| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Prudens van Duyse, zijn leven en zijne werken, door J. Micheels, aggregaat leeraar voor de Germaansche talen, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. - Gent, A. Siffer, 1893. Groot 8o, 350 bl. Prijs fr. 4,00.
Met gespannen ongeduld hebben wij lang naar dit immer weer en weer aangekondigd werk uitgezien, maar - wij hebben met zijn uitblijven niets verloren en, waarlijk, onze verwachting is niet teleurgesteld.
Een schoon, een zeer schoon boek is 't dat de heer Micheels over Prudens van Duyse heeft geschreven, het schoonste ontegensprekelijk dat ooit bij ons eenigen dichter of schrijver gewijd werd. - Is die hoedanigheid, die ik met volle overtuiging aan gezegd werk toeken, misschien daaraan te wijten dat van Duyse ook deze onzer dichters is wiens verdiensten het meest en het langst onder den kandelaar gehouden zijn geweest?...
Een zonderling, een onverstaanbaar lot, inderdaad, dat van Duyse tebeurtviel! Ziedaar een man die, een der allereerste, rang - een hoogen rang! - in onzen Vlaamschen taalstrijd genomen heeft, die verre van ik- of hebzuchtig te zijn (gelijk zooveel anderen, eilaas, het waren en zoovelen het nog zijn!), immer en overal zijn medekampers optilde en vooruithielp (men zie het werk van den heer Micheels), die maar leefde voor zijn kunst en voor den stam wien hij zijn kunst wijdde, die onophoudelijk de pen in de hand had en den meestomvattenden letterschat naliet die ooit eenen onzer Vlaamsche dichters uit die penne vloeide, die van 't kinderlied tot het epos steeg, van het luimige tot het hoog godsdienstige, van het innig gemoedsleven tot de breedste vaderlandsche uitboezeming, van de bijtendste satyre tot het verhevenste lyrism, die schreef voor het dagblad, voor den schouwburg, voor het volk, voor den geleerde, in gebonden en ongebonden stijl, met een woord die in alles wat op taal-, letter- en geschiedkundig gebied zich ten onzent voordeed te huis was en mee mocht spreken, ziedaar een man die bijna het vierde eener eeuw na zijn afleven nog door de meesten niet gekend, door velen mis- of ontkend en door menigeen gladweg
| |
| |
met een goedkoop en gemakkelijk ironisch lachje afgescheept wordt!
En men zal mij niet zeggen dat de reden van die ontkenning gebrek was aan taalhanteering? Hij was daar een meester in; het tegendeel van dat verwijt zou eerder waar zijn: hij was zijnen tijdgenooten vooruit. Maar thans? - Zijn wij dan blijven staan in onze eenmaal gebrekkige taalkennis?... Men zal mij ook niet kunnen zeggen dat hij te veel geschreven heeft (M. wederlegt zegevierend dat verwijt) en dat die ‘veelschrijverij’ oppervlakkigheid moest ten gevolge hebben? 't Is juist het tegendeel dat men hem ten laste heeft gelegd! Hij is te hoogdravend, zegde men veelal, te ingewikkeld, te diep, hij is onverstaanbaar!
Nog eens - legge het lot van v.D. uit wie kan! Een zonderling, een onbegrijpelijk lot!
M. licht wel hier en daar een hoekje van den sluier op die dat raadsel nog immer bedekt, en die aanblik is zeker bedroevend; maar zouden de oorzaken dier achteruitzetting niet veelvuldig zijn en zou éene dier oorzaken - en de grootste, naar mijn inzien - niet te vinden zijn in den aanleg van onzen volksgeest, die, wat men ook zegge, weinig lyrisch, weinig ideaal, weinig abstrakt is?...
Wat er ook van zij, vroeg of laat komt - bij de besten althans - de waarheid aan den dag en... olie drijft toch altijd boven.
Het hier aangekondigde werk zal veel daartoe bijdragen, en menigeen de oogen opentukken om de hooge waarde van den tot nog toe niet genoeg gekenden, in zijn leven niet genoeg beloonden dichter te doen beseffen en huldigen.
