Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
Boekennieuws en kronijk.Ons Leven. - Ziedaar den titel van het orgaan der Vlaamsche studenten van Leuven. Onze lezers zullen alreeds vernomen hebben door welk droevig geval de jeugdige hoofdopsteller van dit dagblad is omgekomen. De H. Frans Vander Smissen, nauwelijks 24 jaren oud, was een voorbeeldig student, een veelbelovend taaloefenaar, ja een reeds gekende dichter. Vele zijner verzen werden getoonzet en uitgevoerd. Den 17 Juli 11. verdronk hij in de vaart van Leuven, nadat zijn vriend en eenig gezel, de heer Amedée Segers, met wien hij een watertochtje deed, vergeefsche pogingen had aangewend om hem te redden. Hoe hard ook die slag valle voor de redactie van Ons Leven en alle beijveraars der Vlaamsche letterkunde, toch mogen wij ons eenigszins getroosten in de gedachte dat de diepbetreurde overledene waardige opvolgers zal vinden en het dagblad, waarvan hij den bloei zoo zeer ter harte nam, niet zal ophouden ieders hoogachting en deelneming te verdienen. Niet weinige artikels immers door Ons Leven, 't zij in gebonden, 't zij in ongebonden stijl uitgegeven, verraden bij hun jonge opstellers een echt talent. Wij bemerkten hieronder de lieve versjes van Van Mal. Den waren naam des dichters (want Van Mal is een deknaam) kan iedereen lezen in de Vlaamsche Standaard van November 1891 onder zekere meesterlijke vertaling. Met schrijvers van die waarde en die werkzaamheid (die niet alleen met zoo goeden uitslag de letterkunde oefenen, maar daarbij met de grootste onderscheiding hun examens afleggen) is de toekomst van Ons Leven verzekerd, en ook de afwachting aller taalminnaars levendig verwekt. Want ‘Vlaanderens toekomst hoort der jeugd’ niet waar, heeren? Veelbeteekenend- en belovend prijkt die leuze van A. Rodenbach op het hoofd van uw dagblad. Ja de Rousselaarsche zanger heeft waardige geestverwanten in u gevonden; en wat in Gods ondoordringbare raadsbesluiten uit hem niet geworden is, een Vlaamsche Gaethe of meer nog, zal eens uit eenen of anderen van u opgroeien. Faxit Deus! Io. Macte.
Het gulden boekje der jonge werklieden, of raadgevingen aan de werkende jeugd. - Vrij bewerkt naar het Fransch van Mgr. de Segur. Tweede uitgaaf. Aalst, drukkerij Daens-Mayart. Eiland | |
[pagina 235]
| |
Chipka, werf. Boekdeel in-16o van 66 bladzijden. Prijs 0,30 fr. ingenaaid, fr. 0,35 gekartonneerd met gulden omslag. Zonder propheet te zijn mag men voorzeggen dat de 6000 exemplaren der tweede uitgave van dit boekje niet lang in den winkel zullen liggen! Waarom? Omdat het Gulden Boekje juist op zijnen tijd komt en al de voorwaarden vereenigt om wel te slagen. Onnoodig uit te weiden op de noodzakelijkheid van de jeugd, bezonder de jeugd der werkende klasse, grondig in den godsdienst te onderwijzen en tegen de verderfelijke dwaalbegrippen des socialismus te wapenen. Zijne Heiligheid Leo XIII in zijn Encycliekenbrief van den 20 April 1884 legde den bisschoppen dringend deze verplichting op: ‘Wij bevelen dringender dan ooit aan uwen godsdienst en uwe waakzaamheid de jongelingen die de hoop zijn der maatschappij. Besteed aan hunne vorming het grootste gedeelte van uwe herderlijke bezorgdheid. Hoe uitmuntend ook onder dien opzichte uw ijver en uwe voorzienigheid geweest zijn, weet wel dat gij nooit genoeg zult doen.’ - Op zijne beurt stemde het 37e congres van 't katholiek Duitschland, vereenigd te Coblentz in 1890 den volgenden maatregel tegen het oproerige socialismus: ‘Het Congres aanschouwt als een heiligen plicht voor ouders, onderwijzers en priesters, de jeugd tegen het socialismus in hoede te stellen.’ Te zijnen tijde reeds had Mgr. de Ségur deze noodzakelijkheid ingezien, dezen plicht begrepen en zich ten eenenmale, men weet met welken ijver en goeden bijval, toegewijd aan het apostolaat der jonge werklieden van Parijs. Hij had aldus bemerkt hoe laag het peil stond hunner kennissen in zake van godsdienst, hoe talrijke gevaren hen omringden, welke beweegredenen het krachtigste op hun geest werkten, waaraan hun hart het meest behoefte had. Al die schatten zijner ondervinding, met de zalvende liefde zijner ziel doortrokken, vereenigde hij destijds in een klein boekje, een echten catechismus, een vriend, een engelbewaarder des jongen werkmans. Het is ditzelfde boekje, dat een priester der societeit Jesus, die te Brussel onder de werkende klasse eenigermate het goed tracht te bewerkstelligen dat Mgr. de Ségur te Parijs verrichtte, in eenvoudig, gemeenzaam, doch zuiver en onberispelijk Vlaamsch heeft overgezet, hier en daar naar de behoeften en gebruiken onzer bevolking veranderd, met luimige versjes doorspekt en met een belangrijk hoofdstuk over het socialismus verrijkt. Daarenboven komen plaatjes op elke bladzijde de bezonderste volzinnen ophelderen, en om zoo te zeggen, de gedachte eene zichtbare gedaante geven. Eigenaardig en geestig zijn die gravuurtjes; en de jonge lezers zullen er niet weinig pret meê hebben. Zoo wordt al lachende de ernstige les aangenomen en eens te meer de spreuk des dichters bewaarheid Ridentem dicere verum De diepbetreurde Mgr. Lambrecht, een bevoegde oordeelaar, ver- | |
[pagina 236]
| |
eerde de eerste uitgave van 't Gulden Boekje met deze vleiende woorden: ‘Volgeern keur ik het werkje: Het Gulden boekje der jonge werklieden goed, en beveel het alle huisgezinnen der werkende klasse aan. Het bevat de zaligste lessen en raadgevingen die aan het verstand den waren weg der deugd toonen en den wil bewegen tot het goede. In de ware taal des volks geschreven, levert het de aangenaamste lezing op; het vermaakt en verkweikt en stort het volle leven in de zielen.’ Wie de jonge werklieden niet alleen goed maar ook plezier wil doen, geve hun zoo een Gulden Boekje; dat is gezonde kost voor hen. Bestuurders van patronages en lagere scholen, voorzitters van antisocialistische genootschappen enz., zullen in dit werkje een uitstekend hulpmiddel vinden tot het volbrengen hunner soms lastige liefdetaak. De goedkoop er van maakt het bezonder geschikt ter verspreiding. Aan 17 franken kan men honderd exemplaren verkrijgen, en dan nog wel gekartonneerd met gulden omslag. Waarom het voorbeeld niet nagevolgd van dien ijverigen priester van Antwerpen, wiens naam wij bescheidenheidshalve moeten zwijgen, maar wiens brief wij letterlijk overschrijven: ‘Ik ben conferentiën aan 't geven uit het Gulden Boekje; en het bevalt mij zoo zeer dat ik er een exemplaar van ga bestellen voor al de voorzitters van de 13 patronages van Antwerpen. Ik ga trachten het te doen uit neelen, want het is waarlijk nuttig voor de werklieden en volgens mij het best gelukte van al hetgene Mgr. de Ségur van dien aard geschreven heeft.’ N.B. Wij vernemen daar juist dat reeds 3000 exemplaren der nieuwe uitgave gevraagd zijn. Dat maakt met de 3000 der eerste uitgave een vrij schoon getalletje! Onze hartelijkste gelukwenschen aan den schrijver! I. Sperwer.
