Het Belfort. Jaargang 7
(1892)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Historische inleiding tot de Germaansche en Nederlandsche taalwetenschap.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergelijking in gelukt den voorraad aan klinkers en medeklinkers, alsmede de oorspronkelijke gedaante der verbuiging en vervoeging vast te stellen. Daar wij straks ter verklaring van taalkundige verschijnselen op Germaansch gebied herhaalde malen de hulp van het Indo-Europeesch zullen moeten inroepen, laten wij hier een beknopt overzicht van het klankstelsel der grondtaal volgen:
a) Klinkers.
b) Medeklinkers.
5. Spirantes of schuringsgeluiden: s en z. De door het teeken ə voorgestelde klank is een doffe, onduidelijke klinker, die o.a. in den grondvorm (pətr) van Skr. pitā́, Got. fadar aangenomen wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De teekens , die thans ter aanduiding der zoogenaamde liquidae of vloeiende letters gebezigd worden, vertegenwoordigen in de grondtaal, evenals en in het Sanskrit, wezenlijke klinkers. Zij worden als zoodanig bv. in de vormen: Indo-Eur. dṇt, wlṃmi en ghbha, Skr. vṛka, (waarmede men Got. tunþus ‘tand’, wulfs ‘wolf’, Ohd. wulm ‘walm’ en garba ‘garve’ vergelijke), aangetroffen. Got. akrs ‘akker’, fugls ‘vogel’, taikns ‘teeken’, maiþms ‘geschenk’ zijn woorden van twee lettergrepen, waarin door het wegvallen van klinkers, r, l, n en m vocalisch of silbenbildend werden.Ga naar voetnoot(1) En thans kunnen wij ons bezighouden met de vraag, welke voorstelling men zich aan de hand der vergelijkende taalwetenschap te maken heeft van den toestand, waarin het Germaansch, vóór zijne splitsing in Oost- en West-Germaansch, verkeerde. Hierbij zullen wij vooral den nadruk leggen op die punten, welke het Germaansch van de andere takken van den Indo-Europeeschen taalstam onderscheiden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.De klanken, welke het Oorgermaansch, dit is de taal, waaruit men aanneemt, dat de verschillende later ontwikkelde vormen voortsproten, tot zijne beschikking had, zijn de volgende: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Klinkers.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Medeklinkers
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wanneer straks de verschillende kenmerkende eigenaardigheden van het Germaansch eenigszins uitvoeriger besproken worden, zal uit de voorbeelden, beter nog dan uit bovenstaand beknopt overzicht van het Oorgermaansch klankstelsel blijken, dat het Germ. zich voornamelijk op het gebied der medeklinkers naar vaste wetten van de overige Indo-Europeesche talen afscheidt. Willen wij nu tot een goed verstand dezer taalkundige verschijnselen geraken, dan is het vooreerst noodig, dat de beteekenis der gebruikelijke termen ons helder en duidelijk zij. Daarom kwam het ons niet overbodig voor, hier in beknopten vorm enkele ophelderingen aan ons overzicht toe te voegen. De namen der drie verticale rijen, te weten gutturales of keelletters, labiales of lipletters en dentales of tandletters, zijn ook voor hem, die een volslagen leek in de taalwetenschap is, zóó duidelijk, dat daarbij alle verdere uitlegging kan gemist worden. Anders is het echter gesteld met de in de horizontale rijen voorkomende termen. Hier heeft de oningewijde hulp en toelichting noodig. Mogen de volgende regelen eenigermate in die behoefte voorzien. Wij keeren de boven opgegeven volgorde om en stellen vooreerst de