Zooals de titel opgeeft, is dit werk in twee afdeelingen gesplitst: de eerste - tot bl. 122 - behelst de biographie des dichters; en vandaar af tot bl. 302 worden zijn verschillige werken - dicht en ondicht - chronologisch in oogenschouw genomen. Eene lijst (48 bladzijden!) zijner veelsoortige uitgaven sluit het belangwekkend boek.
Indien het mij toegelaten is eene enkele opmerking den heere M. te maken, dan zal ik hem zeggen dat hij eene in 't oog loopende feil begaan heeft met op bl. 1 van zijn werk een beknopt levensbericht zijnen lezers te beloven. Dat woord beknopt is hier stellig te veel en menige bijzonderheid die met het leven van v.D. maar in los verband staat, mocht - hoe belangvol op zichzelve - best achterwege gebleven zijn. Doch - ubi plurima nitent...
In het tweede deel hebben ons bezonder genoegen gedaan de ontleding van v.D.'s geestvol hekeldicht De Spellingsoorlog, die van zijnen verhevenen Godfried (twee meesterwerken, elk in hunnen aard) en die van 's dichters prachtig opbruisenden verontwaardigingskreet Uitboezeming bij de XXVe verjaring der Septemberfeesten. Ook getroffen waren wij bij de lezing van vele - met smaak en oordeel medegedeelde - fragmenten uit des dichters werken. De heer M. heeft wèl gedaan ons hier en daar een der schoonste bloemen uit die ruikers te plukken, want sedert lang zijn voor de minnaars onzer gedichtenflora die ruikers meerendeels te zoek geraakt.
| |
| |
Moge de hernieuwde kennismaking eenige ervan weer doen opfrisschen!
Waar ik althans zeker van ben, is dit: Menigeen die v.D. slechts kende door ‘hooren zeggen’ of uit een brokstukje in deze of gene bloemlezing opgenomen, zal, na de betrachting van het werk des heeren M., tot de overtuiging komen: van Duyse is onze grootste dichter.
Het hier aangekondigde boek is dus niet alleen een schoon - maar het is ook een goed werk. Het wreekt een onverdiend achteruitgesteld, hoog- en edelbegaafd man vóor de billijke toekomst. Het is een blijvend schriftelijk monument ter eere der waarheid opgericht, in afwachting van dat andere - bronzen monument - dat (eindelijk!) binnen kort een deel onzer nationale dankbaarheid zal verkonden.
O.
A.B.
Rozeliederen van Dr K. de Gheldere, van de Koninklijke Vlaamsche Academie. - Gent, Siffer. - Prijs fr. 1,80.
‘Laat ons van alles maar den besten kant bezien.
Gij jammert dat er aan de Rozen doornen groeien:
maar ik, ik juich, en dank den Heere bovendien,
dat aan de doornen Rozen bloeien.’
Aldus vertaalt, met zijne welbekende kunstvaardigheid, de dichter der ‘Jongelingsdroomen’ en thans van de ‘Rozeliederen’ eene humoristische boutade, vol ware levenswijsheid, van Alph. Karr.
Geen beter motto voor eene beoordeeling van de ‘Rozeliederen’ zelve.
De Rozen, nog de Rozen, en weer de Rozen: ziedaar het innig en eeuwig onderwerp dat in het rooskleurige sonettenbundeltje bezongen wordt en herzongen...
Slechts een drijtal stukjes zijn geen sonetten. Met zes dezer, zijn het bovendien vertalingen. Over dit gedeelte der Rozeliederen kunnen we kort zijn.
De vervlaamschte Engelsche kinderdeuntjes in de ‘Jongelingsdroomen’ bewezen sinds lang welk een uitstekend vertaler Dr. de Gheldere is.
