Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 309]
| |
Boekennieuws en kronijk.Bibliothèque de la Compagnie de Jésus, par le P. Carlos Sommervogel, S.J. Strasbourgeois, publiée par la province de Belgique. - Bibliographie. Tome III. (Desjacques-Gzowski). - Bruxelles. Oscar Schepens, Société belge de librairie, 16, Rue Treurenberg. 1892. Pater Sommervogel smeedt het ijzer terwijl het heet is. Geen jaar is verleden sedert het tweede deel van dit reuzenwerk verscheen en reeds wordt het door een derde opgevolgd. Het valt buiten ons bestek de vleiende beoordeelingen af te schrijven, die meer bevoegde rechters in verschillende tijdschriften en o.a. in het Belfort zelve over de Bibliothèque uitgegeven hebben. Meer bedoelen wij niet dan eenige onnauwkeurigheden te herstellen die wij in een artikel van Februari 1892 in dit tijdschrift ontdekten, en tevens de aandacht onzer lezers te trekken op hetgeen dit deel belangrijks bevat voor de geschiedenis onzer taal en onzer stad. De schrijver van gemeld artikel beging een eerste misgreep, wanneer hij het werk van P. Sommervogel slechts een tweede uitgave noemde van de Bibliothèque der gebroeders De Backer. Hij schijnt niet te weten dat er alreeds een tweede folio-uitgave in 3 boekdeelen, met medewerking der Paters Aug. en Al. De Backer en Carlos Sommervogel, verschenen is in de jaren 1869, 1872 en 1876, te Luik, Lyon en Parijs. De huidige uitgave zou dus in allen gevalle de derde wezen. Doch ondanks het titelblad hebben wij hier niet zoozeer met een nieuwe uitgave dan, om zoo te zeggen, met een oorspronkelijk werk te doen. Ziehier hoe de Etudes religieuses van Nov. 1890 het aanzienlijk deel bespraken, dat P. Sommervogel in den nieuwen druk toekomt: ‘C'est un peu la légendaire histoire du couteau, dont on a changé le manche et ensuite la lame. Si l'on se reporte aux premières éditions des PP. De Backer et Carayon, on s'aperçoit vite que presque tout a été transformé, plan et méthode de composition, rédaction des notices, format et nombre des volumes. Les additions ne sont pas moins considérables que les changements. Elles se chiffrent par milliers et leur importance répond à leur nombre; elles ne consistent pas seulement en articles, consacrés aux auteurs, trop longtemps oubliés, et en suppléments à la liste de leurs ouvrages. C'est un immense accroissement, véritable marée montante de noms d'écrivains et de titres de livres. ‘Le mérite supérieur de ce vaste recueil, lequel est loin d'être une simple réédition, est d'être définitif.’ | |
[pagina 310]
| |
Een tweede misgreep van gemeld artikel maakte van P. Sommervogel een Duitscher. Wellicht gaf hiertoe aanleiding de aanwijzing zijner geboorteplaats (Strasbourgeois) die op het titelblad der Bibliothèque naast den naam des schrijvers prijkt. Doch is men gerechtigd dezen voor een Duitscher te doen doorgaan, omdat in 1870 zijne geboortestad Frankrijk ontscheurd en het duitsche keizerrijk werd toegekend? Zoo min als men onze voorvaderen den naam van Spanjaarden mocht geven, toen zij onder de heerschappij der spaansche vorsten stonden. Pater Sommervogel heeft eene gansch fransche opvoeding genoten; zijne voormalige werkzaamheden, zijne familie- en vriendschapsbetrekkingen verbinden hem aan Frankrijk. De titel van Strasbourgeois verraadt wellicht bij den schrijver een rechtmatige fierheid op het grootsch verleden zijner moederstad, of waarschijnlijker nog een protest-aanteekening tegen haar inlijving met Duitschland. Het zal hem dan ook weinig gevleid hebben, voor een Duitscher gehouden geweest te zijn. Na betwisting dezer vrij onbeduidende bijzonderheden, laten wij dit nieuw deel der Bibliothèque opslaan. Onder die duizenden namen van schrijvers van alle natiën, in alle vakken, hoeveel Nederlanders? Hollanders en Vlamingen samengerekend, staan er juist 14, zoo ik wel geteld heb. Daaronder behoort veireweg de eerste plaats aan Pater Jan van Gouda, geboortig van Utrecht, doch