S-ōp geeft sapio, sappig zijn, verstaan, beseffen, en waarsch. ook sap en saft, enz.
Zou ons woord wapel in dit woordengeslacht, onder v-ōp, geene plaas vinden om 't betoog van Colinet nog kracht bij te zetten?
Mogen wij ons woord als w-ap-l niet ontleden?
De Indogermaansche consonantische u die in 't Oudind. en 't Got. als v te voorschijn komt, luidt in 't Westgermaansch w: 't is het voorvoegsel v.
Ap vertoont den wortel bewaard in 't Sansk. ā̓pas, wateren, 't Gr. ὄπος, sap enz.
Ap, water, op zijn eigen, is vermoedelijk ook bewaard in ons oudsprakig Dietsch, in een zeker getal Dietsche plaatsnamen, die aldus hunne beteekenis, lijk deze welke met Water beginnen, en deze welke Ee, A, Aix, Aken heeten, hebben ontvangen: Bona dicta ape in 1450 te Olden-Keppel gelegen en daar nu nog als De Kerkenaap bekend, Apenbroek, buurtnaam te Heel in Limburg, Apenhorst, wijknaam te Aalten, Apenhuizen, buurt te Batmen, Appen, buurschap te Voorst, Apen d'Amont en Apen d'Aval, dorpsnamen in het Pas-de-Calais.
l is het overblijfsel van den Indogermaanschen suffix -lo, die ook te voorschijn komt in 't Got. hakuls, mantel, in 't Oudhoogd. snabul, snavel, in 't Angels. slapol, slaperig, enz. enz.
Daar is echter eene moeilijkheid.
Wapel, staande water en kan aan 't Oudslav. vapa, stagnum, niet beantwoorden, omdat de Indogerm. p als f in 't Germaansch te voorschijn komt.
Dat is de regel inderdaad; maar de klankverschuiving is somwijlen gestoord, en even als wij hopen nevens cupere, stap nevens 't Oudsl. stopa, sap nevens sapio ontwaren, zoo ook mogen wij met recht wapel nevens vapa vermoeden.
Uit onze nederige bijdrage blijkt het dat onze kostelijke taal nog al duidelijk het wortelverband ap, v-ap, s-ap vertoont en vertegenwoordigers voor elkeen van de drie leden oplevert.
J. Claerhout.