De Gemeente Moorsel bij Aalst en hare geschiedenis, door Oscar Reyntens. Gent, A. Siffer 1892, in-8o (195 bladz.) Prijs fr. 2,75. Heb ik ergens niet hooren beweren, misschien nog wel in een ambtelijk stuk, dat de plaatselijke geschiedenis van steedjes en dorpen maar weinig belang aanbiedt voor de kennis der algemeene historie des vaderlands? - Met zulke kortzichtige meening kan ik niet instemmen; veeleer dan met minachting op dergelijke monographieën neer te zien, beschouw ik ze integendeel als kostelijke steenen aangevoerd tot den opbouw der volledige en algemeene geschiedenis. Immers de geschiedenis, om wezenlijk dien naam waardig te zijn, is wat anders dan een dor chronologisch verhaal ven staats- en krijgsgebeurtenissen, eene ziellooze pedantische naschrijving van wormstekige kronijken en muffige boeken, eene drooge en eentonige verzameling van handvesten en oorkonden, neen, om dien naam ten volle te verdienen zou de historie eene getrouwe lichtteekening moesten zijn van het voorgeslacht, een levend tafereel van vroegere toestanden en instellingen, een bezield schouwspel van het leven en streven der voorvaderen. Niets zou zoozeer de kennis der historie des vaderlands bevorderen | |
[pagina 237]
| |
Kasteel van Moorsel.
| |
[pagina 238]
| |
dan een ruime voorraad van stads- en dorpsgeschiedenissen; gesteund op plaatselijke handvesten en volksoverleveringen, zijn zij een echten afdruk van den zedelijken en huiselijken toestand onzer voorouders, eene gids voor het levende geslacht. Ieder oord, iedere stad, ieder dorp zou den schat zijner historische oorkonden moeten rangschikken, doorlezen, zijne geschiedenis doorgronden. Reeds werd veel, door vlijtige werkers, in dien aard bijeengebracht, doch nog een rijke oogst staat te velde en wacht op een ervaren maaier. Wij mogen ons dus verheugen over de verschijning der Geschiedenis der gemeente Moorsel, door advocaat Reyntens; het is eene nieuwe en belangrijke bijdrage tot 's lands geschiedenis. Moorsel een fraai dorp van Vlaanderen, gelegen in de omstreken van Aalst, telt over de drie duizend inwoners. Vóor de Fransche Omwenteling was deze gemeente gescheiden in twee gedeelten: Kapittel-Moorsel, een vrij erfgoed onder het beheer der kanunniken der hoofdkerk van Dendermonde en Aalstersch-Moorsel, een leengoed der heeren van de stad Aalst. Leerzaam is het wat de schrijver ons verhaalt over den oorsprong, de ontwikkeling der gemeente, den aangroei der bevolking, de wederwarigheden der inwoners, hunne bekeering tot den christenen godsdienst, over leenrechten, bestuur en gerechtswezen. Even belangrijk is het historisch gedeelte van het boek, vooral het verhaal der strooptochten van Geus en Spanjaard in de zestiende eeuw, der invallen van Lodewijk XIV en Lodewijk XV, der onheilen verduurd onder Jozef II en gedurende de Brabantsche Omwenteling en vooral het harde lot der plattelandsche bevolking gedurende de overheersching van de Fransche Republiek en van het Keizerrijk... Gewis heeft dit boek vele en vlijtige opzoekingen in de plaatselijke archieven vereischt en zal door alle navorschers onzer geschiedenis met vrucht geraadpleegd worden. Spijtig dat met zulken ruimen voorraad van bouwstoffen de geleerde schrijver het gebouw niet wat hooger opgetrokken heeft: wij hadden gaarne iets meer geweten over het geldelijk beheer der gemeente, den zedelijken en huiselijken toestand der bevolking, over het armwezen en gemeentebestuur. Eene omstandige levensbeschrijving van den welsprekenden Vlaamschen redenaar, den beroemden heiligschrijver Cornelis De Smet, wiens werken heden nog steeds herdrukt en gelezen worden, sluit deze geschiedenis, als eene hulde aan den verdienstelijksten man in Moorsel geboren. Het werk, opgeluisterd door teekeningen van oude gedenkstukken en wapenschildenGa naar voetnoot(1), is in eene duidelijke taal geschreven, met zorg | |
[pagina 239]
| |
en nauwkeurigheid opgesteld en verdient met lof vermeld te worden in de eerste rij onzer dorpsgeschiedenissen. Antwerpen. L.M.