vraag: Wat zijn tenues? Bij het voortbrengen van spraakklanken is de uit longen, luchtpijp, mond- en neusholte stroomende lucht de eerste en onmisbare factor. Komt nu die uitstroomende luchtkolom, na longen en luchtpijp verlaten te hebben, in aanraking met de twee aan de binnenzijde van het strottenhoofd naast elkander liggende stembanden, dan kunnen zich, al naar den stand, waarin die banden zich bevinden, velerlei verschijnselen voordoen. Naderen de stembanden elkander zóó dicht, dat zij door de uit de longen gedreven lucht in trilling gebracht worden, - iets, waarvan men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich licht overtuigen kan door de vingers stevig op de buitenzijde van het strottenhoofd, den zoogenaamden ‘adamsappel’, te drukken - dan ontstaat er een klank, die men stem noemt. Tot het voortbrengen van alle klinkers nu is er ten eerste stem noodig. De vorm, aangenomen door de boven de stembanden gelegen ruimte van het spreekkanaal, - nl. de keelen mondholte met hare vaste en beweegbare deelen -, wijzigt dien klank en doet de verschillende klinkers ontstaan. Zoo naderen bv., bij het uitspreken der oo van boom, de boven- en onderkaak elkander dichter, dan tot het voortbrengen der aa van raad vereischt wordt, terwijl er bovendien bij het vormen van eerstgenoemden klinker o.a. ook eene ronding der lippen plaats heeft. De medeklinkers echter, in zooverre zij tenues zijn, hebben geene stem, dat wil zeggen de uitstroomende lucht brengt de stembanden niet in eene trillende beweging, de stemspleet, d.i. de opening tusschen de banden, wordt niet vernauwd. De bijna onhoorbaar in het spreekkanaal ruischende lucht, die men adem noemt, is voldoende tot het vormen der tenues of stemlooze medeklinkers. De tweede factor bij het voortbrengen dezer medeklinkers is eene volkomen afsluiting van het spreekkanaal en wel aan het uiteinde ervan, nl. in de mondholte, hetzij door het achter- of middelgedeelte der tong tegen het zachte gehemelte (velum) of het daaraan onmiddellijk grenzende harde gehemelte (palatum), te drukken, hetzij door de beide lippen of de boventanden en de onderlip bij elkaar te brengen, hetzij eindelijk door de punt der tong met de tanden of het daarboven liggende tandvleesch in aanraking te brengen. De adem zal dus bij het uitstroomen een oogenblik gestuit worden om dan echter, dadelijk na het wegnemen der afsluiting, met een knal weer te ontsnappen. Heeft nu de bedoelde afsluiting in den omtrek der keel plaats, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan verkrijgt men de tenuis k, zooals die b.v. gehoord wordt in ook en keer; geschiedt zij bij de lippen of tanden met behulp der tong, dan ontstaan de tenues p en t, die b.v. aangetroffen worden in de woorden: peer en aap, toe en eet. Wat verstaat men onder mediae? Bij het voortbrengen dezer medeklinkers bevinden zich keel, tong en lippen ongeveer in den boven beschreven stand, die vereischt werd tot het voortbrengen der tenues k, p en t. Om nu van deze laatste mediae te maken is het noodig, dat de uitstroomende lucht niet, zooals bij de vorming der tenues, de stembanden ongedeerd late, maar deze integendeel in trilling brenge. Stem wordt er dus vereischt tot het voortbrengen der mediae g, b en d, waarom deze dan ook stemhebbende ontploffers of klappers genoemd worden, in tegenstelling met k, t en p, de stemlooze ontploffers of klappers. Opmerking verdient, dat in het Nederlandsch het letterteeken g