Nu, allen zullen het daarover eens zijn, in zooveel en zooveel sonetten steeds de Roos te bezingen, is juist geene gemakkelijke onderneming. Het was gewis een gril. Dichters mogen grillen hebben. Aan Dr. de Gheldere's gril danken we verscheidene meesterlijke kleine lierzangen op, of juister, ter gelegenheid van de Bloemenkoningin. Brengt hij hulde aan God, zoo is het om te bezingen
Hem, die aan de Rozen geeft
hunnen luister uitgelezen,
en wiens almacht staat te lezen
in den druppel dauw die beeft.
| |
| |
Brengt hij hulde aan 't ‘zoet geslacht der Vlaamsche schoonen’ 't is om ze naast de rozen te kunnen noemen de ‘Bloemen onzer levensbaan’.
Zelfs het lustige drinkliedje wordt aangeheven met het welbekende ‘Sub Rosa’ tot opschrift en thema.
't Gebeurt echter wel dat de roos in 't sonnet als met geweld ingedwongen schijnt. 't Gebeurt dat de dichter een meisje bezingt alleen omdat ze Roosje of Rosemonde heet, of den schrijver van ‘Rozekens eerste communie’ een sonnet opdraagt alleen om den naam van zijne heldin en dan zou men bijna aan Rederijkerskunststukjes gaan denken.
Doch: ik juich, en dank den Heere bovendien
dat aan de doornen Rozen bloeien.
Zelfs diegene, onder de sonetten, welke niet opperbest bevredigen, staan nog altijd, door een of ander gelukkig vers, een of ander treffend denkbeeld, ver boven het alledaagsche. Waar echter de dichter werkelijk bezield is, daar moeten wij hem toejuichen van harte en hem dank wijten voor den ganschen bloemtuil, zoo frisch in zijn geheel, en zoo geurig en kleurig, al is 't dat de rozen er verschillen van kleur en pracht.
Zullen we nu opsommen welke onder al die sonetten ons het best voldoen? Niets moeilijker dan te moeten kiezen, waar veel schoons is. Onder de allerbeste noemen we den Goudkever en Hebt gij nog geheughen. Dit echter moeten we bekennen, dat het out liedeken op zijn von Fallersleben's, in al zijn eenvoud ons nog het meest getroffen heeft: de mosroze uit den bloemtuil:
Ic hoor den Nachtegael singhen
met sijnder stemme claer.
Comt hi enen groet mi bringhen?
En is mijn suet lief daer? -
Ic com gheen groet di bringhen,
mijn moet is mi so swaer.
Ic sach die rooskins springhen
up dijn suet liets grat voorwaer. -
En leit mijn suet lief ghegraven,
so ver, so ver van hier! -
Die borst vol edele gaven,
rust onder die rooskins root:
Och, laci, dijn lief is doot!
Doch genoeg. Met eene lichte wijziging zenden wij den dichter den wapengroet terug, waarmede zijn bundel aanvangt:
| |
| |
Wi hebben di gesien wel elre;
en bistu niet geheten Gelre?
Ga voort, en wilt nyet achterbliven,
ga voort met dichten ende scriven,
ga voort, in die name ons heren!
Wat het bundeltje zelf betreft in opzicht van stoffelijke uitvoering, het is ook een lief en bloeiend roosje dat volkomen waardig is in de wel en rijk beplanten boekenhof van den uitgever te prijken.
Brugge.
S.
De Reis van Sint Brandaan, uit het middeleeuwsch overgedicht en met zedelijke aanmerkingen opgehelderd door F. Drijvers, pr. Averbode, C. Compiet. Prijs 0,75 fr.
De legende van den Heiligen Brandaan behoort stellig met den Bere Wisselau tot het alleroudste wat als Vlaamsch-Dietsche gedichten geschreven werd. Jonckbloet zegt, dat ze met het volste recht eene Monniks-Odyssec genoemd wordt, en evenveel heidensche als christelijke bestanddeelen schijnt te bevatten.
Het is de geschiedenis van een heilig Iersch kloosteroverste die, omdat hij een boek waarin de wonderen van den Schepper vermeld stonden in het vuur wierp, veroordeeld werd eene zeereis te ondernemen waar hij, met eigen oogen, de door hem ongeloofde wonderen zou aanschouwen, en deze dan beschrijven.
