| |
| |
| |
Flammarion.
KEPLER, Newton, Laplace, Herschel, Arago, Leverrier, Secchi richtten hunne verrekijkers op de sterren, planeeten en dezer wachters; zij berekenden de onderlinge afstanden der hemellichamen, bepaalden de ronden en afwijkingen der dwaalsterren, onderzochten de vlekken van zon en maan, de kleuren der hemellichten, den aard der nevelsterren; zij voorzegden de zons- en maansverduisteringen, de komeeten, den vloed en de ebbe; ze schreven de ‘Sterrekundige Tabels’, ‘het Boek der kennis der Weders’ enz. enz. Een ontzaglijk uitgestrekt gebied, niet waar, echter te eng bevonden door den franschen Flammarion. Deze treedt op als een ouderwetsche astroloog, die verder springende dan de telescoop lang is, wijsgeerige gevolgen trekt uit de opgedane waarnemingen. Gehuld in een met zonnen en manen bezaaiden mantel, den papieren punthoed op den schedel, kraait de pochhans verbijsterende orakels die nooit in 't brein zijn gekomen der stoutste waanwijzen van Chaldea, Egypte en Arabië.
Flammarion! Dat klinkt als een klaroen! Terres du Ciel - Lumen - La pluralité des mondes habités - Les mondes imaginaires et réels en andere flikkerende titels kondigen elk, 't zij de instorting eener eeuwenoude instelling, 't zij een visioen of een afgeluisterd gesprek in den hemel, 't zij de ontdekking eener waarheid of eens feits waar de gedaante der wereld zal door veranderen. Als Flammarion de bazuin steekt, men voelt de grondvesten der aarde schudden, men kijkt
| |
| |
bedeesd omhoog alsof milliards kaboutermannekens uit de maan gingen regenen om onze planeet te veroveren.
In ‘les Terres du Ciel’ steekt de fransche Snoeck op nieuw de trompet en doet nog eens de wereld kond wat hij heeft vernomen op het glazen rondeken van zijnen verrekijker! ‘Toutes les idées qui ont eu cours jusqu'ici sur la création, sur la terre, sur le ciel, sur la situation de l'homme dans la nature et sur nos destinées, doivent aujourd'hui subir une transformation radicale et absolue. Le soleil de l'astronomie brille sur nos têtes! La nuit est finie! Il fait jour!’ (Terres du Ciel, p. 4).
Onze Colombus van ‘Terres du Ciel’ noemt de sterrenkunde ‘de koningin der wetenschappen’ waar de echte hemel wordt veropenbaard; zij legt de gronden van een nieuwe wijsbegeerte, en leert ons eindelijk wat men moet gelooven van de natuur, den oorsprong en het einde van den mensch!’
Het geloof en de rede leeren dat God is een zuivere geest, oneindig volmaakt, eeuwig, onafhankelijk, almachtig, alwetend, onveranderlijk, de schepper van hemel en aarde, overal tegenwoordig, bewarende alles en alles regeerende door zijne Voorzienigheid. Deze schoone en alleszins voldoende verklaring van 't Opperwezen, weet gij hoe Flammarion ze noemt? Zotteklap, onzin, en de wijsgeeren die ze aannemen en voorstaan, als Plato, Socrate, Augustinus, Thomas van Aquina, Leibnitz, Bossuet, Malebranche enz. enz., dweepers, stompe hoofden die zich domweg inbeelden dat de door hen verzonnen schim de ware God is, schepper van hemel en aarde.
| |
| |
Hoedanig, zult ge vragen, is de nieuwe God van Flammarion? ‘Le dieu que j'adore, c'est le mien, celui que je me fais: ce n'est ni le Varouna des Aryas, ni l'Elim des Egyptiens, ni le Tien des Chinois, ni l'Ahoure Madza des Perses, ni le Brahma ou le Bouddha des Indiens, ni le Jéhovah des Hébreux, ni le Zeus des Grecs, ni le Jupiter des Latins, ni celui que les peintres du moyen-âge ont assis sur un trône au plus haut des cieux.’
Hoedanig is dus zijn God? Flammarion beproeft verscheidene uitleggingen die alle even duister zijn, wolkerig en min of meer zweemende naar d'algoderij of Pantheïsmus. Na lang getast, gesukkeld en gestronkeld te hebben erkent de afbreker van den God der christenen ‘que son Dieu est un Dieu innommé, incompréhensible, inconnu, sur la nature duquel nous ne pouvons que nous taire, et dont la connaissance nous est scientifiquement inabordable’.
