Het Belfort. Jaargang 7(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 383] [p. 383] De leeuwrik. IN de groene vlakke gouwen Van ons welige landouwen, Boven weide en vruchtbre voren, Boven 't meer van 't golvend koren, Gaat de leeuwrik op ter lucht, En al zwierend opwaarts vliegend, Op zijn vlugge vlerkjes wiegend, Zingt zijn lied in blijde vlucht. God den Heere Lof en eere, Zingt de leeuwrik, Immer stijgend, Nimmer zwijgend, Zegevierend Tierelierend: God den Heere Lof en eere. Hooger wil hij, hooger dringen, Zweven vrij in heldrer kringen; En geen aardschen weerklank wekkend, Altijd hooger zonwaarts trekkend, Buiten 't peil van 's menschen oog, Verder weg van 't laag gewemel, Altijd nader bij den hemel. Zingt hij blij ten blauwen boog. [pagina 384] [p. 384] Als de zon aan de oosterpalen Schittrend veld en wei laat pralen, Diamant en goud doet glansen, Als ze aan hooger hemeltransen 't Plein doet blaken in haar gloed; Als ze in rood en vurig blinken Groot haar schijf in 't west laat zinken Hangt hij zingend blij te moed. Kon ik, leeuwrik, op uw wenken Dankbaar altoos God gedenken, En naar hem toe te aller uren Mijnen lofzang opwaarts sturen, Eer Hem geven min onwaard; Kon mijn ziel in liefde ontheven Immer voort naar Hem toe streven, Hooger vliegen verr' van de aard. A. Van Poucke, pr. Sint-Niklaas. Vorige Volgende