Het Belfort. Jaargang 8(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 168] [p. 168] Lucifers val. Quomodo cecidisti de coelo lucifer, qu mane oriebaris? (Is. xiv. 12.) HOE vielt gij toch, o engel schoon, O gij wiens licht om Godes troon Een kreits van wellust wrochtte? O Lucifer, de bron van 't licht, Gij zijt verwonnen, en gij zwicht Gedoemd ter hellekrochte!.. Hoe vielt gij toch, o engel schoon, O gij wiens schitterende kroon Door 't Eden zond haar stralen? Ze is u ontrukt door 't hemelsch heer; Dit dwong u zelfs van uit de sfeer In 't diepst' der hel te dalen!.. Hoe vielt gij toch, o engel schoon, O gij wiens rozenkleur'ge koon Geene ijverzucht moest duchten? 't Is al verzwonden in den nacht Waar eene grenzelooze macht U dwong van heen te vluchten!.. Hoe vielt gij toch, o engel schoon, O gij die aan der heem'len woon Des morgens kwaamt verschijnen? Uw luister is nu uitgedoofd, Gij hebt te roekeloos geloofd Gods glans te doen verdwijnen!.. Gij zijt niet meer die engel schoon, O Lucifer, uit bitt're hoon Blijft gij dien naam nog dragen!.. Gedompeld in het eeuwig vuur, Vermaledijdt gij 't eeuwig uur, Geen' redding kan er dagen!.. St-Truiden. M. Descheemaecker. Vorige Volgende