Hij doet zulks en ontmoet een doodshoofd dat hem zeer wijsgeerige lessen geeft, een vliegenden hert die hem van een zeedraak bevrijdt, een wangedrocht door het gebed verdreven, een kluizenaar, de opening der hel, het aardsch paradijs, een Sireen, Judas, een kermis onder zee, enz. enz.
Zonderling mengelmoes van allerhande feiten, zegt Jonckbloet.
Men is niet eens omtrent den datum van het schrijven, de eenen plaatsen het omtrent 1180 (Serrue), de andere (Verwijs o.a.) in de eerste helft der XIIIe eeuw.
De eigenlijke tekst zou men niet hebben, alleen twee handschriften welke naar het oorspronkelijke zouden bewerkt zijn, en waarvan de eerste in het Comlurger handschrift, de andere in het Hulthemsche hs. berusten.
De heer F. Drijvers, een goede kennis van de lezers van 't Belfort, heeft die legende in moderne taal overgedicht, zonder nochtans te zeer den eenvoudigen trant van het middeleeuwsch te schenden. Benevens elk hoofdstuk heeft hij aanmerkingen van zedelijken aard geplaatst, en heeft alzoo nevens den dank, hem voor de vertaling verschuldigd, ook dien voor de overwegingen daarbij behoorend, in ruime mate verdiend.
Voor al wie aan letterkunde doet, en zelfs voor degenen die er zich minder mede bemoeien, ja ook en bijzonder voor diegenen welke
| |
| |
zich met geestelijke bezigheden onledig houden, is dit hoogst belangrijk werk van groote waarde
Gent.
P.D.
De slag van Kortrijk (11 Juli 1302), naar het Hoogduitsch van generaal Köhler, uitgebreid en gewijzigd door Dr Julius Frederichs.
Men weet dat de vermaardste der veldslagen, in Vlaanderen geleverd, op verschillige manieren wordt verhaald. De Fransche en Vlaamsche kroniekschrijvers zijn niet te akkoord: de eersten wijten de nederlaag hunner landgenooten aan een soort van verraad, door de Vlamingen gepleegd; de anderen bevestigen dat de dapperheid der Vlamingen alles beslist heeft.
Een Duitsch geleerde, generaal Köhler, op grond van het door Moke geleverde verhaal, heeft een nieuw opgesteld en in het licht gegeven, waarin niets gezegd wordt van zekere grachten, die, nopens de overlevering, door de Vlamingen met takken en gras zouden overdekt, en waar de Franschen in zouden gevallen zijn.
Zeer lezenswaardig is het relaas van den slag, door generaal Köhler in het licht gegeven en door den heer J. Frederichs uitgebreid en, volgens zijne bevindingen, gewijzigd, in dezen zin, namelijk, dat het Fransch vertelsel nopens de verdoken grachten gezegd wordt, logenachtig te zijn. Zullen de Franschen deze zienswijze aannemen? Vermoedelijk neen; hun hoogmoed zal niet dulden, dat de moed en dapperhéid der Vlaamsche boeren en gemeentenaren grooter zijn geweest dan de behendigheid en wapenkennis van het Fransche ridderleger. Om echter hun pleit te winnen moeten zij betere bewijsgronden aanbrengen dan degene, welke zij tot hiertoe leverden.
Intusschen zij de studie des heeren Frederichs allen Vlamingen aanbevolen.
Gent.
D.P.
Middelnederlandsche gedichten en fragmenten, uitgegeven door Jhr. Mr. Napoleon de Pauw. 1e aflevering. Uitgave der K. Vl. Academie. Gent, A. Siffer. Prijs fr. 2,50.
De inhoud is even boeiend als leerrijk en afgewisseld.
Eerst eene reeks geestelijke gedichten, waaronder verscheidene merkwaardig in letterkundig opzicht; daarna het 2335-verzen-lang gedicht van ‘der mannen ende vrouwen heimelijcheit’, dat zonder eenige letterkundige waarde, eene uiterst belangrijke bron is voor de kennis van de middeleeuwsche natuurkunde en geneeskunde; vervolgens de fragmenten van eenen ‘physiologus of natuerkunde’, het gedicht van ‘de cracht der mane’, ‘der goeder leiken reghel’, ‘van Jhesus een scoen ryme’, ‘Sinte Kunera van Rheenen’, en om te eindigen eene laatste bijdrage ter kennis der voorvaderlijke bijgeloovigheid: de ‘cyromanchie vanden Pape vanden Hamme’.
