te Utrecht bij de wed. Van Rossum: ‘Dr Schaepman biedt ons aan eene eerste reeks van opstellen, meest voor De Wachter en Onze Wachter geschreven, toen hij die tijdschriften met zijn geestelijken vader en vriend Dr Nuyens bestierde. De beide tijdschriften werden niet algemeen gelezen, bleven vrij wel onbekend in onroomsche kringen: daarom behooren wij dankbaar te zijn aan Dr Schaepman, nu hij ons in de gelegenheid gesteld heeft zijn werk te proeven en te genieten... Wij hebben u deze beeldengalerij voor oogen gesteld, om u de kracht en de bevoegdheid van den beeldhouwer te doen waardeeren... Dr Schaepman heeft in zijn beelden trekken doen uitkomen, waarop door anderen weinig of geen aandacht gevestigd was, en hij heeft dat gedaan met vaardige hand en in sierlijken vorm.’ De opsteller Arnold Ising looft ook Dr Schaepman omdat hij karakter en vernuft erkent bij andersdenkenden. Wij weten toch niet wat men van ons, katholieken, denkt. Wij laken enkel wat strijdig is met ons geloof en de goede zeden en wij kunnen onze denkbeelden over godsdienstige waarheid en goede zeden bewijzen. Verder zijn wij vrij allerlei hoedanigheden te erkennen en te prijzen, 't is gelijk bij welken schrijver, om het even bij welken kunstenaar. Dat toogt niet dat natuur boven de leer gaat, maar enkel dat wij vrij zijn in onze beoordeelingen en veel vrijer dan sommigen die tot de eene of de andere kapel behooren.
De Kunst in de Kerk. - Joseph Ryelandt schreef: ‘Vele menschen zullen u met veel eenvoudigheid zeggen dat het is om volk naar de kerk te lokken dat men onder de gelezene missen orgelstukken uitvoert en groote solos door tenors doet zingen. Is dat eene verschooning? Zou men dan missen moeten doen in de schouwburgen om daar de katholieken aan te trekken?... Zingt vespers met Bengaalsch vuur verlicht en doet het Evangelie uitgalmen door vermaarde tooneelspelers
| |
| |
en de menigte zal uwe kerken overstroomen. Die ter kerk gaan om een grooten vedelaar of een tenor van den schouwburg te hooren, gaan er niet om te bidden.’ Verder looft de schrijver de muziekschool van Mechelen en de maatschappijen van S. Gregorius en beveelt hij den kerkzang aan die in de hoofdkerk van Doornik en te Maredsous wordt uitgevoerd (Le Drapeau no 6).
Belangstelling. - Wij lezen in de Vlaamsche School, bl. 90: ‘De gehoorsfijnheid van het Fransche publiek, nog veel minder de waardeering, welke het aan de dichters verleent, wachte men zich te overdrijven. Lemerre en Vanier kunnen getuigen, dat door hen uitgegeven bundels, die van Coppée nagenoeg alleen uitgezonderd, niet meer aftrek vinden dan die onzer Nederlandsche muzenzonen. Integendeel!
Men zou verbaasd zijn, moest men het vast onbeduidende doch des te meer beteekenende aantal ex. vernemen, van de werken der beste Parnassiens bijv. van Leconte de Lisle's Poémes Antiques en Tragiques, afgezet. Een paar dozijn, nauwelijks meer, in een geheel jaar van minstens twaalf volle maanden.’
Kunst en zedeleer. - Dr Dupont schrijft in de Dietsche Warande no 3:
‘Als beginsel stellen wij vóorop dat de vrije, onbelemmerde ontwikkeling van onze zielskrachten met genot en welbehagen gepaard gaat. Elke dezer krachten, wanneer zij met haar eigenaardig door hare natuur gevorderd voorwerp in verbinding treedt, werkt met lust en genoegen. Even als de zinnen bij de waarneming der stoffelijke wereld genieten en gestreeld worden, en de verbeelding zich vermeit in het scheppen van rijk getooide beelden en treffende tafereelen, zoo juicht het verstand bij het schouwen der glanzende waarheid in een voortreffelijk zinnelijk kleed.
Wij onderscheiden in de menschelijke natuur als zoo vele kenbronnen: de uitwendige zinn en, den innerlijken zin, de verbeelding en het verstand; zij zal derhalve een onver deeld genoegen, een zuiver genot smaken bij de kennis van een voorwerp, dat ieder dezer vermogens tot zijne natuurlijke werkzaamheid aanspoort, en deze verschillende werkzaamheden op zulke wijze vereenigt dat zij als de snaren van ons wezen harmonisch doen trillen. Eene gezamenlijke, overeenstemmende ontplooing van al onze vermogens, van onze geheele redelijke natuur, ziedaar de bron van het zuiverste kunstgenot.....