De Nederlandsche Rechtstaal inzonderheid met betrekking tot het strafrecht, door Julius Obrie, rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Gent, docent in het strafrecht aan de hoogeschool te Luik. Uitgave der Vlaamsche Conferentie der Balie te Gent. Prijs fr. 0,50. De bladen hier te lande hebben met den meesten lof over dit nieuw vlugschrift van den heer Obrie gesproken. Ziehier hoe het in Holland onthaald wordt, onder andere in de kolommen van Gelria uit Arnhem: ‘Een verhandeling te lezen als “De Nederlandsche Rechtstaal, inzonderheid met betrekking tot het strafrecht” was voor ons een buitengewoon genoegen, omdat zij getuigt van den ernst waarmede de Vlamingen; want een Vlaming, mr. Julius Obrie, rechter te Gent enz. is de schrijver; zich op de studie van het Nederlandsch toeleggen; omdat zij bovendien een bewijs aflegt van den geweldigen vooruitgang waarop de Vlaamsche beweging in België kan wijzen en welke, naar wij hopen, nog eenmaal de lauwheid en onverschilligheid der Noord-Nederlanders in dit opzicht in belangstelling, misschien nog wel in warmte, zal doen veranderen. Doet het het Nederlandsch hart b.v. niet goed te lezen: hier te Gent althans kan men zeggen dat verreweg de meeste strafzaken in het Nederlandsch worden bepleit? Stemt het ons niet tot vreugde een Belgischen rechter de leden der balie te hooren opwekken tot het pleiten in het Nederlandsch, hen te zien wijzen op Smidt's Geschiedenis van het wetboek van strafrecht en op de proefschritten onzer studenten over dit onderwerp, ten einde zich vertrouwd te maken met de Nederlandsche rechtstaal? Wekt het niet op tot nieuw vertrouwen in de kracht en de beteekenis van onze taal, als wij zien, hoe voortreffelijk ook de Zuid-Nederlander zich daarin weet uit te drukken? Een vlugschrift als dit, is de lezing overwaard, ook omdat het onze sympathie verlevendigt voor de wakkere Vlamingen, onvermoeid bezig, om voor ons taalgebied zijn vroegere grenzen terug te winnen en daarbinnen den invloed van het Nederlandsch zooveel mogelijk te versterken.’
Levensbeschrijving van P. Lodewijk Donche, priester van het gezelschap van Jesus, door P. Bogaerts, S.J., 420 bldz., in 8o. Prijs 1 fr. 50. (Turnhout, Joseph Splichal, uitgever.) De diensten, die P. Lod. Donche aan het vaderland en den godsdienst bewees, vereischten dat zijne gedachtenis aan den nacht der vergetelheid onttrokken werd. In het bovengemeld werk, dat aan dien eisch voldoet, leeren wij menig punt uit de geschiedenis der laatste honderd jaren. De opheffing en herinrichting van het gezelschap van Jesus, het | |
[pagina 240]
| |
ontstaan van de Societeit des Geloofs, de bewaring van het H. Bloed te Brugge, de geweldenarijen van Joseph II, de gebeurtenissen van ‘den besloten tijd’, de regeering van Willem I over België; zietdaar zoovele hoofdstukken uit de geschiedens, welke ons P. Bogaerts doet doorloopen. Daarenboven toont hij ons nog P. Donche als apostel, kloosterling en insteller eener congregatie, en geeft hij ons bladzijden te lezen gelijk men er in de levens der heiligen aantreft. Ook is dit werk veel aan te prijzen en verdient het bekend te worden. Of er alles volmaakt in is? De taal is doorgaans eenvoudig en zuiver, doch had ik liever gezien dat de schrijver in het gebruik van eenige uitheemsche woorden de gewoonte of de afleiding gevolgd hadde. Op den omslag staat ‘stichter van de zusters der christelijke scholen’, terwijl men gewoonlijk (doch niet altijd) in het boek ‘kristelijke’ tegenkomt. Daar men ten huidige dage zooveel van een geschiedkundig werk vereischt, had ik wel gaarne de bronnen aangestipt gevonden, waaraan de eerw. P. Bogaerts geput heeft. Niettegenstaande die eenige ‘desiderata’ beveel ik den lezers van het ‘Belfort’ het werk aan: zij ontnemen niets aan zijne waarde. Aan den eerw. P. Bogaerts valt het te oordeelen of mijne eenige kleine aanmerkingen ten nutte zijn te maken voor eene tweede uitgave, welke zijn schoon boek ongetwijfeld na korten tijd zal hebben. N.
