Voor eene p hebben wij wuppe, wuppen voor wippe, wippen. In de omgeving eener r kan deze i veranderen in u en o; bijvoorb. worst = wrijf van den voet, vergeleken bij Hoogd. Rist, Eng. wrist, wrokkelen nevens wrikkelen, wrubbelen en wrobbelen nevens wribbelen.
4. ij. - De Westvlaamsche ij heeft de weerde eener high-front i, waarvan de geronde weêrga ü is; de Westvlaamsche ü wordt volgens de gewone spelling verbeeld door ui. In het woord wijf, algemeen Westvlaamsch wuif = wüf, verandert de ij in ui, doch niet alleen onder den invloed der voorgaande w, maar door gelijktijdige werking der volgende f. Het is immers regel in het Westvlaamsch dat ij ui wordt tusschen twee lipklanken. Alzoo hebben wij vuive, puipe = vijf, pijp. In fransch Vlaanderen hoort men ook zwuigen voor zwijgen.
B. Uitspraak van auw in het Westvlaamsch. - De woorden waar eene Westgermaansche lange a van w gevolgd was, worden in het Dietsch verbeeld door auw. In het algemeen is deze klank in het Westvlaamsch te zamen gevallen met ouw, en wordt ow gesproken. Nochtans bemerkt De Bo dat de woorden met auw = oudere âw in fransch Vlaanderen nog met eene lange a gesproken zijn.
Hetzelfde geldt voor een groot deel van westelijk Westvlaanderen. Deze ā klinkt helder in de streken waar de andere gerekte a's voor de lip- en keelklanken (b, p, v, f, w, m, g, k, ch) en voor l helder gesproken worden. Dit heb ik ondervonden voor Veurne, Diksmuide, Merckem, Boesinghe. In eenige andere plaatsen, waar voor alle klanken de lange en gerekte a, zooals in Westvlaanderen bijna algemeen geschiedt, de å-weerde van het engelsch aw in saw, heeft, wordt deze a als een lang å gesproken: zoo is het bij voorb. te Watou, Haringhe, Stavele.
Deze ā, resp. å, hoort men in blauw (gesproken blāw, blåw), (wenk-)brauwe, grauw, klauw, lauw.