Het aesthetisch genot vloeit voort uit de bevrediging van de gansche erkennende natuur, en vooral van haar beste deel; nu brengt het onzedelijke een mistoon in de harmonie der kenvermogens... De zinnen zullen gevleid en tevreden zijn, maar de rede komt in opstand, zij teekent protest aan in naam van hare beginselen, en in plaats van te genieten wordt zij pijnlijk getsoffen en lijdt onder het gevoel van afkeer en walging.’
Claeys aan Willems. - Dichter Claeys las in de Koninklijke Vlaamsche Academie een schoon lofdicht aan Willems. Wij begroeten
| |
| |
het als een der beste stukken van den dichter. 't Is meer dan een omstandigheidsgedicht; 't zit vol gloed en poësis, vol leven en gevoel; de vloeiende taal en de medesleepende maat verraden eene bedreven hand en een echt dichterlijk gemoed; wij worden als een weerklank gewaar van den grooten zanger der Aya Sofia en dat is niet weinig gezeid.
Dante. - De Divina Commedia van Dante verscheen in 1587 te Florentië, opgeluisterd door den Vlaamschen kunstenaar Jan Stradanus. Die uitgaaf berust in de Laurenziana te Florentië en ze verscheen op nieuw te Florentië en te Londen. De prenten zijn in lichtdruk. - Te Venetië verschijnt een Giornale Dantesco.
Nieuwe strekking. - Wij schreven reeds over de nieuwe strekking in de letterkunde, over den terugkeer naar het oorbeeld. Zoudt ge niet benieuwd zijn om daarover het oordeel der rationalisten te kennen? Leest: ‘Nu wordt, tot veler verbazing, het grauwe aambeeld, dat der negentiende eeuw tot altaar diende, omvlochten met mystiek geurende bloemen; en om den stoomhamer, die tot God werd verheven, slingeren zich lange bloemtrossen van iris en violen. Het is geen renaissance, geen wedergeboorte. Het is de verrijzenis van het naïeve gemoedsleven der middeleeuwen, van wat er in die dagen moois is gedacht en gewerkt, gedaan met eene subtiliteit, waarvan wij nauwelijks een denkbeeld hebben in ons eind-der-eeuw. Wat toen bloeide verscholen in kloostercel of onder kerkgewelven, gaat nu bloeien in het open, zonlichte leven.’
Edgar Poe. - In het Nederl. Museum van April verscheen eene studie van Fr. Van den Weghe over Edgar Poe. Het slot luidt als volgt: ‘Als dichter schat ik Poe hoog, omdat bij hem vorm en inhoud zoo schoon zijn, omdat de vorm zelf reeds schildert, omdat hij door de beweging van zijn vers, door de fijne keuze zijner woorden reeds den indruk teweegbracht, dien hij door het gedicht zelf wilde doen ontstaan..... Als prozaschrijver oordeel ik Poe vindingrijk en vermakelijk.’
Letterkundige Smaak. - In eene beoordeeling over de klinkdichten van de Heredia in Le Drapeau verschenen, schrijft M. Dullaert: ‘Hetgeen men gedurig moet voorhouden, 't is eene breede genegenheid voor alle letterkundige verwordingen, de vreugde, zeer verschillige, wijduiteenloopende, zelfs schijnbaar tegenstrijdige gedaanten der kunst te smaken en te bewonderen.’ Dat is ook ons gedacht. Niets uitsluiten. Al wat leeft, al wat schoon is, 't is gelijk in welk land, om het even van welke school, bewonderen en genieten.
Duitsche Letterkunde. - Begeert ge een prijsboek voor de leerlingen in de Duitsche Taal, schenkt hun de schoone letterkundige geschiedenis van Wilhelm Lindemann, waarvan de zesde uitgaaf, bezorgd door Dr Seeber bij Herder te Freiburg verscheen. J. Micheels, van de K. Vl. Academie, beoordeelt ze heel gunstig in de D. Warande.
Pol de Mont. - Albert Möser vertaalt een bundel Idyllen van Pol de Mont (Berlijn, Lüstenöder.)
| |
| |
Het stippelen. - De Mercure de France, drukt over het stippelen de volgende meening uit: ‘De vlek en de stippels zijn in staat niet het gevoel van zekere lichtverschijnsels weer te geven. Van eenen anderen kant vertoonen sommige doeken de moeilijkheid, al wat bolwendig is, na te bootsen en een eigen vorm te verleenen.’