steeds werkzaam in de zuiderlijke provinciën en ten jare 1630 te Brussel gestorven. Aan de spits der modernen staat Pater Dyckmann van Rotterdam, nauwelijks ten jare 1890 te Kuilemburg overleden. Hopen wij dat de volgende letters van den A.B.C. ons een ruimeren oogst van vlaamsche schrijvers zullen brengen. Intusschen vinden wij voor deze schaarschheid eene vergoeding in de artikels over Dunkerque en Gent. Daar staan al de bekende werken bijeen verzameld, door de colleges die de Jezuieten in die twee steden bestierden, ten druk gegeven. Het zijn meestendeels letter- of tooneelkundige stukken, naast eenige congregatie-boekjes. Belangwekkend is het voor ons Vlamingen de titels te doorloopen; wij leeren er uit hoe het in de XVII en XVIII eeuwen in beide steden met onze taal stond. Voor Dunkerque vinden wij de titels der tooneelstukken, door de studenten van 't college bij prijsuitdeeling gespeeld, viermaal in 't vlaamsch gedrukt, te weten de jaren 1643, 1661 en 1662, en 1702. Daarna komen ze uitsluitend in 't fransch voor tot het jaar 1730. Doch de bescheiden zijn te weinig in getal om er veel uit af te leiden; er worden slechts 16 nummers aangegeven. Met het artikel Gent is het geheel anders gelegen; het bevat niet minder dan 165 nummers, altemaal, buiten eenige zeldzame uitzonderingen, titels van treur- of blijspelen. Die titels zijn grootendeels enkel in 't latijn gedrukt, zeer dikwijls in 't latijn en 't vlaamsch, en niet zelden, voornamelijk in de XVII eeuw, enkel in 't vlaamsch. Werden die stukken met vlaamsch opschrift ook in 't vlaamsch uitgevoerd? Dat was altijd het geval, wanneer de ‘Minder-jaerige Jongheyd der sodaliteyt van het kindeken Jesu’ of de ‘Dochters van den Catechismus’, | |
[pagina 311]
| |
't zij in het college, 't zij op de ‘verthoonplaetse van de confrerie van den H. Sebastianus’ als spelers optraden. Hoogstwaarschijnlijk gebeurde het niet zelden, wanneer de studenten eener afzonderlijke klasse ‘infimae, mediae of supremae classis Grammatices enz.’ in het schooljaar bij eene buitengewone plechtigheid een stuk opvoerden. De groote stukken echter die in de Ludis autumnalibus (2e week van September) bij de prijsuitdeelingen ‘vertoont werden door de Jonckheyt van het collegie der Societeyt Jesu binnen Ghendt’ werden, op weinige uitzonderingen na, in 't latijn gespeeld. Wat het fransch betreft, ik vind in de XVII eeuw slechts vier opschriften in die taal, en in de geheele XVIII eeuw geen spoor er van. Daaruit blijkt, dunkt ons, de geringe invloed, door die taal, niets slechts op het volk, maar ook op de hoogere klassen, nog in de verleden eeuw hier te Gent uitgeoefend. Helaas! Quantum mutatus ab illo! Op hoe korte jaren wat groot verschil! Dringender dan ooit mogen wij met den dichter uitroepen:
O Gent! gedenk
Den heilgen wenk
Van al wat u omringt. Blijf trouw aan uw verleden.
Blijf steeds uw vlaamschen oorsprong waard!
Wees vlaamsch van hart en vlaamsch van aard!
Wees vlaamsch in uwe spraak en vlaamsch in uwe zeden,
Uw roem en uw geluk vindt ge op dien weg alleen
Met al de heerlijkheid der dagen van voorheen!
De heer Ernest Boysse heeft een boek geschreven over het Théâtre des Jésuites waarin hij slechts de tooneelkundige vertooningen behandelt, die in het college Louis-le-grand te Parijs plaats hadden. Het zou niet zonder belang wezen, en daarbij weinig moeite kosten een dergelijk werk op te stellen voor ons vaderland. De artikelen der Bibliothèque over de verschillende colleges, die de Jezuiëten in vlaamsch en fransch België bestierden, zouden daarvoor de eerste en belangrijkste bron wezen. Wij uiten den wensch dat Pater Sommervogel zijn grootsche onderneming (die een tiental boekdeelen zal bevatten) voorspoedig moge voltrekken. Zij zal naast de Acta Bolandiana niet slechts een eeretitel zijn voor de belgische Jezuiëten die er de eerste hand aan legden en de voltooiing er van bezorgden, maar ook geheel België ter eere strekken. I. Sperwer.