Eilaas! Ziet gij, lezer, de wolk der hooveerdige wetenschap schuiven tusschen de ziel des geleerden en den God der christenen?
O telescoop omwentelaar, brandpunt eener nieuwe godgeleerdheid, welke eclips stelde uwe ruit in de schaduw? Was het wel der moeite weerd al dat gedruisch te maken en te voorspellen met zegevierende gebaren ‘dat de grootste feiten der huidige wetenschap het denkbeeld des Opperwezens hebben gewijzigd’? Gij beloofdet een oogverblindend licht en ge laat ons zitten in de duisternis. Ze taant de zon der sterrenkunde! De nacht is gekomen! 't is donker!
De schepping wordt uitgeschrabt, om hare totale onmogelijkheid. Flammarion spot met de zoogezegde wijsgeeren die aannemen dat het Opperwezen gedurende eene eeuwigheid onwerkzaam is gebleven voor het, uit eigen en vrijen wil, het heelal schiep, en, in het onein- | |
| |
dig luchtledige, het begin stelde van tijd en ruimte. Flammarion wacht zich de redenen te weêrleggen waar de schepping op steunt; hij schrijft voor de denkers van Belleville en Montmartre die bersten van lachen terwijl hunne kluchtige sterrenkijker aan 't afbreken is der Voorzienigheid en de leering van de eindoorzaken met zijnen papieren punthoed doorsteekt.
‘Lorsque l'homme prétend que les poulets ont été faits pour être mis à la broche, cet homme est un peu personnel dans son affirmation; avancer que les perdrix ont été créées et mises au monde pour se marier avec les choux à l'officine de Vatal; s'abaisser jusqu'à dire que les boeufs sont principalement destinés au potage gras, à la couronne de pommes de terre frites du beefteak, ou à la sauce carotte à la mode; que les gigots de mouton et les rôtis de veau ont été le but de la formation de la gent ovine et bovine; que les haricots ne serviraient à rien s'ils n'étaient assaisonnés au gras ou au maigre; et que les mirabelles ont été dorées du soleil, soit pour être goûtées fraîches, soit pour être transformées en confitures ou en pruneaux; tomber dans ces détails vulgaires, c'est oublier le système général de la nature et croire que l'homme vit seul dans l'univers’.
Gelukkig dat de verguizer der eindoorzaken de arme stervelingen niet in den ban slaat omdat zij zich voeden, laven, kleeden, verwarmen, vruchten inleggen enz. Wij worden niet plichtig verklaard aan natuurschennis, alhoewel wij, door het vreten van carbonaden, schapenbouten, koolen, snijboonen den optocht verhinderen der ossen, schapen, koolstekken en princessenstaken naar een verhevener bestemming.
En die inwilliging van den franschen Mahomet, waaraan is zij toe te schrijven? Aan de onwetendheid in dewelke de telescoop zich tot heden bevindt nopens het hoogere leven dat gezegde dieren en groensels te wachten staat?
Tijdgenooten van Flammarion, ademt vrij! Gij niet, maar wellicht uwe nakomelingschap zal de schapenbouten
| |
| |
en pasteien, de mirabelpruimen en fijne vogeltjes, van aard zien veranderen, en dezelve moeten derven, als hunne huidige en voor ons deugdelijke bedieningen zullen verruild zijn geworden met verhevener ambten. Mogelijk staart de XXe eeuw met verbazing op eenen os-senator, een schaapmagistraat, een kreft-minister, een patrijs-panamist, een fezant-gazetier, een aliboron-sterrenkijker! Ach! onze neven en naneven, wij wenschen dat gij aan die dierenen groenselomwenteling ontsnappet en dat gij ook de grondwet belevet welke de Schepper, bij den dageraad des menschdoms uitvaardigde: Heerscht over de visschen der zee, de vogelen des hemels en al de dieren die leven op aarde. Ik heb u al de kruiden gegeven en al de boomen die in henzelven hun zaad dragen, elk volgens zijne soort, opdat zij u tot voedsel zouden dienen (Gen. Kap. I, V, 28-29).
Het hemelsch Paradijs wordt teenemaal hervormd, ja bespottelijk gemaakt als ‘vervuld met God, geesten, tronen, apostels, martelaren, hoogepriesters, belijders, enz. allen eeuwiglijk op trapbanken gerangschikt, naar de verdiensten van een vluchtig leven’.