Vanwege de Koninklijke Vlaamsche Academie verscheen ook de
| |
| |
derde en laatste tekstaflevering van Maerlant's Istory van Troyen, (IVe deel), door Jhr. N. de Pauw en Ed. Gailliard. Prijs fr. 1,00.
Op den omslag wordt ons aangekondigd dat de inleiding en aanmerkingen de 4e aflevering van het IVe deel, de Woordenlijst het Ve en het VIe deel zullen uitmaken.
Vooraleer dat uiterst belangrijk werk uitvoerig te bespreken, zullen wij dus afwachten dat ten minste het IVe deel volledig verschenen zij.
Antwerpen.
C.
Volledige chronoligische lijst der werken van Prudens van Duyse, door Fr. de Potter. - De eerste uitgave dezer lijst verscheen in 1860, korts na het overlijden van den grooten dichter en wel op last der Koninkl. Maatschappij van Schoone Kunsten en Letteren. Die lijst was maar ‘volledig’ tot zoover de middelen, den opsteller toen ter hand liggende, reikten. Ditmaal, dank aan de welwillendheid met welke de heer Florimond van Duyse zijns vaders boekverzameling ter beschikking stelde van den heer de Potter, mag de lijst worden beschouwd als volledig, en kan men zich een denkbeeld vormen van het verbazende werk, door Prudens van Duyse geleverd in een betrekkelijk korten levensloop, alsmede van de veelomvattende kennissen, welke den gevierden schrijver eigen waren. De bundel, versierd met het welgelijkend portret des dichters, is verkrijgbaar aan 1 fr. bij den uitgever A. Siffer.
Gent.
A.
Boudewijn van Gent of Wraak en Berouw. Groot geschiedkundig diama met zang in drie bedrijven, door K.L. Van Voordenhove. - Ninove, D. Anneessens. Prijs: fr. 1,75. Prijs van de muziek: fr. 3.
Aangemoedigd door den bijval die zijnen ‘Robrecht van Eine’ ten deel viel, heeft de heer K.V.V. zijne krachten beproefd op een grootscher onderwerp en aan het Vlaamsch publiek een nieuw drama geleverd dat ongetwijfeld even goed als het eerste zal onthaald worden. Dat er in onze nationale geschiedenis eene rijke bron van belangstelling voorhanden is, en een allergeschikst middel om de oude Vlaamsche trouw, bij ons volk in eere te doen houden, heeft de schrijver niet uit het oog verloren. Geschiedkundig, echt zijn al de personen die in het stuk voorkomen, ja menig tooneel schijnt eene bladzijde uit Vlaanderens geschiedenis afgeschreven, en waar om de belangstelling gaande te houden, nieuwe toestanden zijn uitgedacht, daar nog blijft de gang van het stuk den schijn bewaren van streng geschiedkundige waarheid.
Wil dat zeggen dat ‘Boudewijn van Gent’ aanspraak maakt op hoog letterkundige verdiensten en dat de schrijver droomt van zijn gewrocht als klassiek model in onze scholen te doen bewonderen? In geenen deele. Voor 't volk van onze Vlaamsche feestvergaderingen en werkmanskringen is 't stuk geschreven, in echt en degelijk Vlaamsch; 't Vlaamsch publiek zal het verstaan en toejuichen en wat beter is menige zedeles zal het er uit leeren en onthouden.
Ninove.
D.G.
| |
| |
Hendrik Ibsen en zijn werk. Nota's van Emmanuel de Bom. 1893. Ad. Hoste, Gent. - Fr. 2,00.