De Bibliographie nationale (1830-1880) is weder vermeerderd met eene aflevering (Meynen-Mythologie), de 8e van het 2e deel. Het werk gaat vooruit gelijk boonenknoopen, en 't zal misschien moeite kosten vóor het einde dezer eeuw het ten einde te brengen, daar 't nu reeds 10 à 12 jaren aan den gang is. Dit is geene kritiek op de verzamelaars, die, ten gevolge van overlijden, van zes tot drie zijn verminderd; althans wij weten bij ervaring hoe dor, vervelend en lastig een werk van dien aard is, dewijl de meeste vermelde boeken niet in 't bereik zijn van de verzamelaars, schier al de boekhandelaars, ja de meeste schrijvers zelven onverschillig zijnde aan het werk. Wij meenen evenwel te mogen zeggen dat de arbeid, van den beginne, heeft mank gegaan aan een euvel, hetwelk gemakkelijk te vermijden was door bijvoeging van eenen of twee medewerkers, die het Vlaamsch gedeelte der Bibliographie zouden verzorgd hebben. Dit gemis is oorzaak niet alleen van groote onvolledigheid, maar ook van onnauwkeurigheid, ja van 't drukken van Vlaamsche titels met spelfouten. Toch zullen wij de verzamelaars niet hard vallen, daar wij overtuigd zijn dat zij, in den bekrompen kring, waar 't hun gegeven was zich te bewegen, zich geene moeite hebben ontzien. Brussel is het centrum niet voor het samenstellen eener algemeene Bibliographie des lands, en 't werk der heeren De Koninck, Delcourt en Leurquin ware stellig vollediger, dus meer... nationaal geweest, hadden een paar Vlamingen, of, zoo men wil, mannen, meer vertrouwd met de Vlaamsche letteren, hunne medewerking aan de uitgave toegezegd. | |
[pagina 241]
| |
Hoe het zij, zooals het werk nu is, blijft het toch nuttig, en zal het met vrucht worden geraadpleegd door de geleerden, die nopens den letterarbeid van Belgische schrijvers van 1830 tot 1880 wenschen ingelicht te zijn. Daar wij nu toch spreken van Bibliographie zou 't ons vergund zijn te vragen om welke reden de Bibliographie historique de la Belgique werd gestaakt? Twee afleveringen van dit allernuttigst werk, zagen het licht, en dan moesten er ongetwijteld 30 of 40 zijn... Hadde men dien kolossalen arbeid van de heeren de Potter en Lagaye, door de Société de bibliographie de Belgique bekroond, uitgegeven zooals die was ingezonden, namelijk alphabetisch, zonder ongewenschte bemoeiing van eenen derde, die uit ijdele gloriezucht zijnen naam bij dien der bekroonden wilde voegen en - gansch den arbeid heeft verbrod, - deze zou gemakkelijk van stapel geloopen en thans voor handen zijn voor al de geschiedkundigen des lands.
