Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
Latijnsche uitspraak.
| |
[pagina 299]
| |
MEKERCKIUSGa naar voetnoot(1) aangehaald in 't vorig vermelde werk van Th. de Bèze, bl. 58:
‘γ sonat ut g latinum... sed ante aliquas vocales vulgo vitiosius et effeminatius profertur. Tunc enim novum quemdam sonum huic litterae tribuunt i consonante communem. Itaque pro γενεαλογια legunt jenealojia, cum ubique deberent masculinum illum et per omnia similem servare sonum... quem perpetuo adhibent Germani... eodem igitur sono tam graecis quam latinis haec littera pronuntiari debet, ... eo scil. quem integrum retinent ante a et o.’
Justi LipsiiGa naar voetnoot(2) opera omnia. I (Vesaliae 1675). In het bijvoegsel De recta pronuntiatione latinae linguae. C. XIII, p. 37:
‘C, K, Q, G iis nomina. Quos a vi, aut soni indole, quî discrimines? aegre possis ex mente veterum: qui adeo easdem censuerunt, ut una vice omninm diu sint usi. C sola iis locum munusque aliarum trium tenuit: donec natae invectaeque illae, vix ob necessitatem, sed ornatum... C prima et vetustissima est. Quam in locum kappa Graecanici venisse non est dubium: in locum et in sonum. Plane pleneque ut k elata semper... G ‘quae ipsa, viGa naar voetnoot(3) et sono a c quantulum abit... Nec nego tamen quin sonus G litterae paulo diffusior sit et mollior... Nos hodie, quam peccamus? Italorum enim plerique ut z exprimunt, Galli et Belgae ut I consonantem. Itaque illorum est Lezere, Fuzere: nostrorum Lejere, Fujere. Omnia imperite, inepte. Germanos saltem audite, quorum sonus hic germanus, Legere, Tegere, ut in Lego, Tego. Nec unquam variant. At nos ante I, E, AE, Y semper: dicimusque Jemmam, Jaetulos, Jiniiniam, Jyrum, pro istis Gemmam, Getulos, Ginginium, Gyrum. Mutemus, aut vapulemus.’
De recta latini graecique sermonis pronuntiatione | |
[pagina 300]
| |
Des. ErasmiGa naar voetnoot(1) Roterodami dialogus. Parisiis, 1528. Bl. 35 (sprekende van het Iotacismus):
‘Alii quoties sequitur vocalis in eadem syllaba, pro i propemodum sonant g, ut gecit pro iecit, egicio pro eijcio.’
N.B. Erasmus schrijft altijd i voor j, tenzij er twee i's achtereen komen, gelijk in eijcio (= ejicio).
Bl. 57:
‘C reducta introrsum lingua, et hinc atque hinc ad molares illisa, hoerentem intra os sonum propellit in palatum superius: nec aliter sonatur g, nisi quod lenius exit, et paulo largiore spiritu quam chi plurimo flatu proferatur: discrimen senties si sonueris co, go, cho.’Ga naar voetnoot(2)
Bl. 60:
Urs. Iam mediam quae est γ, vel g, Latini non semper eodem enuntiant sono. Leo. Quî sic? Urs. Quum dicis vaga, vago, exiguus, nonne aliud audis, quam quum dicis vage, vagis? Leo. Prorsus. Nam in ga et go et gu, audio nescio quid crassius et spirantius. Urs. Item aliud audis in lego quàm in legis, legit, in longas quam in longis. Leo. Sentio. Urs. Similiter in Graecis aliud audis, quum dicitur θεολόγψ, θεολόγου, θεολόγα, quàm cum θεολόγε, θεολόγοι. Leo. Ut nos quidem sonamus. Urs. Huic malo succurrit Germanorum pronuntiatio. quia sono per omnia simili dicunt lego, legis, legit...
S. Augustijn,Ga naar voetnoot(3)
Cum dico lege, in his duabus syllabis aliud Graecus, aliud Latinus intelligit.’
Marius Victorinus. VI, 23, 20.Ga naar voetnoot(4) | |
[pagina 301]
| |
‘C et G, usuprascriptae (b et p) sono proximae, oris molimine nisuque dissentiunt. Nam c reducta introrsum lingua hinc atque hinc molares urgens haerentem inter os sonum vocis excludit; g vim prioris pari linguae habitu palato suggerens lenius reddit.’
