hart klopt; zij slaken ruwe toonen; vechten mede met de hanen, wentelen en keeren zich juist als de bolder die achter zijn bol loopt en aan zijn lichaam alle soorten van wendingen geeft, als wilde hij den natuurlijken loop zijner bol daardoor veranderen. Zij slaan met de ellebogen tegen hun eigen lichaam; wakkeren de hanen aan: lijden wanneer hun geliefdkoosde haan een steek krijgt, en lachen met een onbeschrijfbare gelukzaligheid wanneer hun haan den vijandigen de spooren in het lijf slaat. Ik heb een boer gezien die beefde als een riet, telkenmaal éen zijner hanen in de matte gezet werd; een anderen die als zinneloos was; een anderen die zijn haan toesprak en aanspoorde om nogmaals een goeden slag te geven.
Het schijnt dat de twee laatste strijders van geen zuiver Lombaardsch bloed waren, want toen zij in de matte geplaatst werden, schenen zij volstrekt voor elkaar geen haat te gevoelen, en gingen eenigen tijd rondwandelen, om eindelijk het strijdperk uit te vliegen, onder het luidruchtig gelach der beide partijen.
Nu was het spel geeindigd, en men bereidde zich voor de terugkomst. Beveren had de zege behaald. Luidruchtig liepen de Beverschen rond, dronken een goede pint, en toen de wagen aanzette, lieten zij een klinkend ‘Vi' van Beveren’ weergalmen, en zoo gedurende gansch den weg. Iedermaal hielden zij zoo lang mogelijk de laatste syllabe van het woord Beveren op, zoodat de klank over de velden in de verte rolde. En uit de hoeven antwoordden de honden met hol geblaf aan ons jubelgeschrei.
Het was reeds donker toen we te Beveren aankwamen. Een uur later was alles in rust, en zat ik met eenige voorname kooplieden van het dorp aan een tafel te jassen, toen de hospes ons verwittigde dat de politie-ure gescheld was. Het kaartpartijtje werd uitgespeeld; iedereen ging slapen om 's anderendaags het kalme buitenleven te hernemen.
Een hanengevecht is wreed, lief nichtje, en ik begrijp zeer wel dat de Regeering dit spel verbiedt. Het verhaal dat ik u gedaan heb bewijst dat de hanenspelers nog slimmer zijn dan de beambten der Regeering en gemakkelijk aan hunne vervolgingen ontsnappen.
Doch, oprecht gesproken, ik geloof niet dat de invloed van een hanengevecht op het gemoed der buitenlieden zoo groot is, dat hij noodlottige gevolgen zou kunnen hebben. Stadsmoralisten zullen u een prachtige recensie schrijven over den invloed der hanengevechten op de criminaliteit in den buiten; maar ik weet bij ondervinding dat er dorpen zijn waar de lieden ras het mes trekken in hunne twisten en waar men volstrekt met geen hanen speelt, en anderen waar de lieden zachtmoedig zijn, en zich toch graag door een hanengevecht laten aanlokken. Dit verschil in karakter heeft een andere oorzaak.
Zoohaast vergat ik u te zeggen dat morgen ons eene goede soep zal worden opgedischt van een der hanen die in den strijd sneuvelde. Arm dier! Zoo moedig strijden en nog opgegeten worden door zijne