Ziehier eenige bladzijden die wel verdienen gelezen te worden. Zij hebben voor doel ons te doen kennis maken met een der vruchtbaarste en der zonderlingste onder de tooneelschrijvers van onzen tijd. Geschreven met zwier, zonder den minsten zweem van aanmatiging, zou iemand die lust heeft Ibsen's werk te gaan bestudeeren, bezwaarlijk eene geschikter inleiding daartoe kunnen wenschen. Wij twijfelen er ten andere geenszins aan, of deze nota's van den heer de Bom zullen bij menigeen den lust tot dergelijke studie verwekken: ten bate, laat ons hopen, van ons eigen tooneel...
Eene bemerking nochtans: hoe kan het de heer de Bom toch over zijn hart krijgen zijne taal voortdurend maar te bezoedelen met al die Fransche schuimwoorden! Banaal, directeur, piëteit, ficelle, conventies, intens, litterair, sceptiek, consoorten, auteur, fumist, philosophen, repetitie, enthusiasten, ziedaar toch wel (en woorden zooals cabotins, gommeux, radicaal, publiek, enz. slaan we over), een heel reeksje Fransche woorden, uit de eerste drie bladzijden alleen, waar hij zich toch zoo goed met zijn eigen onvermengd Nederlandsch hadde kunnen behelpen?...
Gent.
S.
Nunzio Sulprizo. Binnen kort zal bij den uitgever dezes verschijnen Het Leven van den Eerbiedwaardigen Nunzio Sulprizio, door Pater Ildefons Verkinderen, Minderbroeder Recollet. Prijs fr. 1,00.
De twee voorgaande werken van den schrijver, Christoffel Colomb en De Gelukz. Joannes Forest, martelaar onder Hendrik VIII, Koning van Engeland, vonden bijval heel het Vlaamsche land door.
Zulks kon niet missen; want zij zijn zeer nuttig en leerzaam voor de geschiedenis, en daarbij hoogst aantrekkelijk, vloeiend en keurig geschreven.
Dit is een waarborg, waarvoor wij het toekomend werk op voorhand durven aanbevelen.
Vlaanderen in beeld en schrift is een werk dat onder het bestier van Victor De Lille, in zijn weekblad 't Getrouwe Maldeghem gaat verschijnen. Het zal elk jaar een boekdeel vormen van rond de 200 bladzijden, groot formaat, en de beschrijving en teekening geven van al de merkwaardige steden en dorpen van Vlaanderen. De eerste aflevering bevat twee teekeningen der kerk van Maldeghem, eene der oudste van Vlaanderen. De beginletter van het werk verbeeldt twee gothische bogen, die een M vormen met het wapen van Maldeghem er op aangebracht,
Eene prachtuitgaaf aan 5 fr. en eene gewone aan fr. 2,50 zal na elken jaargang in den boekhandel gebracht worden, en aan de inschrijvers op 't Getrouwe gelaten worden aan halven prijs.
Kunst- en Letternieuws. De volgende prijzen zijn toegekend
| |
| |
door de keurraden aangesteld door de klas der letteren van de Koninklijke Academie van België:
Prijs Castian. - Een prijs van 1,000 fiank aan den heer dr. Schoenfeld, van St-Gillis-bij-Brussel voor zijne studie over: Les principes rationnels de l'assurance ouvrière. Conséquences prochaines et éloignêes du système des assurances en Allemagne.
Prijs De Keyn. - Een prijs van 1,000 fr. aan ieder der volgende schrijvers:
1. | Alexis Callant, onderwijzer bij de Gentsche stadsscholen, voor zijn boek getiteld: Zwarte Willem en andere vertellingen; |
2. | A. De Cock, gemeente-onderwijzer te Denderleeuw, voor zijn boek getiteld: Wonderen uit het plantenrijk; |
3. | Stepman en Calozet voor hun werk getiteld: Le modelage scolaire. |
Prijs Guinard. - Een prijs van 10,000 frank aan den heer F. Robyns, hoofd-opziener der lagere scholen te Hasselt, voor zijn OEuvre des sociétés scolaires de tempérance.