De ziel van den mensch, vergaat zij met het lichaam? Neen, zegt Flammarion, maar men weet niets over den aard der ziel. ‘L'âme, mystère et ignorance aujourd'hui, mais l'inconnu d'hier est la vérité de demain.’ Welk is het lot der zielen, in het toekomende leven? ‘On peut penser qu'elles se réincarnent en de nouveaux organismes, chacune suivant sa nature, ses facultés, ses destinées.’ Dus geene zekerheid op dat punt. Eilaas! hoe gering is het getal der gelukkigen, in hunne nieuwe huisvesting! De verrekijker van den franschman, daar zooeven donker en duister, wordt schitterend klaar. ‘Sur les quatorze cents millions d'êtres humains qui peuplent notre planète, les quatre-vingt-dix-neuf centièmes n'entrent point dans la vie uranique!’ Zoo betitelt men, in de geleerde wereld waar Flammarion den clown verbeeldt,
| |
| |
het toekomstige leven. Waarop steunt dit strenge vonnis? Eén mensch op honderd is denker en der onsterfelijkheid waardig. Renan sluit uit den Hemel ‘les frivoles’. Flammarion veroordeelt tot mindere ja tot lage bedieningen, de ruwe zielen onbekwaam om den gedachtenwereld te bewonen. Hij die spotte met de trapbanken van den christenen Hemel, plaatst er ook in zijnen Empyrëus. Immers de geesten der geleerden zullen niet alle dezelfde sterren en planeten bewonen. De hoogere planeten Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptune worden voorbehouden aan de verhevenste genieën; Mercure, Venus, enz. worden de woonplaatsen van ondergeschikte geesten.
Wat men al vindt, niet waar, op 't glazeken van eenen telescoop. De bewoners van Mars zijn tweevoetig, tweehandig, tweevleugelig; zij zweven in de ruimte; zij worden, naar wensch, lichtstralend. Zij voeden zich niet, maar leven door enkele ademhaling. ‘Onze twaalf zintuigen, vertelt een Martiaan, stellen ons in rechtstreeksch verband met het heelal. Wij gevoelen hier, op eenen afstand van honderd millioen mijlen, de aantrekking van den voorbijgaanden Jupiter; wij ontwaren, met het bloote oog, de ringen van Saturnus; wij raden het naderen eener dwaalster en ons lichaam is doordrongen van de barnsteenkracht of electriciteit der zon die de gansche natuur doet trillen.’
Op belangrijker planeten treft men nog volmaaktere lichaamsgestellen aan: de zintuigen vernemen al de werkingen van het levensonderhoud des lichaams; de oogen worden stralend van licht en bezitten eene electrische kracht bekwaam om u met éenen oogslag dood te bliksemen; op zekere zitbanken van Flammarion's hemel houdt men gesprekken al zwijgende, immers men leest de gedachten van zijnen medespreker op een orgaan dat bijna op de plaats staat van het voorhoofd:
Narraverunt mihi iniqui fabulationes.
De boozen hebben mij kluchten verteld.
Flammarion ‘un frivole’ hoe zal hij in zijnen hemel binnen geraken?
| |
| |
Wij zouden enkel de schcuders ophalen ware de fransche sterrenkijker enkel belust naar de faam van clown, maar hij wil doorgaan voor een' wijsgeer, een' hervormer der godsdienstige denkbeelden, den stichter eener nieuwe religie gesteund op de vereering der natuur.
De eenvoudige menschen, als zij de oogen vestigen op het firmament waaraan pinkelen de buitenbloemekens van het hemelsch paradijs, hoe natuurlijk denken zij aan den Schepper, hoe instinctmatig verheffen zij hunne herten tot Hem aan wien alleen eere en glorie behooren! Het ‘Coeli enarrant gloriam Dei!’ De Hemelen verkonden God's heerlijkheid! valt van der menschen lippen, tot verkwikking der goeden, en tevens als eene schrikbarende vermaning voor de zwakke zondaars. Flammarion, het oog gedrukt tegen den telescoop, vliegt over des paradijses randpriëelen, hij dringt millioenen mijlen verder in die onmetelijkelichtparken; wij zien enkel den verlichten voorgevel, hij ontwaart binnen steeds nieuwe schoonheden afwisselend als de zalen van een tooverkasteel! wat hij, geleerde ziet, verrukt hem; wat hij, in oneindige ruimten, ten halve bespeurt, of verder en verder bijna niet ontwaart of vermoedt, het doet zijnen geestdrift ontvlammen en aan dezen geeft hij lucht in prachtige, eenigszins bombastische beschrijvingen die eere doen, zoo niet aan zijne soberheid, toch aan zijne rijke verbeeldingskracht (la Pluralité des mondes). Maar ô teleurstelling! Als wij, simpele lieden, vragen naar den maker van die wonderen, Flammarion antwoordt: Daar is geen maker van, ik zag hem niet! Bestaat hij, dan is hij verborgen in onpeilbare diepten.