Essai sur la formation de quelques groupes de racines Indo-Européennes. 1e deel: Préformantes proto-aryennes par Ph. Colinet, prof. à l'univ. Louvain. Istas, 1892. Onder bovenstaande hoofding geeft de geleerde schrijver kundige gissingen over het ontstaan en de ontwikkeling der voorvoegsels in de veronderstelde taal die al de bestaande Indo-Europeesche talen moet voorafgegaan zijn. Van uit de zoogezegde proto-arysche of oud-gemeenschappelijke taal der eerste Aryers zijn die voorvoegsels, op verschillende wijzen vervormd en soms onkennelijk geworden, in de nog levende of andere Indo-Europeesche talen overgegaan; hetgeen den schrijver toelaat geleerde vergelijkingen te maken en een diepen blik te werpen op al de vertakkingen van den Indo-Europeeschen taalstam: breed en open veld dat met velerlei moeielijheden bezaaid is doch aan taaie navorschers een rijken oogst kan opleveren. Leuven. E.
Kon. Vl. Academie. - In de zitting van Augustus las de heer Th. Coopman in naam der Commissie van Nieuwere Taal- en Letterkunde een uitgebreid en merkwaardig verslag voor over de laatste aflevering van het groot Nederlandsch Woordenboek. De verslaggever bestatigt dat er veel woorden in vergeten zijn die nochtans voortleven in den mond van het Vlaamsche volk. De heer de Potter deed lezing van eene weerlegging des briefs welken de jury van de laatste prijskamp van vaderlandsche geschiedenis aan den heer minister had gezonden. In het begin der zitting las de heer J. Micheels, bestuurder, eene rouwrede voor waarin hij den lof maakte van den heer Mathys de Vries, den beroemden taalkundige, buitenlandsch eerelid der Academie. De heer Genard deed eenige mededeelingen aangaande het Landjuweel. De Academie benoemde daarna vijf leden gelast met het voor- | |
[pagina 242]
| |
dragen der onderwerpen voor de letterkundige prijskampen van 1893. Vergadering van September: De heer bestuurder wenschte de heeren P. Genard en Nap. de Pauw geluk met hunne bevordering tot officiers der Leopoldsorde. De heer Genard bedankte en zegde eenige woorden over het Landjuweel, dat de verleden maand te Antwerpen is gevierd geworden. Spreker betreurt dat, op het Oudheidkundig Congres, te dier gelegenheid in de Scheldestad gehouden, alles in het Fransch werd behandeld. Daarom acht hij het zich ten plicht de volgende voorstellen te doen: 1o Dat de Academie geene afgevaardigden meer zenden zal naar congressen, dan voor zooveel er onze taal op gelijken voet met het Fransch zij gesteld; 2o Dat in al de Vlaamsche provinciën geschied- en oudheidkundige kringen tot stand worden gebracht waarin het Nederlandsch de ambtelijke taal zij; 3o Dat er bij het bestuur van het aanstaande Oudheidkundig Congres, hetwelk toekomende jaar te Gent zal vergaderen, en waarvan de geleerde hoogleeraar de Ceuleneer een der stichters is, zal aangedrongen worden opdat de ambtelijke stukken in de beide landstalen zouden verschijnen. De vergadering stemt de gedane voorstellen. De zoon van het afgestorven medelid, den beroemden Mathias de Vries, drukt in eenen brief zijnen dank uit voor het rouwbeklag door de Academie gestemd. Het portret van den geleerden taalkundige zal gegraveerd worden voor het jaarboek van 1894, en de biographische nota geleverd worden door M. Obrie. Een aanbod van uitgaaf door den heer Dr W. de Vreeze, te Leiden, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, onder andere van een werk van Dodoens, wordt naar de Commissie van middeleeuwsche letterkunde verzonden. De drie prijsvragen