Drie Tooneelstukken. - De pauselijke Zouaaf. - Karel de Goede. - Alles voor God en Vaderland. Sedert eene maand is het nieuw schooljaar begonnen. De winter genaakt. Reeds worden voorbereidingen gemaakt tot de zang- en tooneelkundige zittingen, die overal, naar het aloud gebruik, omstreeks de Kersmisfeesten gehouden worden. Doch welke stukken gespeeld? Die keus is meestal voor de beoefenaars of afdrillers der jonge spelers eene ware hoofdbrekerij, bijzonder waar het vlaamsche stukken geldt, die, wil men er degelijke, ernstige en treffende vinden, rechtuit gesproken, niet talrijk zijn. - Daarom achten wij het niet ongeraden een woordje te | |
[pagina 312]
| |
reppen over de drie bovengemelde werkjes, die ons onlangs geheel toevallig onder handen kwamen. Alle ernstig van aard, belangwekkend, vaderlandsch, godsdienstig en in zeer dragelijken stijl geschreven, mogen zij gerust den belanghebbenden aanbevolen worden. De pauselijke Zouaaf is eene vertaling van het welbekende melodrama van J. Demarteau. De twee helden van het stuk zijn twee Belgen, vader en zoon; de vader, een vrijdenker en garibaldisch baanstrooper; de zoon, een vurig katholiek en soldaat des Pausen, verkrijgt ten koste van zijn bloed de bekeering zijns vaders. In Karel de Goede zijn vele grootsche, dramatische tafereelen; het is met zangen en koren doormengd, die men op aanvraag kan verkrijgen, en eindigt met de verheerlijking of apotheosis des vlaamschen graven en martelaars. Bijzonder gepast voor patronages en werkmanskringen. Voor God en Vaderland, getrokken uit Conscience's Wonderjaar; het onderwerp is te bekend om er eene ontleding van te geven. De personages zijn sterk geteekend. Godmaert, Pater Franciscus, Lodewijk van Halmale, Wolfangh drukken beurtelings de edelste gevoelens uit van vaderlandsliefde en gehechtheid aan den godsdienst. Als men goede vlaamsche stukken kan krijgen, aan de vaderlandsche geschiedenis ontleend en met katholieken geest doordrongen, ware het geene zonde vreemde verdichtsels te kiezen, gloeiend van franschen chanvinisme, en soms zoo onbeduidend van inhoud, als weekelijk van strekking? Een der krachtigste middelen tot opbeuring en ontwikkeling der moedertaal bestaat juist in de bedoelde vertooningen. Of rekent men het tot een gering voordeel voor den opsteller zijne werken gewaardeerd en aangekocht te zien, voor de toehoorders eene keurig gekuischte taal te aanhooren, en voor de jonge spelers datzelfde letterkundig vlaamsch van buiten te leeren en zuiver uit te spreken? Wendt men zoo gemakkelijk en tevens zoo doeltreffend een middel niet aan, wat komt men dan pochen en snoeven op ijver en toewijding voor de vlaamsche zaak! Laat ons het beste verhopen, en moge dezen winter, zoowel in onderwijsgestichten als in patronages, werkmanskringen enz. het tooneel van vlaamsche voordrachten weergalmen! Zoo worde de bittere voorspelling des dichters gelogenstraft: Is dat het land, het graf der fransche roovers,
Dat geene vreemde beheerschers duldt, - Vlaanderen?
Ach, hoe zijt gij gevallen in schande en rouwe...
Gij hebt het gewild, het is uwe schuld, - Vlaanderen! (Jan Ferguut.)
I. Sperwer.
N.B. Die werkjes zijn te verkrijgen: - Het eerste bij Karel Peeters te Leuven: de twee andere (geautographieerd) bij H.L. Stepman, Oudburg, 30, te Gent. Voor zang en muziek bijzondere aanvraag.