Letterkundige redetwist. - Mgr Cartuyvels en M. Firmin Vanden Bosch spraken te Leuven over de zedeleer in de kunst, over den eerbied voor de klassieke letteren, over de hoedanigheden der letterkundige taal. M.A. Thiéry deelde in het Magasin littéraire van April het kort begrip van hunne redevoeringen mede en voegde er zijn eigen oordeel bij, over dezen letterkundigen kamp. Mgr Cartuyvels zei o.a.: ‘De eene spreekt als de Sibylle; een andere doet zijn best om niet verstaan te wezen, een derde valt u lastig met woeste woorden. Weg met al die prullen. Weg met de duisterheden van Maeterlinck, die zegeviert omdat hij niet begrepen wordt. Dat hij nevelachtig Zweedsch schrijve...’
José-Maria de Heredia. - Bij Lemerre verschenen Les Trophées, een bundel klinkdichten van José-Maria de Heredia. Men bewondert dezen dichter, dezen allerfijnsten Parnassien om de volmaaktheid, om de welluidendheid, om den rijkdom van klanken en kleuren zijner verzen. Zijn oorbeeld? Hij zet den heidenschen droom voort van de vrije natuur en streeft naar de volmaaktheid der kunstvormen, welke in Griekenland en in het tijdstip der herboorte de schoone natuur vertolkten en verheerlijkten.
Jordaens. - Op het slot Finsprong, in oostelijk Gotland, in Zweden, hangt er een meesterwerk van Jacob Jordaens: Sint Pieter den penning uit den mond van den visch halende: ‘De handeling op de schilderij is een niemendalle, en toch werkt het tooneel tamelijk dramatisch. De tijpen zijn alledaagsch-prozaïsch, en toch maakt het geheel eenen grootschen indruk. Uitmuntend zijn de dieren: het magere, grauwwitte paard, hetwelk den kop melancolisch over het water buigt, en de zwart-witte os, die naar den toeschouwer opkijkt! Ook als landschapschilder onderscheidt zich de voortreffelijke meester op dit stuk. Welke betooverende stemming op het somber bewogen water met het zonderling schelle licht, tusschen de treurige wolken in het zwerk! En het coloriet! Heel de schilderij staat in eene kleurengamme van warm rood en bruingeel, met diepe schaduwen en heldere lichtpartijen, en hier en daar, vooral op den voorsteven van 't schip, levendige lokaalkleuren. Alles met krachtig en gloeiend coloriet, breede en geëmpateerde borsteling, con brio gemaald. Kortom, een grootsch tafereel uit den goeden en rijpen tijd des meesters...’ (Vl. School, nr 3.)
Symbolism. - Wilt ge de zinnebeelden leeren kennen, lees geen ander werk dan het vermaard Spicilegium Solesmense van Dom Pitra zaliger. Verwar de zinnebeelden niet met het mysticism of geheime
| |
| |
zielsverheffing tot God, waarover onze Ruusbroec zulke wonderschoone boeken heeft geschreven. Hetgeen men nu symbolism of mysticism heet in de letterkunde, heeft daar geen gemeens mede: leer die letterkundige streving kennen in het Mag. littér, van April. Gij zijt niet verplicht ze te verstaan of te bepalen: maar 't schijnt toch eene poging te zijn om tot nu toe ongevangen gemoedsaandoeningen te ontleden, gedachten en gevoelens door den klank van het vers of het kleur van het beeld weer te geven, voorspellingen van toekomende gebeurtenissen uit fijn geschilderde en diep waargenomen, meest treurige toestanden te doen oprijzen.
| |
Wetenschappen.
Keltisch. - In 18 afleveringen, ten prijze van 8 M., van 1891 tot 1896, verschijnt bij Teubner te Leipzig de Alt-Celtischer Sprachschatz van Alfred Holder. Dit standaardwerk zal al de Oudkeltische woorden en opschriften mededeelen tot aan den tijd der Merowingers en aldus een waren schat uitmaken van taal, oudheden en volkenkunde voor al de streken die ooit door Kelten bewoond waren. Inschrijvers zijn er uit al de landen; wij zien er verscheidene uit Noord-Nederland. Belgenland, ook merkwaardig door zijne Oudkeltische bewoners telt maar eenen inschrijver, te weten den heer L. Vanderkindere. 't Is eene ware schande dat onze boekenverzamelingen zoo slecht ingericht, zoo armtierig voorzien zijn.
Menschelijke stammen. - De Revue des quest. scientif. van April '93 ontleedt in eene belangwekkende bijdrage, de denkbeelden van M. de Quatrefages over de stammen van het menschelijk geslacht.
Wij leeren de oorzaken kennen, welke de verschillige stammen en rassen hebben te weeg gebracht en vernemen hoe de landstreek, de erfelijkheid en de mengeling der rassen, die groote verscheidenheid verwekten.
