Het Belfort. Jaargang 8
(1893)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
Op den Karmel.(De laatste rustplaats eener pelgrimsreize.)
Iter para tutumGa naar voetnoot(1) bad ik
Tot de Ster van land en zee,
En met blijde hoop betrad ik
't Vreemde pad aan vreemde reê.
En Maria's hand geleidde
Mij gebergte en vlakten door,
En heur Moederliefde spreidde
Rozen op mijn kronkelspoor.
En zij voerde me op de wegen,
Eens door haren voet betreên:
Waar heur naam de menschen zwegen
Sprak hem iedre rots en steen.
En in tal van heiligdommen
Vond ik Haar, - en haren Zoon.
Smeekgebed en danktoon klommen,
Zegen daalde van hun troon.
Thans aan 't eind der reisbezwaren,
Kniel ik Moeder aan uw voet,
Waar de zwervling op de baren
Heinde en ver uw Karmel groet.
| |
[pagina 50]
| |
Diep geroerd van vreugd en smarte
Scheid ik van uw Heilig Land,
Maar laat, Moeder! hier mijn harte,
U ten dank- en liefdepand.
En Gij, kroon uw moederzorgen,
Vriendelijke Ster der Zee!
Leid langs 't golvend pad mij morgen
Naar mijn stille woningsteê.
(Uit het Pelgrimsalbum in het St-Eliasklooster, 4 dec. 1887).
Maastricht. J.P.v.K.S.J. |
|