geregeld niet den medialen klank voorstelt, die b.v. gehoord wordt in de (goed uitgesproken) Fransche woorden: gant, galant, grand, gouverner, glisser enz. De Nederlansche g van gaan, goot, groot, glijden is eene spirans. Hoe ontstaan de spirantes? De voor het Oorgermaansch met de letterteekens γ, ƀ en d aangeduide spirantes vertegenwoordigen geene ontploffing, doch een ruischend, wrijvend geluid, ontstaan tengevolge van het vervangen der bij de tenues en mediae vereischte afsluiting, door eene vernauwing, waardoor de lucht met eene zeer goed waarneembare schuring haren uitweg vindt. In het Nl. komen als labiale spirantes v en w voor, als dentale z en s. Het Engelsch heeft eene dentale spirans th, als in de woorden thee en think. Alvorens van dit onderwerp af te stappen, willen wij er nog even op wijzen, dat in het Nl. de gutturale media gehoord wordt, telkens als de tenuis k gevolgd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt door eene labiale of dentale media, zooals dit plaats heeft in de woorden: laakbaar, dekblad, zakdoek, pokdalig. In het Maastrichtsch dialekt heeft g mediale waarde o.a. in de volgende woorden: zeggen, leggen, liggen, mugge (Got. *mugiô Hd. Mücken), šoggel (Hd. Schaukel), rugge (Got. *hrugia Hd. Rücken), brugge (Got. *brugiô Hd. Brücken), vlugge bvnw. (Mhd. vlücke, eig. in staat tot vliegen). In ons overzicht is er sprake van tweeërlei gutturalen, nl. k2, g2, k2h, g2h en k1, g1, k1h en g1h. De eerste noemden wij velares, de tweede palatales. De velares ontstaan, wanneer men het spreekkanaal sluit door het achter- of middelgedeelte der tong tegen het achterste of zachte gehemelte (velum) te drukken, de palatales, wanneer de afsluiting geschiedt door het bij elkander brengen van het middelgedeelte der tong en het voorste of harde gehemelte (palatum) Dit onderscheid is thans in het Nl. nog eenigermate merkbaar, al wordt er in de geschreven taal, zooals dit met zoovele andere phonetische schakeeringen het geval is, geene rekening mede gehouden. Men spreke bv. de woorden aak en ik langzaam doch natuurlijk na elkaar uit en men zal tot de ontdekking moeten komen, dat de k van aak2 eene dieper liggende afsluiting vertegenwoordigt, dan die van ik1. Klaarblijkelijk stonden eens de I-E. velares en palatales verder van elkaar dan de zooeven genoemde Nederlandsche. Het Sanskrit, waarin ons zoo menig overblijfsel van het oorspronkelijke I-E. klankstelsel bewaard werd, vertoont op het gebied der gutturalen eene rijke verscheidenheid, waarvan het volgend overzicht een denkbeeld kan geven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat nu de Indo-Europeesche palatales aangaat, deze worden onder alle omstandigheden regelmatig volgens Grimm's wet in het Germaansch verschoven tot h (uit k1), k (uit g1) en g (uit g1h):
De I-E. velares daarentegen worden in het Germaansch evenals in het Zuid-Europeesch en in het Keltisch, doch niet bv. in het Slavisch, zoogenaamd gelabialiseerd. In het Germaansch doet zich dit verschijnsel voor, wanneer de I-E. velaren gevolgd worden door ē̆ en ī̆, evenals door a, terwijl daarentegen ō̆ en ū̆ geene labialiseering bij de voorafgaande velaris te weeg brengen:
Ziedaar enkele grondtrekken van het ingewikkelde vraagstuk der I-E. gutturalen, een der omvangrijkste in de vergelijkende taalwetenschap. Gewichtige uitkomsten op dit gebied heeft men aan de belangrijke studiën van Ascoli, Collitz, De Saussure en vooral van Johannes Smidt te danken.