welke dit jaar niet voldoende beantwoord werden, zullen voor 1893 opnieuw worden uitgeschreven. Deze prijsvragen betreffen: 1o eene studie van het huiselijk leven eener Vlaamsche gemeente in de tweede helft der 18o eeuw; 2o eene verhandeling over klank- en vormleer in Ruysbroeck's proza; 3o het gebruik van het Nederlandsch in het onderwijs sedert 1830. Voor 1894 wordt gevraagd: 1o eene verhandeling over het Oud-Friesch, in zijne betrekking tot onze taal; 2o eene studie over het door de Academie uitgegeven gedicht de zeven Vroeden; 3o de geschiedenis van den werkmansstand in Vlaanderen en Brabant, van af de 13e eeuw tot vóor de Fransche revolutie, op het einde der verledene eeuw. Gezien het belang van dit laatste onderwerp en de daaraan verbonden werkzaamheden, wordt de prijs voor die prijsvraag verhoogd tot 1000 frank. Een buitengewone prijskamp wordt nog uitgeschreven, voorgesteld door de Commissie van nieuwere letterkunde, namelijk de opgave van eene Vlaamsche vakwoordenlijst voor den smid, en een tweede prijs vraag van vakwoorden den timmermansstiel betreffende. De mededingers zijn verplicht er de teekening bij te voegen alsook, zooveel mogelijk | |
[pagina 243]
| |
de Fransche, Duitsche of Engelsche benamingen. Een prijs van 300 frank voor elke dezer vragen wordt uitgeloofd. De heer Gaillard doet lezing van een breedvoerig verslag over de keure van Hazebroeck; het wordt ter uitgaaf voorgesteld. De eerw. heer Bols gaf verslag over de werkzaamheden der Commissie belast met het vaststellen der terminologie. Na eene mededeeling van den heer Broeckaert over rederijkersgedichten uit de 16e eeuw, werd de zitting geheven.
Davidsfonds. - In zijne laatstgehouden zitting heeft het Hoofdbestuur weer handschriften ontvangen, met verzoek van uitgave. - De beoordeelingsraad zal de werken onderzoeken. Een ontwerp, door de afdeeling van Kortrijk neergelegd en strekkende om in 1892 op den Groeningerkouter een grootsch gedenkteeken op te richten ter herinnering aan den Sporenslag, werd gunstig onthaald. Het bedrag der bijdrage van het Hoofdbestuur zal in eene latere zitting worden vastgesteld. Twee leden, de heeren P. Willems en de Potter, werden namens het Hoofdbestuur aangeduid als afgevaardigden bij het te Kortrijk reeds werkzame comiteit. Werden ter uitgave aanvaard: een lied, getoonzet door den heer d'Hooghe; een ander, vervaardigd door den heer Van den Eynde; twee zangstukken van Em. Wambach. Het te Leuven besproken voorstel, betrekkelijk de uitgave van eenen geïllustreerden plakalmanak kwam ter sprake, naar aanleiding van het voorleggen van twee fraaie modellen. Daar dergelijke uitgave niet meer kan gedaan worden voor het aanstaande jaar, zal in een der volgende zittingen het ontwerp nader worden besproken. Den 21 Augustus huldigde de bloeiende afdeeling van Zele plechtig haar vaandel in; den 3 October viert zij wederom feest en houdt zij hare jaarlijksche algemeene vergadering met verslag over de werkzaamheden, den toestand der kas, den gang der bibliotheek enz. en eindelijk de opvoering van het verdienstelijk drama Robrecht van Eine door K. Van Voordenhove. Waarlijk mogen de andere afdeelingen deze tot voorbeeld nemen. Gent gaat plechtig de prijsuitdeeling vieren aan de bekroonde leerlingen in hare prijskampen. - Vele afdeelingen gaven concerten en voordrachten en brachten kostelooze volksbibliotheken tot stand. - Over het heerlijk feest den 4 en 5 September te Sint-Nicolaas gevierd, zie het artikel in het korps van deze aflevering.