Terentius Scaurus, VI, 331, v. 195, 205.Ga naar voetnoot(1) ‘K perspicuum est littera quae vacare possit,
Et Q similis; namque eadem vis in utraque est.
Utrumque latus dentibus applicare linguam
C pressius urget: Dein hinc et hinc remittit
Qua vocis adhaerens sonus explicetur ore.
G porro retrorsum coit et sonum prioris
Obtusius ipsi prope sufficit palato.’
Onnoodig de aandacht te trekken op deze twee laatste aanhalingen, wier onbetwistbaar belang voor de uitspraak o.a. der g aan geenen ernstigen lezer ontsnappen zal.
Met inzicht stelden wij al die teksten ten toon, vóórdat wij op eigene hand het doel onzer kleine studie op de Latijnsche uitspraak nader zouden bepalen. Hier is inderdaad kwestie van tegen eene Fransche mode in te gaan, over wier weerde sedert vele jaren in sommige kringen hevig getwist werd. Thans buiten het gewoel van dien strijd voor of tegen ‘de mannen van de g’, waar wij op studentenspeelplaats (waar is de tijd!) of aan professorstafel vroeger in gemengd waren, getuige van de pogingen die in Frankrijk zelf tegen de verfranschte uitspraak van 't Latijn worden aangewend, en meer dan ooit innig overtuigd dat de Vlamin- | |
[pagina 302]
| |
gen hier weer eens het recht voor zich hebben, - denken wij geen gansch nutteloos werk te verrichten, met een door de waarheid vredestichtend woord tot mijne oud-ambtgenooten in 't onderwijs en tot de andere lezers van Het Belfort wien het vraagstuk aanbelangt, op bezadigde wijze toe te sturen. Maar, hoe kalm en billijk gij ook zijt in 't verdedigen der rechtveerdigste zaak, raakt aan geene Fransche mode, of... neemt beschermende voorzorgen! Daarom, eer ik mijn gedacht uiten zou, plaatste ik eenen heelen hoop geleerden - Franschen ook, Franschen meest - vóór mij, en vond voorzichtig, mij achter die gezagvoerende mannen, stijf in 't gelid gezet, schuil te houden. Hemel toch! dierf een Vlaming zoo maar uit eigene beweging beweren wat een Darras, een Pothier, een Burnouf, enz. gezegd hebben, hoe werd hij uitgekreten voor ‘overdreven’ en 'k weet niet wat! Geen enkele schrijver, zelfs geen Fransche, verdedigt de verfranschte uitspraak van het Latijn, in 't bijzonder den verkeerden klemtoon op de laatste lettergreep der woorden, - de Fransche neusklanken an, en, in, on, unGa naar voetnoot(1), - en den palatalen sisklank der g en jGa naar voetnoot(2). Welnu (en dit is ons doel), gelijk zij, wenschen wij den misplaatsten klemtoon en die neusklanken | |
[pagina 303]
| |
uit onze Latijnsche uitspraak weg te weren, en den Franschen klank der g (vóór e en i) en der j te vervangen door den klank van de keelletter g en van den halfklinker j. Wij zouden aldus willen meehelpen tot de eenheid in de uitspraak van, 't Latijn (de wereldtaal der geleerden), uitspraak ‘qui varie malheureusement avec les pays’ (P. Janssens, Gramm. latine, p. 1), en wel zoodanig ‘que deux interlocuteurs se parlant latin, mais chacun dans sa langue, ont peine à se faire comprendre, quand encore ils y parviennent’ (Dom Pothier, Les Mélodies grégoriennes, p, 106), - ja, die ook in elke stad, in elk gesticht, ik zei bijna in elke kerk van Vlaamsch-België verschillend is Wij zouden willen eenigszins bijdragen tot de herinvoering van de oude, ware, kloeke, welluidende uitspraak die juist voor het Vlaamsche volk de eenige gemakkelijke is, de eenige die kans heeft om op doksaal en koor, in kongregatie en school deftig te klinken, terwijl de verfranschte klanken g en j door het aller grootste getal onzer Vlaamsche kerkzangers en misdieners onvermijdelijk en onverbeterlijk slecht uitgesproken wordt.
(Het gaat voort.) Jan Bols. |
|