Vergeleken met de Indo-Europeesche ‘Ursprache’ eenerzijds en met de niet-Germaansche talen anderzijds, vertoont het Germaansch in klanken buigingsleer eenige gewichtige en kenmerkende eigenaardigheden, welke in hoofdzaak op het volgende neerkomen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.De klankverschuiving. a) De Indo-Europeesche mediae aspiratae gh, bh en dh gaan in het Germaansch regelmatig tot de spiranten (schuringsgeluiden) γ, ƀ en đ over. Deze ‘Urgermanische’ γ, ƀ en đ komen reeds in de oudste ons bekende Germaansche dialekten, zooals het Gotisch, gewijzigd en wel tot de gewone mediae g, b, d, voor.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b) De Indo-Europeesche tenues k, t, p gaan in het Germaansch in de toonlooze spiranten χ (h), þ en f over.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c) De Indo-Europeesche mediae g, d, b worden tot de overeenkomstige tenues k, t, p verschoven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit de gegeven voorbeelden blijkt ten duidelijkste, dat de Indo-Europeesche talen ten opzichte der behandeling van de oorspronkelijke mutae en aspiratae twee scherp van elkaar gescheiden groepen vormen, te weten, de verschoven, dat zijn de Germaansche, en de onverschoven talen, dat zijn de overige als het Indisch, het Grieksch, het Italisch, enz., die in den stand hunner medeklinkers dus getrouwer het beeld der Indo-Europeesche grondtaal weerkaatsen. Een enkel woord over eenige uitzonderingen op de wet der klankverschuiving. Deze zijn grootendeels slechts schijnbaar. In sommige gevallen, waar de toepassing der wet van Grimm niet intreedt, kan men vrij het bestaan van twee verschillende vormen in het Indo-Europeesch aannemen, terwijl in andere de vergelijking van een Germaansch woord met het overeenkomstige in het Sanskrit, Grieksch, Latijn, enz. weliswaar de afwezigheid der klankverschuiving schijnt te bewijzen, de vergelijking daarentegen van het Germaansch met den Indo-Europeeschen grondvorm | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de regelmatige werking der klankverschuiving aantoont. In dit laatste geval verkeert b.v. het Got. biudan ‘bieden’, wiens stam in het Skr. budh, in het Gr. πυθ luidt. Houden wij alleen de beide laatstevermelde vormen in het oog, dan moeten wij besluiten, dat het Got. instede van de media b, de tenuis p zou dienen te vertoonen. Dat intusschen de vorm biudan en niet piudan de regelmatige is, dit ervaren wij door den Indo-Europeeschen √ bhudh, waarvan het Skr. en het Gr., die geene wortels, waarin de aspirata tegelijk begin- en sluitletter is, toelaten, budh en πυθ maakten. Wezenlijke uitzonderingen intusschen zijn voorhanden in de verbindingen kt, pt, tt en sk, st, sp, wier laatste bestanddeel onverschoven blijft. Zoo beantwoorden aan Gr. ὀϰτώ, νυϰτ-, Lat. rectus, captus, piscis (sc = sk), hostis, spuere: Got. ahtau ‘acht’, nahts ‘nacht’, raíhts ‘recht’, - hafts ‘hebbende’, fisks ‘visch’, gasts ‘gast’, speiwan ‘spuwen’. Nog eene enkele bemerking. Hoe is het te verklaren, dat woorden, als oogst, balsem, keizer, kamer, kamp, kerker, kasteel, klooster, deken, Griek, poort, plant, put, pluim, straat, wijk, apostel, kolonie, duivel en zoovele anderen, in onze hedendaagsche taal niet alleen, maar ook in de Oudgermaansche dialekten dezelfde onverschoven medeklinkers die deze woorden in het Grieksch en Latijn vertoonen, bewaard hebben? Het antwoord op deze vraag is eenvoudig. De klankverschuiving, evenals de straks te beschouwen wet van Verner, was bij het begin onzer jaartelling ongeveer een voldongen feit. Woorden als de bovengenoemde dus, die de Germanen naderhand aan de Grieksche, Latijnsche en andere latere onverschoven talen ontleenden, gingen ongerept in het Germaansch over, de klankverschuiving had er geene werking meer op. Enkele malen is het gebeurd, dat woorden, zooals Got. fadar ‘vader’, brôþar ‘broeder’, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het Germaansch reeds in verschoven toestand bestaande, later ten tweeden male en nu ongewijzigd uit de onverschoven talen overgenomen werden. Hierdoor ontstonden dubbelvormen, Fr. doublets, zooals b.v. vader en pater, broeder en frater, pen en veder, fruit en vrucht, deken en tien, fleurig en bloeiend, welker tweevoudige gedaante op verschillende tijdstippen van ontleening wijst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.De wet van Verner en de ‘grammatische Wechsel.’ Het Indo-Europeesch bezat, gelijk ons overzicht aangeeft, slechts één schuringsgeluid, nl. s. Tengevolge der verschuiving van de I-E. tenues werden in het Germaansch aan deze enkele spirans nog drie andere, nl. χ (h), f en þ toegevoegd. De I-E. scherpe tenues k, p, t gaan evenwel niet in de scherpe spiranten χ (h), f, þ over, doch ondergaan eene verdere wijziging en worden de zachte spiranten γ, đ, ƀ, terwijl de oorspronkelijke scherpe spirans s tot de zachte z verschoven wordt, telkenmale, als, uitgezonderd in de verbindingen ht, hs, ft, fs, sk, st en sp, de onmiddelijk voorafgaande klinker volgens de I-E. betoning, met den hoofdtoon of het accent had. 1. De onmiddelijk voorafgaande lettergreep heeft het accent in:
2. De onmiddellijk voorafgaande lettergreep heeft het accent niet in:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daar nu het Indo-Europeesch, evenals b.v. het Sanskrit en het Grieksch, een veranderlijk accent had en o.a. in zijne vervoeging het oorspronkelijk accent in het praesens en praeteritum enkelvoud op de wortellettergreep, daarentegen in het praeteritum meervoud, in den conjunctivus en in het verleden deelwoord op den uitgang viel, zoo vertoonen de verschillende vormen van één en hetzelfde werkwoord afwisselend de scherpe spiranten χ (h), þ, f, s, en de zachte γ, đ, ƀ, z. Het is deze afwisseling van zachte en scherpe spiranten, welke men algemeen met den naam ‘grammatischer Wechsel’ aanduidt en die door de wet van Verner ten volle verklaard wordt. Alvorens de werking van deze wet door eenige voorbeelden, aan de oudste der ons schriftelijk overgeleverde Germaansche dialekten ontleend, op te helderen, dient nog gezegd te worden, dat zoowel in het Gotisch als in het West-germaansch de zachte spiranten γ, đ, ƀ en z enkele wijzigingen ondergaan, terwijl ook in sommige dialekten de afbeelding dezer medeklinkers eene andere is, dan de hierboven opgegevene. Zoo vertegenwoordigt de Got. g slechts zelden, de Os. en Onfr. daarentegen bijna regelmatig den klank der oorspronkelijke, uit χ verschoven, zachte spirans γ; De Got. d, het resultaat der verschuiving van de scherpe tenuis t, is echter evenals de Os. en Onfr. d de plaatsvervangster der oorspronkelijke spirans đ. In het Got. is d, ten minste als beginletter, dat wil zeggen in den Anlaut, nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spirantisch; in het Os. en Onfr. heeft zij daarentegen dit karakter ingeboet en is tot media gewijzigd. De spirans ƀ wordt in het Got. door het teeken b aangeduid en behoudt haren spirantischen aard als tusschenletter, d.i. in den Inlaut, na eenen klinker. In het Os. en Onfr. wordt zij veelal door de spirans v voorgesteld terwijl het eerstgenoemde ook ƀ heeft. De klank der Got. z, aan de oorspronkelijke onverschoven s beantwoordende, is die eener zachte dentale spirans. In de andere Oudgermaansche dialekten heeft zich vaak uit deze z eene r ontwikkeld. Opmerking verdient nog, dat de geregelde afwisseling van scherpe en zachte spiranten of hare plaatsvervangsters reeds in de oudste Germaansche dialekten niet ongeschonden bewaard bleef. Nu eens deed, zooals in Got. tiuha, tauh, taúhum, taúhans ‘trekken’, de regelmatig verschoven praesensvorm zijnen invloed op al de andere gelden, dan weer waren het, zooals in Got. binda, band, bundum, bundans ‘binden’, het meervoud van het praeteritum en het verleden deelwoord, die op de overige vormen werkten. En deze laatste vormen waren, daar het accent op de wortellettergreep ontbrak, van eene zachte spirans voorzien. Regelmatig werkend is Verner's wet echter nog waar te nemen in:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier evenals bij de klankverschuiving kunnen dubbelvormen voorkomen; zij wijzen natuurlijk op verschillend geäccentueerde grondvormen, waaraan zij ontleend werden. Voorbeelden: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In vormen als:
