des impies et de les effacer du livre des vivants. Ces exemples me suffisent’.
Zoo spreekt L. Veuillot, door den B.P. bijzonder geëerd en nagevolgd. Zoo handelt de Pater Jezuiet Haté, die Fl. beschouwt niet als schrijver of geleerde (wie kan hem of mij verplichten eenen auteur onder alle oogpunten te gelijk voor te stellen?) maar als ‘afbreker der eeuwenoude opiniën over God, de schepping, de ziel, de eindoorzaken, het eeuwig leven’ enz. - Mais c'est de la science! me crie-t-on. La science! avec ces allures de charlatan, ce serait la vraie science?... Sous ces grands mots, dans ces phrases enflées cherchons ce que l'auteur a eu dessein d'y mettre, ce qu'il y a mis: l'artificieux dénigrement de notre sainte religion, le blasphème contre Dieu.... La tactique agressive de Fl. se dessine: cet ennemi de Dieu et de la religion met en son jeu de l'astuce. Rarement il attaque ouvertement: le plus souvent il se cache sous son masque scientifique, et, à propos de tout, il sait lancer les traits perfides: dédain, mépris, persiflage blasphémateur sont ses armes et ses coups portés sous des allures hypocrites, n'en sont que plus dangereux’ (P.J. Haté.) Ge ziet, de brave pater Jezuiet grijpt ook met bloote handen. Wat? Omdat Fl. een boek schreef over Mars, waar Pater de Joannis van getuigt ‘dat het een schoon werk is, onder wetenschappelijk betrek’ zoude ik den onmeedoogenden bespotter van mijn duurbaarste overtuigingen moeten hulde brengen, hem loven en aanprijzen, een doek werpen op zijne ongerijmdheden, ten aanzien zijner geleerdheid?
Verdient hij die toegevendheid deze die schreef: ‘Ces fanatiques qui non seulement croient aux absurdités les plus criantes, mais sont de plus convaincus d'être en relation directe avec Dieu lui-même, et se délivrent, en raison de cette grâce spécrale, un brevet d'infaillibilité.., A les entendre, il faut croire à leurs sornettes ou ne croire à rien...
‘La majorité de ceux qui croient en Dieu se représentent cet être inconnu comme un homme supérieur, assis quelque part au dessus de nos têtes, qui de là préside aux actions terrestres, est doué d'une excellente vue, d'une ouïe non mains parfaite, tient les rênes du monde, et, dans le cas où le besoin s'en fait sentir, appelle un ange de service, pour l'envoyer remonter quelque mécanisme un peu rouillé.’
De Voorzienigheid, de H. Drievuldigheid, de Hemel enz. worden even belachelijk gemaakt. En jegens zulke aartsvijanden verbindt men ons tot ‘plechtplegingen!’ Maar ‘de gustibus non disputandum’. Ten slotte, het artikel van Pater de Joannis was niet voldoende om mijn schrijven enkel voorwaardelijk aan te nemen; critiek Z. kon mijn ‘Flammarion’ stilzwijgend voorbijgaan, ofwel, er zijn oordeel over uitspreken, na lezing van de ketterijen van den fr. astroloog. Mr Z. onderstelt dat hij mijne eigenliefde heeft gekwest. Inderdaad en geen wonder. Had hij niet het vermoeden doen ontstaan dat mijne vroegere ‘réquisitoires’ tegen Renan, Hugo, Busken Huet, insgelijks maar aanneembaar zijn ‘sous bénéfice d'inventaire?’ Bovenstaande verklaringen bleef ik den lezers van 't Belfort schuldig.
E. Pauwels.