Noord en Zuid. - Eene bloemlezing uit de beste Zuid- en Noordnederlandsche schrijvers, door P. Evarist Bauwens, S.J. | |
[pagina 313]
| |
Tweede deel, voor meer gevorderde leerlingen. Prijs fr. 2.30. Drukkerij Sint-Augustinus, Desclée, De Brouwer en Cie, Brugge. Het was een aangenaam uurtje, dat ik zooeven aan het doorloopen van het Tweede deel van P. Bauwens' Zuid en Noord besteedde. Ik zeg: doorloopen; van beoordeeling zal dus hier geen spraak zijn. Eene aanbeveling schrijf ik evenmin, om de doodeenvoudige reden, dat ik ze als overbodig beschouw. Als aanbeveling kan het boek wijzen op zijn keurigen inhoud èn op het feit, dat zijn ouder broertje, verleden jaar met 2500 exemplaren ter wereld gekomen, zijn weg heeft gevonden en reeds eene tweede uitgave beleeft. Men zal het dus met eene aankondiging voor lief moeten nemen. Laat ik er slechts bijvoegen dat dit Tweede deel mij bijzonder goed aanstaat. Men heeft in onze schoolboeken - bloemlezingen of geen bloemlezingen - sedert onheuglijken tijd zulk een troep oude, afgedraafde paarden gereden, dat het waarlijk een lust is iets te lezen te krijgen van mannen als Alberdingk Thijm, Beets, Busken Huet, da Costa, des Amorie van der Hoeven, Gorter, Jonckbloet, Hasebroek, Hofdijk, ten Kate, Schaepman en zooveel anderen, in België te weinig gekend en bijgevolg te weinig gewaardeerd. Zal Zuid en Noord daarom overal even welkom zijn? Mag hieraan getwijfeld worden, wijt het niet aan het boek maar aan de verouderde denkbeelden, die gangbaar zijn in sommige kringen, waar men zich nog steeds steil en strak houdt aan de bewering, dat er geen Nederlandsche, maar wel een Vlaamsche en Hollandsche taal bestaat. Voor dat slag van menschen, die nog immer taal met letterkunde verwarren, zal Zuid en Noord te Hollandsch, alias te Nederlandsch wezen. Trouwens, ik denk niet, dat P. Bauwens zich met de hoop vleit allen te voldoen. Ne Jupiter quidem omnibus, zeiden de Ouden. Er is anders ruime keus, en wie in een boek van bijna 600 bladzijden, waar 115 verschillende schrijvers het woord voeren, niets van zijn gading vindt, die is toch waarlijk moeilijk te voldoen. Een enkele oogslag op de namen der aangehaalde schrijvers geeft ons de overtuiging, dat P. Bauwens het eens is met hetgeen het prospectus uit de drukkerij Desclée, de Brouwer en Cie te lezen geeft. ‘Wat de studie der Noordnederlandsche literatuur op ons Belgen vermag, zal uit dit enkel maar onloochenbaar feit blijken, dat al de goede Vlaamsche schrijvers door Hollandsche meesters zijn gevormd. Dat J.F. Willems een boezemvriend was van J. de Vries en Potgieter; Ledeganck een bewonderaar van Vondel en Bilderdijk; Th. van Rijswijck een vereerder van Helmers, en Van Beers een groot lezer van Tollens; dat David in verrukking stond voor De Geestenwareld, Het Waarachtig Goed en De Ziekte der Geleerden, wien is het onbekend?... Nu het Vlaamsch meer en meer in eere komt, nu men spreker en schrijver hooger eischen stelt, nu de vijanden van troon en godsdienst het wapen der Nederlandsche taal hanteeren om het volk te verleiden, moet er meer en meer worden gewerkt, opdat onze jongelingen krachtig en sierlijk Nederlandsch schrijven en spreken’. Dat P. Bauwens het | |
[pagina 314]
| |
daarmêe eens is, - het blijkt uit zijn boek - weten wij hem dank. Eene zaak staat als een paal boven water, dat namelijk een groote schrede gedaan is naar de ‘wenschelijke eenheid’ in de taal van Noord- en Zuid-Nederland. Het boek van P. Bauwens ga zijn weg en drage zooveel mogelijk bij tot die eenheid der ééne, algemeene Nederlandsche taal. Leuven. Matthieu.
