Bekendmakingen.
Taalzuivering. - Aan de beijveraars der taalzuivering bevelen wij het volgend werk van W. Cremer te Hannover-Linden bij Manz en Lange verschenen, ten prijze van M. 1,50: Kein Fremdwort für das, was deutsch gut ausgedrückt werden kann.
Ge. - ‘In 't Oud-Vlaamsch is een bijzonder verschijnsel aan te stippen: Met de werkwoorden kunnen, mogen en enkele andere, bijzonderlijk wanneer zij met de ontkenning verbonden zijn, neemt de onbepaalde wijze die er op volgt, ge voorop... Daar zijn nog menige overblijfsels van te vinden in de meeste streekspraken... Veel werkwoorden die van ge voorafgegaan zijn en alle dagen gebezigd worden, zoudt ge vruchteloos in de woordenboeken opsporen. Zoekt niet naar gebenedijden, geduren, gelijden, gemissen, geraden, enz...’ (A. Joos in 't Kath. Onderwijs van 1 April '92.)
Max Müller. - Whitney heeft een oordeel geveld over Max Müller, als taalkundige. Dat ‘criticism’ is te New-York bij Appleton verschenen.
Apenstert. - In Navorscher XLII, 301, zegt Jacobus Anspach dat eene plek te Zutphen, Apenstert genoemd, waterstede beteekent. Dat is volgens Verdam de schertsende benaming van eene gevangenis, maar de taalkenner heeft niettemin gelijk als hij zegt dat ap water beteekent, zoowel in 't Nederlandsch als in 't Sanskrietsch.
Klankleer. - In Taal- en Letteren 1892 no 2 wijst Dr Boer eenige verbeteringen aan, die op het gebied der klankleer, in de Nederlandsche spraakkunsten zouden kunnen aangebracht worden.
Het Woord. - In het jaarboek der Hoogeschool van Utrecht staat de rede van Dr Gallée over de wording van het Woord en de ontwikkeling der Taal.
Nederlandsche Gouwspraken. - In ons land zijn er nog al veel beoefenaars van de gouwsprakenkunde. Een werk dat wij hun ten dringendsten aanbevelen, is het volgende: Die Niederländischen Volksmundarten. Het is opgesteld door Hermann Jellinghaus, leeraar aan het Gymnasium van Segeberg in Holstein. Het verscheen in Diedr. Soltau's Verlag te Norden en handelt over de verdeeling der Nederlandsche Gouwspraken, over de ontwikkeling der klinkers in de stamlettergrepen, over de rekking der vocalen, over de klankleer eeniger medeklinkers, over eenige taalverschijnsels waar te nemen in de verbuiging en de vervoeging.
Het werk is niet al te moeilijk en onze beoefenaars die niet altijd eene volledige taalkundige onderrichting genoten, zullen er in vernemen welke taalverschijnsels zij behoeven ga te slaan.
H. Jellinghausen beschouwt b.v. den Germaanschen klank ai en hij vermeldt ons welke veranderingen deze klank in al de gouwspraken ondergaan heeft. Die een blad voor de volkstaal of een streekwoordenboek opstelt en het opstel van Jellinghausen met nauwkeu-