is de afwisseling van s en r (z) evenwel toe te schrijven aan verschillende suffixen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.De invloed van het Indo-Europeesche klemtoonstelsel op het Germaansch is ons uit de opgesomde voorbeelden duidelijk geworden. Tevens is daarin het bewijs geleverd, dat in het Germaansch na het intreden der eerste klankverschuiving (zie no VI) dezelfde wijze van accentuëeren gold als in het Indo-Europeesch. Spoedig echter, reeds in vóórhistorischen tijd, scheidde het zich af van de andere I-E. talen, als het Italisch, het Grieksch, het Slavisch, het Keltisch, die deels het vrije accent bewaard hadden of nog hebben, en ging zijns weegs. Voor de Germaansche betoning geldt als algemeene regel, dat de éérste lettergreep het accent krijgt: I-E. patér, met het accent op de laatste lettergreep, Got. fádar ‘vader’, met het accent op de éérste. Bij samengestelde werkwoorden en hunne afleidingen, krijgt niet, zooals bv. in het Latijn vaak voorkomt, het voorvoegsel het accent, maar de stamlettergreep, dus hebben Got. gabindan ‘vastbinden’ anabiudan ‘ontbieden’, andbundnan ‘verlost worden’, gadaban ‘betamen’, afdôjan ‘afmatten’ enz. den klemtoon op de lettergrepen: bind, biud, bund, dab, dô. Hieraan is de verzwakking toe te schrijven, waaraan de klinkers der partikelen in het Westgermaansch onderhevig zijn, eene verzwakking, die soms tot het geheel en al verdwijnen dier klinkers aanleiding gaf. Zoo bv.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden valt dit zelfde verschijnsel waar te nemen. Men vergelijke bv.:
De grondregel voor de betoning der Germaansche samengestelde zelfstandige naamwoorden is, dat het éérste lid den klemtoon krijgt. Zoo zijn in Hiltibrant, Hadubrant, chunincrîchi, enz. de lettergrepen: Hil, Ha, chu geäccentueerd. Hierin moet ook de verklaring gezocht worden van het feit, dat in de verschillende jongere en oudere Germaansche talen een zoo groote voorraad achtervoegsels, uit zelfstandige naamwoorden ontstaan, aanwezig is. Immers eene nauwkeurige vergelijking der Nl. achtervoegsels -schap, -heid, -rik, -aard, -dom, -lei, -hande enz. met hunne verwanten in het Indo-Europeesch en Oudgermaansch zal doen inzien, dat men hier met zelfstandige naamwoorden te doen heeft en wel met dezulke, die veel als tweede lid in samenstellingen gebruikt werden. Uit dezen oorspronkelijken staat van het Germaansche klemtoonstelsel nu, waarvan hier slechts de algemeene grondtrekken konden medegedeeld worden, ontwikkelde later iedere Germaansche taal hare bijzondere regels, waarvan de opsomming en uitlegging in de afzonderlijke spraakkunsten tehuis behoort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX.Er is een tijd geweest, dat het Germaansch de gemeenschappelijk-Indo-Europeesche woorduitgan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen, zooals het Sanskrit, het Grieksch, het Littauwsch e.a. deze gedeeltelijk ongeschonden of althans min gewijzigd vertoonen, in al hunne volheid bezat. Dat dit zelfs nog eenige eeuwen na Christus het geval was, bewijzen:
Vermoedelijk echter begon het Germaansch reeds in de IIIe eeuw onzer jaartelling op eene dien taaltak geheel eigene wijze de woorduitgangen, den Auslaut naar vaste regels of wetten, Gesetze, te behandelen. Althans het Gotisch der IVe eeuw heeft reeds vormen, die de werking dezer Auslautsgezetse in allen deele on lervonden hebben. Zij zijn van tweeërlei aard, naar gelang zij consonantische of vocalische uitgangen regelen. Beide gevallen zullen wij met enkele voorbeelden ophelderen. I-E. - m wordt Gorm. -n:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I-E. d en t vallen weg:
De korte klinkers ă, ĕ en ŏ vallen. op een enkel geval na, weg:
Ook de korte ĭ verdwijnt, wanneer zij in de derde lettergreep voorkomt:
(Wordt vervolgd.) Dr Theod. Stille. |
|