Varia. - Onze achtbare medewerker Hoogleeraar Adolf De Ceuleneer is lid benoemd van den verbeteringraal van het middelbaar onderwijs, in vervanging van E. de Laveleye. - De keurraad in den prijskamp van het gedenkteeken aan Prudens van Duyse heeft het werk der heeren De Vreese en Horta bekroond. Deze keus wordt erg beknibbeld, want alhoewel het werk merkwaardige hoedanigheden bezit, miskent het toch het karakter van den dichter, met hem als fabeldichter voor te stellen met den vos en de raaf aan zijne voeten! | |
[pagina 244]
| |
Het publiek verkiest de maquette van De Beule, zij is artistiek en daarbij sprekend van gelijkenis. Het eindoordeel is nu aan den heer Minister. - Het Staatsbestuur schrijft eene reeks prijskampen uit voor handboeken over landbouw: de premiën gaan van 750 tot 1500 frank. - Eindelijk is het Etymologisch woordenboek van Dr Franck volledig, alsook de herdruk van de ‘Geschiedenis der Nederlandsche letteren’ door W.J.A. Jonckbloet. Men zegt dat dit laatste werk aangevuld zal worden en dat in een 7de boekdeel, eene ruimere plaats zal geschonken worden aan de letterkunde van Zuid-Nederland. - Arnhem maakt zich bereid om het XXIIe Nederlandsch Congres in 1893 te ontvangen; een comiteit is reeds in volle werkzaamheid. De Handelingen van het XXIe Nederlandsch Congres zijn thans bij onzen uitgever verschenen en worden kosteloos aan al de leden verzonden. Het is een prachtig boekdeel van 500 bladz. en het bevat ook de notatie der oude muziek door Florimond Van Duyse geschikt en met zoo veel succes uitgevoerd op het raout-concert, door Mevrouw en Jhr. de Maere aan de Congresleden aangeboden. - Verleden maand vierde de hoofdrederijkerkamer Het Kersouwken van Leuven het vijftigjarig lidmaatschap van den nederigen doch overtuigden en werkzamen Vlaming Thomas Quirinus Heremans, den man die de aloude vierhonderdjarige Kamer in 1842 als weder in het leven riep. Onze beste gelukwenschen. - Keikop, de welbekende studentenalmanak is bij den uitgever Kennis te Antwerpen verschenen. Hij kost 15 centiemen. - De Gentsche driejaarlijksche tentoonstelling van schoone kunsten wordt den 10 October gesloten; bericht aan de achtergeblevenen. - Kanunnik Jean Grange, de Fransche Kanunnik von Schmid, is te Limoges, in tachtigjarigen ouderdom overleden. Hij laat een 40tal verhalen achter welke onder het volk en inzonderheid de landelijke bevolking veel nut gesticht hebben. De onvermoeibare priester was met een waar schrijverstalent bedeeld, en hij heeft bladzijden geschreven die als na te volgen modellen mogen aanbevolen worden. - Den 15 Augustus laatst vierde men in Nederland het vijf-en-twintigjarig priesterschap van Dr Schaepman. Van alle kanten kwamen, zoowel van Protestanten als van Katholieken, adressen van gelukwensching aan den genialen man, die als de prins der Nederlandsche redenaars, dichters en staatsmannen mag genoemd worden. Het Belfort, dat de eer had zijne ‘De Kunst en de Maatschappij’ te mogen drukken biedt hem hartelijk zijne hulde aan. - Renan de apostaat is dood in 70jarigen ouderdom; het was als seminarist te Issy dat hij zijn eerste werk schreef: L'histoire comparée des langues sémitiques, Tusschen zijne talrijke schritten zijn de bijzonderste: La Vie de Jesus (goddeloos pampblet), Etude de la langue grecque au Moyen-âge, Etudes d'histoires religeuses, De l'Origine du langage, Livre de Job en Cantique des cantiques, vertaald uit het Hebreeuwsch, Antechrist, Caliban, Histoire du peuple d'Israël, Dialogue des morts, l'Abbesse de Jouarre (wulpsche verbeelding), enz. Zijn schandig Leven van Jezus had zijne afstelling als leeraar in ‘Le college de France’ voor gevolg; hij herkreeg slechts weder deze plaats na de gebeurtenissen van 1870. |
|