Davids-Fonds. - Wedstrijd voor het behandelen van een onderwerp betreffende het maatschappelijk vraagstuk. Vier stukken zijn ingezonden:
Nr 1. | Maatschappelijke hervorming (zonder kenspreuk). |
Nr 2. | Het socalismus in België, Kenspreuk: Moge ieder de hand aan het werk slaan. |
Nr 3. | Geene kwale zonder geneesmiddel. Kenspreuk:
Words du gheen seghe machtigh.
|
Nr 4. | De boeren en de maatschappelijke zaak. Eene verhandeling over het heropbeuren van den boerenstand. Kenspreuk: Diligenter exerce agrum tuam. (Bewerk neerstig uwen akker.) Spr. XXIV, 27. |
De jury is samengesteld uit de heeren Dr. H. Claeys, Brants, hoogleeraar te Loven en L. Mathot.
- Donderdag 18 Mei was het algemeene vergadering te Leuven onder het voorzitterschap van hoogleeraar Willems. De heer de Potter las een merkwaardig verslag voor, waaruit bleek, met de bewijsstukken erbij, dat de toestand der Vereeniging zeer bloeiend blijft, en het hoofdbestuur geene poging onbeproefd laat om gelijken tred te houden met de nieuwe eischen, voortspruitende uit den nieuwen staatkundigen toestand des lands. Na eene korte discussie over de muziekuitgaven, die geregeld voortgaan, werden de rekening van 1892 en de begrooting over het loopende jaar gestemd en aangenomen.
De heer Mathot deed de voorbereidselen kennen door de afdeelingen Antwerpen en Borgerhout gemaakt voor het plechtig vieren, den 2 Juli aanstaande, te Boechout, van den 100sten verjaardag der geboorte van Jan-Frans Willems.
Zooals naar gewoonte na de zitting gezellig banket in Barcelone.
| |
| |
Vóór de zitting was na eene requiemmis te Wilsele de gedenksteen ingehuldigd door Davidsfonds en Met Tijd en Vlijt opgericht in aandenken van den verdienstelijken heer Schuermans, een der stichters van beide vereenigingen.
De heeren G. Bols, in naam van het hoofdbestuur, E. Soens, namens het Studentengenootschap Met Tijd en Vlijt, en een bestuurlid van de aloude rederijkkamer Het Kersouwke, spraken, in wel doordachte toespraken, den lof uit van pastoor Schuermans, die als priester, als Vlaming en als mensch eenen hoogst verdienstvollen levensweg heeft bewandeld.
- Den 14 Mei sloot de verrezen afdeeling van Brussel hare reeks feesten voor 1892-1893 met eene tooneelvertooning uitgevoerd door de Jonge Klauwaarts en eene voordracht door advocaat Gisseleire over Italië, Egypte en Palestina.
Boom is insgelijks als de Phenix uit zijne asch opgestaan en heeft zijn getal leden verdubbeld. Men herinnert zich nog de bittere klachten uitgesproken op het feest te Sint-Nicolaas door een vertegenwoordiger dier afdeeling, zij hebben het bij geen jeremiades gehouden, alles groeit en bloeit weder ten hunnent. Dat dit tot voorbeeld strekke aan aanderen. De voordracht te Niel gehouden door den eerw. heer J. Muyldermans is opperbest geweest; de redenaar ontwikkelde met geest en talent Veel kleintjes maken een groot.
Gent bereidt zich weder prijskampen uit te schrijven over het Vlaamsch in onze lagere en middelbare scholen. Nog een voorbeeld dat overal diende nagevolgd te worden.
Koninklijke Vlaamsche Academie. Zitting van 17 Mei. Een groot gedeelte der zitting wordt aan het bespreken van huishoudelijke zaken gewijd
De heeren Willems, Bols en Daems brengen verslag uit over het ingekomen antwoord op de prijsvraag betreffende de werken van Ruusbroec.
Vervolgens lezen de heeren de Potter, Hansen en Micheels hun verslag over de twee ingekomen antwoorden op de prijsvraag: ‘Huiselijk leven, zeden en gewoonten in eene Vlaamsche gemeente in de tweede helft der XVIIIe eeuw.’