Mozaïek Tegels. - Allerlei over taal, geschiedenis, volkseigenaardigheden, feesten, gebruiken, bijgeloof, enz. door F.W. Drijver. - Utrecht, Kemink en Zoon. Onder de nieuwe wetenschappen in den loop dezer eeuw ontloken is de Folklore eene der weelderigst opgeschotene en der meest belovende. De studie der Geschiedenis sloeg eene nieuwe richting in. In de plaats van zich te houden aan eene drooge en geestdoodende opsomming van feiten en jaartallen, en zich te beperken tot het opmaken van geslachtsboomen en 't opdisschen van de hooge daden of van de schelmstukken der machtigen dezer aarde, kwam zij tot het inzicht dat het hare ware taak moet zijn den gang der menschelijke beschaving op te sporen, 't verhaal der menschelijke ontwikkeling aaneen te schakelen. Zegepralen en neerlagen en geslachtsboomen en jaartallen moeten worden tot eene omlijsting voor dat verhaal; maar zij mogen evenmin hoofdzaak worden als in een tooneelstuk de tooneelschikking. De Folklore, die studie van het volk zooals het is,Ga naar voetnoot(1) heeft hare aantrekkelijkheid op haar eigen; die nieuwe opvatting der studie van de geschiedenis is het echter, die haar heur groot belang bijzet en, met er een voornaam hulpvak der geschiedvorsching van te maken, haar verheft tot den rang van erkende, zelfstandige wetenschap. Deze korte inleiding om nadruk te leggen op de bijzondere verdienste van het hier aangekondigde boekje, deze Mozaïek Tegels: een oudheidsmuseum waar een zorgvuldige zoeker zijne belangwekkendste vondsten bijeenbracht, bont dooreen, elk met nummer en bijschrift, artikeltjes over de namen der maanden en hunne beteekenis, artikeltjes over de volksgebruiken met Driekoningendag, Vastenavond, Kerstdag, Maria-Lichtmis, Verzenderkensdag, Nieuwjaar, Paschen, enz.; bijdragen over Folklore zelf, over Volksetymologie, den Weerwolf, de Meerminnen, de Trepanatie, de Roos van Jericho, het Rozekruis, de Guillotine, den Rommelpot, de Friesche Oorijzers, enz. enz. tot over een Staart der Chineezen toe; en ontelbaar andere meer. Inhoudrijk, vol afwisseling, eenvoudig van taal: ziedaar de hoedanigheden waardoor zich 't boekje in de eerste plaats aanbeveelt, en dat zoowel aan den schoolknaap als aan hem, die zich de Folklore tot privaatstudie koos. | |
[pagina 315]
| |
Een woord tot slot. Wie herinnert zich niet vol genoegen eene of andere dier keurverzamelingen uit zijnen jongen tijd, vervuld met allerlei anecdoten, puntige gezegden, of andere wetenswaardigheden? De schrijver dezer regelen, voor zijn deel, vergeet niet licht het genot dat hem Rozan's beide boekjes A travers les Mots en Petites Igaorances de la Conversation verschaften. Voortaan nemen in zijn boekenschap de Mozaïek Tegels nevens Rozan hunne plaats in, met dit onderscheid nochtans dat Rozan bij 't schrijven dacht aan een Fransch maar de heer Drijver immer aan een Hollandsch-Vlaamsch publiek. Hollandsch-Vlaamsch, let wel. 't Is een verheugend feit te mogen vaststellen dat, is de schrijver zelf Hollander, het uit de menigvuldige aanhaling van namen als Gezelle, Gittée, en anderen blijkt hoezeer hij met onze Vlaamsche vorschers en geleerden bekend is en hoe hij zijne bekendheid te benuttigen weet. Brugge. L.S.