Zoo spreekt de hoogmoedige wetenschap.
Flammarion gaat verder: Elke nieuwe ontdekking 't zij in de hemelen, 't zij op onze aarde wordt in zijne handen een stormram tegen de geloofspunten der H. Kerk.
‘Quoi, la terre est transformée... on a voyagé tout autour... Les Océans sont sillonnés par les navires à voiles gonflées, par la nef rapide dont l'hélice perce les flots; les continents parcourus par le dragon flam- | |
| |
boyant de la locomotive; sous le couvert du télégraphe, nous causons d'un bout du monde à l'autre. La vapeur qui... L'électricité que... Non, jamais, l'humanité n'a assisté à pareille phase; jamais son sein ne s'est senti gonflé de vie et de force comme aujourd'hui; jamais son coeur n'a envoyé avec une telle puissance la flamme et la chaleur jusqu'aux plus lointains artères; jamais son regard ne fut illuminé d'un pareil rayon.’ Die adem zou den man-orkester niet onwelkom zijn.
En de gevolgtrekking? Omdat de logge postwagen werd vervangen door het snelle stoomtuig de godheid van Jezus-Christus wordt een verdichtsel; omdat de spreekdraad ons in betrekking stelt met verre afstanden, valt de H. Drievuldigheid in duigen; omdat Leverrier de planeet Neptune ontdekte, zal de verrijzenis der dooden geene plaats hebben; omdat Flammarion droomde van stille gesprekken der hemellingen bij middel van een nieuw orgaan op het voorhoofd, zijn de apostelen bedriegers, de mirakelen kinderpraat, het gebed een onzin! O logica!
De fransche zwetser verlicht ons niet met de zon der sterrenkunde, maar met Bertrands' tooverlanteern. Waar zijn de beloofde nieuwe denkbeelden nopens den oorsprong en het einde van den mensch? De schepping, God, de eeuwigheid, verklaarde hij die grondwaarheden beter dan de katholieke Kerk? Past niet op den huidigen Mahomet het woord der H. Schrift: ‘Dicentes se esse sapientes, stulti facti sunt esse.’
Zij pochten op hunne wijsheid
Ware Flammarion er niet steeds op uit geweest den godsdienst te bespotten, hadde hij een oogenblik ernstig nagedacht op den aard zijner wetenschap, hij
| |
| |
zoude gezien hebben, dat de sterrenkunde, al dede zij duizendmaal belangrijker ontdekkingen dan ze tot nu deed, toch altijd zal blijven en niets meer zal worden dan ‘de kennis van den sterrenhemel’. Al kwame er een tijd dat de kleine kinderen het gansch mekanism der hemelsferen zullen kennen als hun abécé en berekeningen zullen uitwerken waarbij deze van Leverrier, vinder van Neptune, een kinderspel zijn, daarom zal ‘de sterrenkunde’ de wijsbegeerte noch de godgeleerdheid hebben onttroond. Men zoude later naar de gesternten vliegen, hooren en zien met de scherpheid der Martianen, gevoelen met de fijnheid der Saturnianen, doodbliksemen met de barnsteenkracht der oogen op millioenen mijlen afstand, toch zullen de stervelingen niet ontslagen zijn van te gelooven en te bidden: Onze Vader die in de hemelen zijt... geef ons heden ons dagelijksch brood.
Flammarion, bewijst hij diensten aan het ongeloof, aan de vrijdenkerij? Zijn spotlach is hij vervaarlijk voor den godsdienst? Wij denken het niet. Zijn snoeverij, zijn gezwollenheid, zijn hoogmoed die hem doet vergeten: schoenmaker, blijf bij uwe leest, maken hem onschadelijk bij lieden van verstand en gezond oordeel.
E. Pauwels.
|
|