Tot candidaten worden gesteld, voor de openstaande plaats van buitenlandsch eerelid de heeren professors J.-H. Gallée, te Utrecht, en J.-G.-R. Acquoy, te Leiden.
De jaarlijksche plechtige zitting der Academie zal gehouden worden op donderdag 22 Juni. Dr Hansen en Dr De Vos zullen als redenaars optreden.
Het XXIIe Nederlandsch taal- en letterkundig Congres zal den 29, 30 en 31 Augustus te Arnhem gehouden worden. Men kan inschrijven bij den heer Sipman, Secretaris, parkstraat, 6, aldaar. De regelingscommissie zendt reeds h.t voorloopig programma uit en beschrijft de merkwaardigheden van hare stad en haren omtrek die waarlijk de lusthof is van Holland. Wij wakkeren onze lezers aan het reisje naar dit Eldorado van onze Noorderbroeders te doen en zich zonder vertoeven als lid aan te melden. De prijs van het lidmaatschap is fr. 5,00.
| |
| |
- † Mr. Johan Theodoor Buys, te Amsterdam op 26 Januari 1828 geboren, van 1862 tot '64 leeraar in de staats- en staathuishoudkundige wetenschappen aan het afhenoeum te Amsterdam en sedert dien hoogleeraar in de rechten te Leiden. Hij was mede-opsteller van De Gids, en de Wetenschappelijke Bladen (1856-'68).
Hij schreef, benevens artikelen in gemelde tijdschriften: De Nederlandsche staatsschuld sedert 1814 ('67). Het wezen van den constitutioneelen regeeringsvorm ('62). Mr. J.R. Thorbecke herdacht ('72). De grondwet. Toelichting en kritiek ('83-'87).
Hij was een der geleerdste rechtskundigen van Nederland.
- † Emiel Roustan, die onder den deknaam van Maître Claude, aan het Brusselsch dagblad Le Patriote, medewerkte.
- † Z.E.H.Ch.-L. de Clèves, een der verdienstelijkste priesters van het bisdom van Doornijk, is op 22 Mei ll. als pastoor-deken van Binche in deze stad, in den ouderdom van 77 jaar overleden.
Zijn Mémoire sur l'Education des Filles werd door het eerste congres van Mechelen bekroond.
Hij schreef ook nog een werk over den heiligen Ursmer, dat van groote kennis getuigt, alsmede l'Année de Marie, eene reeks wekelijksche overwegingen.
- † Adolf Goupil de Parijzische uitgever der kunstrijke gravuren welke overal gekend zijn.
- † Kardinaal Zigliari, geleerde godgeleerde van het order der Predikheeren; zijne werken over het verstandelijk licht, het ontologisme, het Weener Concilie, de vereeniging der ziel met het lichaam, en de wijsbegeerte in 't algemeen zijn overal gewaardeerd en hooggeschat.
- † August Rutten, oud-onderwijzer, oud-schepene van Godsenhoven, en schrijver van het ‘Haspengouwsch Idioticon’.
- † C.-L. Van Driessche, Pastoor van Deftinge, geboren te Hansbeke in 1820. Hij beoefende met liefde de dichtkunst en menige letterkundige perel heeft men hem te danken; bijdragen van zijne pen verschenen in de Jaarboeken van het Davidsfonds en in Het Belfort. Thans arbeidde hij aan parallèle brokstukken uit De Konink's Menschdom verlost.
- † Eerw. heer Truyens, oud-pastoor van Hoesselt, de verdienstelijke schrijver onder den naam van Jamar van Maria, Moeder van Jesus, Ziedaar uwe Moeder, Eigenaardige Conferentië en een veertigtal andere geestelijke werken. Hij liet bij onzen uitgever ook eene reeks school- en patronagetooneelstukjes verschijnen. Door zijne menigvuldige en veel gelezen werken was C.H.T. Jamar een tweede Pater Hillegeer voor het Vlaamsche volk. Zijne taal was zuiver, zijn stijl gekuischt, zelfs in zijne eerste werken wel wat te hoogdravend; hij was een godvruchtige en geleerde priester.
|
|