La position sociale des catholiques en Angleterre, par Ed. Vlietinck (uittreksel uit de ‘Revue Générale’, Juli, 1892). Meestal wordt de toestand der katholieken in Engeland te rooskleurig afgeschilderd; moest men sommige schrijvers gelooven, dan zou de bekeering van Engeland binnen eenige tientallen van jaren een voldongen feit zijn. De schrijver van dit vlugschrift geeft de oorzaak dezer begoocheling op wanneer hij zegt dat de bekeeringen meest altijd plaats grijpen in de hoogere en meer verlichte standen, wier hart meet brandt en wier geest meer ontvankelijk is voor de stralen der zuivere waarheid, en dat zij daarom meer ophef maken in het aanschijn der wereld, maar men vergeet tevens, zegt hij, dat de verhooging in het getal rechtgeloovigen grootendeels te danken is aan het toestroomen der Ieren en dat zelfs niet weinigen onder hen, althans in latere tijden, alsook onder de Engelschen - vooral uit de behoeftige standen - aan het geloof hunner vaderen ontvallen. Voornamelijk de sociale toestand der katholieken laat veel te wenschen over: benevens een gelukkiglijk niet gering getal onder hen die tot den adel of tot de hoogere standen behooren, staat de overgroote massa die in de grootste maatschappelijke ellende gedompeld is. Langen tijd van alle hulp of bescherming verstoken, vielen de arme katholieken aan allerlei ondeugden ten prooi; hetgeen in de oogen van velen een stronkelsteen was op den weg der waarheid. Op onze dagen nochthans - en hierin bestaat eigentlijk de gedane vooruitgang - heeft de Kerk hare waak- en werkzaamheid vermenigvuldigd en is het getal harer priesters vervierdubbeld (700 in 1845, 2830 in 1890) zoodat eene volledigere inrichting haar toelaat al hare kinderen onder hare moederlijke bescherming te nemen. Mocht eens het gezegend oogenblik aanbreken waarop alle eerediensten van wege het bestuur op gelijken voet worden gesteld, (eene hervorming | |
[pagina 316]
| |
die sommigen der thans zegevierende Gladstonianen in hun schild voeren), dan zou de anglikaansche kerk, Engeland's stiefmoeder, die bij koninklijke inkomsten voortleeft, welhaast moeten plaats ruimen voor de ware Moederkerk. Leuven. E.
Kerstdag. Elf redevoeringen over het groot Mysterie der menschwording van Christus door den H. Alphonsus, Kerkleeraar; uit het Italiaansch vertaald door Pater Simpelaere, Redemptorist. Schoon boekdeel van 250 bladzijden, prijs fr. 1. Moorslede, Simpelaere, broeders en zuster. Altijd en overal hebben de werken van den H. Alphonsus den grootsten lof verworven. ‘Onder de schrijvers, zegt Paus Leo XII, die door hunne godsvrucht en wetenschap hebben uitgemunt, kan men met alle recht den Gelukzaligen Alphonsus de Ligorio tellen, eenen man groot in heiligheid en wetenschap.’ ‘De boeken van dezen zeer heiligen en zeer geleerden bisschop, zoo spreekt Pius IX, munten uit door eene wonderbare zalving van teedere godsvrucht en bevatten eenen overvloed van voortreffelijke vermaningen, raadgevingen en regelen, welke allergeschikst zijn om het geluk der zielen te bevorderen en te bewerken.’ Dit heeft den schrijver aangezet om ook het zijne bij te dragen ter verspreiding van zoo nuttige werken. Hij heeft daarom de vertaling bewerkt van een werkje waar Kardinaal Villecourt over zegt ‘Het toont ons hoe Sint Alphonsus' hert brandde van liefde voor het mysterie der Menschwording van Christus. De godvreezende zielen kunnen zich niet verzadigen met die bladzijden te lezen die eene hemelsche godsvrucht uitwazemen; en de zondaars zullen er de krachtigste beweegredenen in vinden om tot God terug te keeren.’ Wij herhalen hier voor deze vertaling wat de H. Alphonsus zei voor de Italiaansche uitgave: ‘Ik raad u aan het boekske te koopen: Kerstdag - Negen redevoeringen. - Gij moet er bijzonderlijk de gevoelens en gebeden in lezen die na de redevoeringen staan... Ik zelf gebruik dat boek dagelijks, en ik hoop dat gij er ook een overvloedig voedsel zult in vinden.’
Kon. Vl. Academie. - In de zitting van October schonk de heer Génard aan de Academie twee vellen perkament, welke tot band aan eenen register gediend hadden, en welke met een 500 Nederlandsche verzen beschreven waren onder den titel van Alexander en Godoleas. Het schrift is uit de 14de eeuw en het moet een brokstuk zijn van eenigen Spieghel historiael. De heer Broeckaert gaf lezing van eene verhandeling over eenige Dendermondsche rederijkers en rederijksters, wier werken in de boekerij en het archief dezer stad bewaard worden. Die werken zijn gedichten, treur- en kluchtspelen, alle opgesteld naar de regels van Mathias Casteleyn van Oudenaarde (1555). |
|