't Rijmt toch!
En zoo gaat het al rammelend voort, tot de verplichting wordt beschreven, dat wij na den dood voor den overledene moeten bidden.
Wil nog verder voor hem bidden
's Heeren priester in de Mis,
En de leek, ook door Communie
Zoo zij in 't vermogen is.
De laatste regel mocht wel met een vraagteeken besluiten.
't Derde hoofdstuk gaat u spreken
En van 's Regels onderhouding
Wat u raakt zegt nog dit lied.
Hoe poetisch is die laatste regel! En wat zegt men van het volgende, dat schittert door duidelijkheid:
Zoo ambtshalve soms bezoeken
Doen naar recht de Franciscanen
Aan geen leeken wordt vergund.
't Gelijkt wel een raadsel. Alles sluit met het fraaie:
Vindt g'in uwe congregatie
Soms nog d'een of d'ander wet
't Is tot welzijn der gemeente
De laatste regel met dat even is kostelijk.
Is dat geen lapwerk? Is het geen schande, dat zoo iets gezongen wordt in 's Heeren tempel? Is het niet ergerlijk, dat onze moedertaal zoo wordt misbruikt? Zal men zoo liefde kweeken voor de taal van Vondel die het eenvoudigste wist te bezielen door zijne hemelsche poezie?
Men beroepe zich niet op den eenvoud van den H. Franciscus. Zijn eenvoud zou walgen van zulk knutselwerk. Hoe sierlijk zijn zijne verzen! Wat straalt daarin alles van leven, van liefde, van echte poesie!
Geloof mij, het Vlaamsche volk, dat op zulke echte dichters kan roemen, heeft recht op iets beters. Zulke onzin is dikwijls oorzaak, dat onze Noordelijke broeders het Vlaamsch met verachting beschouwen, dat de Franschgezinde, die een weinig Vlaamsch kan, deze taal eenvoudig beschouwt, als de taal der onbeschaafden, de taal der achterbuurten, de taal van 't gemeen.
Ik meen, dat dit alles rede genoeg is, dat men zich wachte dergelijken onzin te schrijven.
Men zou daardoor slechts de goede zaak bevoordeelen.
Hal.
B. Mets, O. Min. Conv.