Daarna wordt er gesteund op de natuurlijke, verstandelijke, zedekundige en godsdienstige begaafdheden die het een ras van het andere onderscheiden.
Daarop wordt de stamboom van het menschdom gebouwd, welke hier wordt meêgedeeld, maar die, door verdere ontdekkingen van de wetenschap, zal moeten gewijzigd worden.
Klankleer. - E.H. Rousselot zal deze maand te Greifswald de werktuigen vertoonen, die hij uitgevonden heeft, om de klanken waar te nemen. Wanneer komt hij naar Belgenland? Of is er hier misschien geen belangstelling genoeg voor den vooruitgang van de wetenschap?
De slag van Kortrijk. - In het Nederl. Museum verscheen er eene belangwekkende studie over den slag der Gulden Sporen. In deze
| |
| |
laatste jaren heeft de vermaarde veldslag vele nieuwe opsporingen uitgelokt en Dr J. Frederichs deelt zijn oordeel mede over de uitkomsten van al die geschiedkundige navorschingen. De fransche kronijkschrijvers poogden de neerlaag van hun leger door 't verraad der Vlamingen uit te leggen en fransche geleerden hadden die overlevering verdedigd.
‘Ten einde een waar verhaal van den slag te kunnen opmaken, heb ik onderzocht welke de waarde mocht zijn van iedere bron en of alle bronnen wel in aanmerking dienden genomen te worden, en ziehier tot welken uitslag ik gekomen ben:
1o | Voor de draaiende beweging is Guiart de volledigste en betrouwbaarste bron. |
2o | Het stilzwijgen bij Velthem van den uitslag van den aanval der Fransche infanterie machtigt ons de Fransche bronnen hier te volgen. |
3o | Velthem alleen beschrijft de drie afzonderlijke aanvallen der ridders. Al de andere bronnen spreken van die aanvallen in 't algemeen. Men kan hun verhaal dus moeilijk koppelen met dat van Velthem. |
4o | Guiart 's uitlegging van het verraad, als zouden de Franschen op het smeeken der Vlamingen achteruit geweken en dan door dezen aangevallen geworden zijn, kan niet aangenomen worden. Iedereen verwerpt zijn verhaal overigens. |
5o | De Vlaamsche bronnen willen van geen verraad hooren. De Fransche integendeel houden er hardnekkig aan. Maar, wanneer het er op aan komt dit verraad te vertellen, dan doet zich het volgend verschijnsel voor: Guiart vertelt het op eene gansch andere wijze dan de overige bronnen; men kent nu het verhaal van dezen, de andere schuiven het verraad op de rug der grachten. In tegenwoordigheid van eene zoo groote tegenstrijdigheid, moeten wij verklaren dat het verraad eene leugen is. Wat nog het beste bewijs daarvan is, dat is dat eene Fransche bron en zeker niet eene der slechtsten, de voortzetting van Nangis, volmondig verklaart dat de Vlamingen door hunnen moed gezegepraald hebben. |
6o | Het gevolg hiervan is, dat het verhaal der Fransche bronnen (buiten Nangis) en van al de andere kronijken die hunne theorieën deelen, valsch is voor wat de aanvallen der ridders betreft.’ |
Amerika, - Keltische volkstammen uit Ierland hebben Midden-Amerika bevolkt van rond het jaar 800. De bewoners der Britsche eilanden zeilden naar IJsland en van daar naar Amerika, met het doelwit het Eden, het Aardsch Paradijs te ontdekken. - E. Beauvois, die reeds in talrijke opstellen dit onderwerp heeft behandeld, poogt nu in het Muséon (April '93) de geschiedenis op te sporen van de aankomst der Kelten in Mexico, tot aan de verovering van Cortes.
Grieksche Wastafeltjes. - ‘Wat door ons en vooral door de jeugd op een lei wordt geschreven, werd door de Grieken en Romeinen met ijzeren stift, een stylus gekrast in het was, waarmede plankjes
| |
| |
bedekt waren aan beide zijden; het andere eind van den stylus was vlak, om de fautive krassen in het was weg te nemen, en het was weder gelijk te maken.’ Zeven zulke tafeltjes, met Grielsche fabels op, wierden onlangs leden aan de Hoogschool van Leiden geschonken. (Ned. Spect.)
Lijkplechtigheden. - Lees een belangwekkend opstel van A. Van Berkum over Germaansche en Romaansche lijkplechtigheden in het Tijdschr. voor Ned. Taal- en Letterkunde (XII, 1). Schrijver heldert verschillige woorden en gebruiken op die in duistere Middeleeuwsche fragmenten te voorschijn komen. De uitleg onzer Vlaamsche geplogentheden en spreekwijzen, door Guido Gezelle medegedeeld, komt er ook te pas.
J. Cl.
|
|